laatste wijziging: 03-12-2018

Ransijn deel 2 Weber

https://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=4561


Samenvatting

Een beperking van de wetenschap is volgens Weber dat deze het leven geen zin kan geven, en daarmee ook niet aan zichzelf als onderdeel van het leven. Daarom heeft de wetenschap aanvulling nodig van filosofie en religie en meer substantiële vormen van rationaliteit.

 

Max Weber over wetenschap, rationalisering en de zin van het leven

De beroemde lezing Wetenschap als beroep en roeping van Max Weber kwam al naar voren in mijn artikel over hem in nummer 67. In dit welsprekende document van een van de belangrijkste grondleggers van de sociale wetenschappen, staat onder meer het volgende:

“Wetenschappelijke vooruitgang is een onderdeel, het belangrijkste onderdeel van het proces van intellectualisering dat al duizenden jaren gaande is… Betekent dit dat we tegenwoordig een grotere kennis van levensvoorwaarden hebben dan een Amerikaanse indiaan of een Hottentot? Nauwelijks… De toenemende intellectualisering en rationalisering betekent geen toegenomen algemene kennis van de omstandigheden waarin wij leven. Het betekent iets anders, namelijk de kennis of het geloof dat wij deze kunnen leren als we dat willen. Dat er geen mysterieuze onberekenbare invloeden meer in het spel zijn, maar dat we veeleer alle dingen kunnen beheersen door berekening. Dit betekent dat de wereld ‘onttoverd’ is. We hoeven niet meer onze toevlucht te nemen tot magische middelen om geesten te beheersen of te bezweren… Technische middelen en berekeningen leveren nu die diensten. Dit is wat intellectualisering vooral betekent.”

“Heeft dit proces van ‘onttovering’ waartoe de wetenschap behoort, een meer dan louter praktische en technische betekenis?…Voor de beschaafde mens is het individuele leven in een oneindige vooruitgang geplaatst, die nooit een eind bereikt. Er is altijd een stap verder in de mars van de vooruitgang. Niemand die sterft staat op het hoogtepunt dat in de oneindigheid ligt. Abraham, of een andere boer in het verleden stierf ‘oud en van het leven verzadigd’ [Genesis 25:8]. Want hij stond in de organische cyclus van het leven. Aan de avond van zijn leven had zijn leven gegeven wat het leven had te bieden in termen van de zin ervan… Terwijl de beschaafde mens te midden van continue verrijking van de cultuur door ideeën, kennis en problemen, ‘moe van het leven’ kan worden, maar niet ‘van het leven verzadigd’. Hij pakt maar een miniem stukje van wat het leven en de geest hem steeds weer opnieuw brengen. En wat hij pakt is altijd voorlopig en niet definitief. Daarom is voor hem de dood ook een zinloos gebeuren. En omdat de dood zinloos is, is het geciviliseerde leven als zodanig zinloos. Juist door zijn ‘vooruitstrevendheid’ geeft het  geciviliseerde leven de dood het stempel van zinloosheid. In zijn laatste romans vindt men deze gedachte als kernpunt in de romankunst van Tolstoi.” Zie ook zijn verhaal De dood van Ivan Illich, samengevat mijn artikel in nr 34.

 

Wat is de waarde van de wetenschap?

Weber vraagt zich af of de ‘vooruitgang’ een betekenis heeft die verder gaat dan het technische en “wat de waarde is van wetenschap”. “Tolstoi heeft het meest eenvoudige antwoord gegeven: ‘Wetenschap is zinloos, want zij geeft geen antwoord op onze vraag, de enige vraag die voor ons van belang is: ‘wat moeten we doen en hoe moeten we leven?’ Dat de wetenschap geen antwoord geeft is onbetwistbaar… Tegenwoordig spreekt men over wetenschap als ‘vrij van vooronderstellingen’. Bestaat er zoiets?… Elk wetenschappelijk werk veronderstelt dat de regels van de logica en de methode geldig zijn. Dit zijn de algemene grondslagen van onze oriëntatie op de wereld… De wetenschap veronderstelt verder dat wat wetenschappelijk werk oplevert belangrijk is in de zin van ‘waard om te weten’… Deze vooronderstelling kan niet met wetenschappelijke middelen worden bewezen. Het kan alleen worden geïnterpreteerd met betrekking tot de uiteindelijke betekenis ervan, die we aanvaarden of weerleggen afhankelijk van onze uiteindelijke positie ten aanzien van het leven… Geen enkele wetenschap is vrij van deze vooronderstellingen en geen enkele wetenschap kan zijn fundamentele waarde bewijzen aan iemand die deze vooronderstellingen verwerpt.”

“De huidige wetenschap is een ‘beroep’ in speciale disciplines ten dienste van verheldering en kennis van onderlinge gerelateerde feiten. Zij kent niet de gave van zieners en profeten die heilige waarden en openbaringen verstrekken. De wetenschap neemt ook niet deel aan de contemplatie van wijzen en filosofen over de betekenis van het universum. Dit is de onvermijdelijke conditie van onze historische situatie… in een goddeloze en profetenloze tijd… Bij een werkelijk religieus ‘muzikaal’ mens, zou de integriteit van het religieuze orgaan… hiertegen moeten rebelleren, lijkt mij.” Weber beschouwde zichzelf niet als muzikaal in religieuze zin, maar uit wel zijn soms nostalgisch aandoende cultuurkritiek, zoals ook Couwenberg zijn kritische kanttekeningen plaatst.

“Na de vernietigende kritiek van Nietzsche op de ‘laatste mensen die geluk uitvonden’

laat ik het naïeve optimisme terzijde waarin de wetenschap – als een techniek om het leven te beheersen – wordt geroemd als weg naar geluk. Wie gelooft hier nog in? – behalve een paar grote kinderen op universiteitszetels of in redactieraden… nadat de eerdere illusies zijn ontmanteld van wetenschap als ‘de weg naar het ware zijn’, de weg ‘naar de ware natuur’, de ‘weg naar de ware God’ en de ‘weg naar het ware geluk’.” Dit schrijft Weber nadat hij deze wegen uitvoerigheeft besproken. Zie H Gerth en C Wright Mills, From Max Weber: Essays in Sociology, ‘’Science as a Vocation’ (p 138-140, 143, 152, 153).

In zijn godsdienstsociologische studies toont Weber de cultuurscheppende werking van religies. De wetenschap heeft als onderdeel van het rationaliseringsproces grote invloed gehad op onze cultuur, maar kan religie niet vervangen. Nietzsche schreef reeds, dat de wetenschap geen doelen en waarden aan ons leven kan geven, maar wel bewezen heeft dat zij ons deze kan ontnemen. (Fröhliche Wissenschaft I,7). Weber noemde dit onttovering, Entzauberung.

Omdat de ‘wetenschappelijke levensbeschouwing’ de religie niet kan vervangen, leidt dit tot een soort van leegte op het gebied van zingeving. Dat zien we bijv. ook wat betreft de zingeving van de dood en het postmortale bestaan. Voor zingevende voorstellingen van een zinvol leven na de dood is een schrale dood-is-dood visie gekomen, een aanname die niet kan bogen op meer bewijsgrond dan andere ideeën, die van de hand worden gewezen als onwetenschappelijk en ongeloofwaardig. Zo heeft de moderne mensheid mede dankzij de wetenschap een buitengewoon effectieve technologie gekregen, maar een betrekkelijk zinloos levensperspectief, zoals Weber en Nietzsche reeds te kennen gaven. Weber zag weinig heil meer in de gevestigde religies, maar meer perspectief in kleinschalige, meer intieme geïndividualiseerde spiritualiteit. Recente ontwikkelingen komen overeen met deze visie. Weber was een van de pioniers die westerse en oosterse religies bestudeerde in een vergelijkend perspectief. Het meeste heil leek hij te zien in ‘innerweltliche Askese’ naar het voorbeeld van de oudtestamentische profeten. Niet in de instrumentele rationaliteit van de moderne wetenschap en technologie. Als een van de eersten zag hij niet alleen de cultuurvormende maar ook de cultuurvernietigende werking daarvan, zie mijn artikel in nr 67 en deel 8 over Habermas, die voortbouwt op de visie van Weber.

 

Wetenschap en menselijke waarden

In onze situatie is een meer complete visie nodig, die zelfkennis deel omvat en wetenschap relateert aan fundamentele waarden, zoals bij Feyerabend, die wetenschap wil verbinden met menselijk geluk en volledige menselijke ontplooiing (in Lakatos en Musgrave, Criticism and the Growth of Knowledge, p. 210). Zo niet dan lijkt de wetenschap als het ware zinloos in het luchtledige te zweven in zijn eigen onvolledigheid. De onvoltooidheid van de wetenschap geeft haar een zekere dynamiek om de onvoltooide kennis uit te breiden, maar heeft ook zijn beperkingen. De fysicus Schrödinger merkte op (in Mind and Matter) dat enige aanvulling of bloedtransfusie vanuit andere kennistradities zinvol kan zijn om het leven en de wetenschap als onderdeel van het leven meer zin en betekenis te geven.

Het probleem is dat de wetenschap weinig zin heeft als het leven geen zin heeft. Het ligt buiten het domein van de wetenschap om een antwoord te geven op de vraag naar de zin van het leven en daarmee ook de zin van haar eigen activiteit als onderdeel van het leven. Zij kan geen antwoord geven op de vraag: waartoe dient de vooruitgang van de wetenschap en de eindeloze vergroting van kennis? Waarom is deze het weten waard? Waar leidt het toe? Als er geen hogere waarden zijn ontbreekt een diepere zin en het doel van onze bezigheden, zoals Nietzsche heeft uitgelegd in zijn nihilistische filosofie (zie J. Goudsblom, Nihilisme en cultuur). Ook onze economische bezigheden krijgen dan het karakter van een sport, schrijft Weber aan het eind van De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme, terwijl deze eerder waren gericht op geestelijke waarden:

“Materiële goederen hebben een toenemende en uiteindelijk onverbiddelijke macht over het leven van de mensen gekregen, zoals in geen eerdere periode in de geschiedenis. Tegenwoordig is de geest van het religieuze ascetisme ontsnapt uit de kooi. Wie weet of dat definitief is? Het overwinnende kapitalisme, dat op mechanische grondslagen berust [van instrumentele rationaliteit], heeft de ondersteuning daarvan niet langer nodig. De rose blos van de lachende erfgenaam van dit religieuze ascetisme, de Verlichting, lijkt eveneens onherroepelijk te vervagen. Het idee van plicht in ons beroep waart rond in ons leven als de geest van een dood religieus geloof… Losgemaakt van zijn religieuze en ethische zin, lijkt het nastreven van rijkdom te worden verbonden met puur wereldse passies, die het eigenlijk het karakter geven van een sport.”

“Niemand weet wie in de toekomst zal leven in deze kooi en of er aan het eind van deze indrukwekkende ontwikkeling geheel nieuwe profeten zullen opstaan. Of er een grote wedergeboorte zal zijn van oude ideeën en idealen. En zoniet, of er een gemechaniseerde verharding en afstomping zal plaatsvinden.., verfraaid met een soort obsessieve eigendunk. Van deze laatste fase van deze culturele ontwikkeling kan werkelijk gezegd worden: ‘Specialisten zonder spirit, sensualisten zonder hart. En deze onbenul verbeeldt zich een beschavingspeil bereikt te hebben dat niet eerder is gerealiseerd.”

“De moderne mens is in het algemeen met de beste wil niet in staat religieuze ideeën een betekenis te geven die zij verdienen. Maar het is natuurlijk niet mijn bedoeling om voor een eenzijdig materialistische verklaring en net zo eenzijdige spirituele causale verklaring voor de cultuur en de geschiedenis te geven.” Dit schrijft Weber aan het slot van De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme, waarin hij de wisselwerking van materiële en spirituele factoren onderzoekt als onderdeel van zijn Gesammelte Aufsätze zur Religionssoziologie.

 

Wetenschapsfilosofie deel 2B Max Weber: religie en wetenschap

Piet Ransijn

Religieuze ervaring versus leerstellingen

Met religie gaat het in deze context niet zozeer om een systeem van dogma’s, rituelen en leerstellingen, maar vooral oom religieuze ervaring van verbinding met een zingevende kosmische dimensie die zowel immanent als transcendent is in de zin dat deze ons verstand en ervaringsbereik voorbij gaat maar ook het leven omvat en bezielt. Religie zou afgeleid zijn van het Latijnse woord voor verbinden religare of van het woord relegere dat zoals als opletten(dheid) betekent en met gewetensvol leven en ‘de vreze Gods’ te maken heeft.

Socioloog Peter Berger geeft de volgende definitie: “Religie is de menselijke houding ten opzichten van een heilige orde, die al het zijn insluit – menselijk en anders. M.a.w het geloof in een kosmos, waarvan de betekenis de mens transcendeert en omvat… Het betreft de verbinding van de kosmische orde en de menselijke orde… Deze is ‘juist’ voor zover zij in overeenstemming is met de uiteindelijke ‘juiste’ orde van het universum.” (Berger, ‘Religious Institutions’ in N Smelser, Sociology, p 337-38, zie ook zijn boek Het hemels baldakijn / The Sacred Canopy, p 37).

Zijn kosmische visie sluit aan bij die van antroploog Mircea Eliade en ook bij die van godsdienstfilosoof Taede Smedes in De Volkskrant 24-10-2018, die religie ziet als “een persoonlijk besef van een dimensie die de individuele mens of de werkelijkheid als geheel omgeeft, doordringt en draagt.” Hij reageert op een onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau waaruit zou blijken dat in 2015 58% van de bevolking in Nederland atheïstisch of agnostisch is. Daaronder zijn echter ook religieuze atheïsten. Het taoïsme en het boeddhisme zijn ook atheïstische religies. Onlangs viel het tijdschrift van het Wereldnatuurfonds One with Nature in de bus. Het deed denken aan een soort natuurreligie. In de zorg voor de natuur en het milieu kunnen we een zowel een seculiere en een sacrale religieuze dimensie zien. “Het geloof in een persoonachtige, bovennatuurlijke entiteit, die af en toe ingrijpt in de werkelijkheid neemt af… Nederlanders zijn niet minder, maar anders religieus.”

Freelance dominee Pieter Loodsma voegt daar in de NRC aan toe: ‘Nederland barst van de religiositeit, alleen heeft dat allemaal andere namen gekregen. Meditatie, mindfullness, yoga… Er is een grote behoefte aan religieuze ervaringen… Het gaat om een gevoel van grote verwondering, van verbondenheid.” Kortom het accent van religie verschuift van de leer naar de ervaring en van het kerkelijke naar het persoonlijke. “De verticale transcendentie van het bovennatuurlijke wordt steeds meer ingewisseld door horizontale transendentie: een gevoel van diep verbondenheid met al wat is… zonder [daarvoor] in een kerk te hoeven zitten.”

“De groep niet-verbonden religieuzen stijgt sterk in Nederland. De religieuze mens van nu is volstrekt anders dan de kerkelijke mens van weleer. Religie draait om verbindingen leggen (de oorspronkelijke betekenis van religie is verbinden), waarden versterken en het besef cultiveren van het transcendente (iets dat ons eigen leven overstijgt),” schrijft theoloogJoost Röselaers in nr 70 over D66 en religie, die een verrijking kan zijn van het sociaal-liberalisme (en ook van andere visies) door een al te instrumenteel-rationele en pragmatische benadering aan te vullen, zoals Habermas in deel 8 uiteenzet.

Uit de religieuze ervaring van deze kosmische dimensie vloeit een visie voort, die in een leer is vorm gegeven door religiestichters en religieuze leiders. In de loop van de geschiedenis is bij velen de religieuze ervaring op de achtergrond geraakt en is de leer op de voorgrond gekomen in dogma’s en leerstellingen. Dit kan de eigen ervaring verdringen, mensen gevangen houden en onmondig maken in plaats van te bevrijden en te verbinden met de kosmische dimensie. Mede door de Verlichting hebben mensen zich daarvan in het Westen weer bevrijd. Religieuze ervaringen en inspiratie zijn echter gebleven als universeel menselijk gegeven.

Deze religieuze ervaring betreft de dimensie die vanouds God of het goddelijke wordt genoemd. In oosterse tradities onpersoonlijk Tao, Brahman, Atman, nirvana, hoewel in het oosten ook God en goden zijn. Eigenlijk zijn dit slechts namen en woorden voor wat in de Bijbel niet uitgesproken behoorde te worden. Het persoonlijke godsbegrip, als een alles regelende persoon lijkt eigenlijk een verbastering van de kosmische orde.

Van de God als een superpersoon heeft men  zich onder invloed van de wetenschap gedistantieerd. Dat is bijv. de strekking van een artikel getiteld ‘De sluipmoord op God’ in de NRC 21 10 2018 van wetenschapsjournalist Maarten Boudry.Deze titel geeft het beeld weer van een persoon. Want ‘het Al’ of ‘de kosmische of transcendente dimensie’ kun je moeilijk vermoorden.

Hij meent dat “God zoveel terrein heeft prijsgegeven aan de wetenschap, dat zijn bestaan volkomen overbodig is geworden”. Bij een dergelijk godsbegrip kun je dat inderdaad zo zien. Zijn daarmee religieuze ervaringen en daaruit voortvloeiende waarden ook overbodig geworden en laten zich deze zich adequaat verklaren door de wetenschap? “De mysteriën van vandaag zijn de wetenschappelijke doorbraak van morgen,” luidt het onderschrift, waarin het geloof doorklinkt dat de wetenschap de mysteries op zal lossen en allerlei mirakelverhalen eraan moeten geloven. Veeleer hebben wetenschappers die verder keken die mythen en verhalen anders geduid en niet als onzin ontmaskert, zoals ook Popper schrijft in deel 3. Zij hebben ook de zin laten zien van dergelijke verhalen, die de wetenschap aanvullen, zoals notoire wetenschappers en wetenschapsfilosofen bevestigen. Daarmee ontkrachten zij dergelijke reductionistische atheïstische visies. Religie omvat meer dan alleen geloof in (een persoonlijke) God en kan samengaan met atheïsme en agnosticisme, zoals in het boeddhisme. Talloze mystici en filosofen hebben het gehad over de onkenbaarheid van de onuitsprekelijke uiteindelijke realiteit, die ook in de Bijbel niet uitgesproken werd. Zie ook mijn artikel over Dionysius de Areopagiet en zijn agnostische, negatieve theologie, die door moderne dichters en theologen is herontdekt.

 

Religie, charisma en rationalisatie als bakermat van filosofie en wetenschap

Religie komt volgens Weber voort uit charisma, buitengewone krachten, die gegeven zijn of ontwikkeld kunnen worden door magiërs, mystici, priesters en profeten, maar ook door leken. ‘Genadegave’ is de letterlijke betekenis. De charismatische kracht(en) kunnen worden geabstraheerd van goden en geesten tot een goddelijke, kosmische orde of godheid. Weber ziet de ontwikkeling van het monotheïsme als het begin van het rationalisatieproces, waaruit later de wetenschap voortkomt.

In de religie ontwikkelt zich volgens Weber met name bij de bijbelse profeten, maar niet alleen daar, een “verenigde visie van de wereld, ontleend aan een bewuste geïntegreerde en zinvolle houding tot het leven… waarin zowel sociale als kosmische gebeurtenissen een coherente betekenis hebben. Het gedrag van de mensheid dient georiënteerd te zijn op deze betekenis wil het tot bevrijding leiden, want alleen met betrekking tot deze betekenis krijgt het leven een verenigd en betekenisvol patroon… Het betreft een poging alle manifestaties van het leven te systematiseren. Dat betekent het praktische leven in een bepaalde levensrichting te organiseren… Verder omvat dit de belangrijke religieuze conceptie van de wereld als een kosmos, die wordt benaderd om op een of andere wijze een zinvol geordend geheel van leven voort te brengen, waarnaar de manifestaties ervan worden geëvalueerd… De uiteindelijke vraag van de metafysica is altijd zoiets als deze geweest: als de wereld als geheel en het leven in het bijzonder een betekenis zou hebben, wat zou deze dan zijn, en hoe dient de wereld eruit te zien om ermee overeen te komen? Het religieuze vragen-complex is de bakermat waaruit de niet-religieuze filosofie ontstond“ (Max Weber, Sociology of Religion, p 59).

Weber beschrijft hier het begin van het rationalisatieproces. Daarna gaat hij in op de diverse wijzen waarop dit gestalte kreeg, onder meer in de (protestantse) ethiek en in de wetenschap op een meer beperkte wijze. Wetenschap werd losgekoppeld van de geestelijke bevrijding, die oorspronkelijk de bedoeling was en die tot in de tijd van de Verlichting en de Romantiek wetenschappers inspireerde. Weber voelde zich onder meer aangesproken door de bijbelse profeten en heeft de zingevende, cultuurscheppende, transformerende en conserverende werking van religie als geen ander weergegeven in zijn monumentale studies. Op grond daarvan is religie moeilijk af te doen als een achterhaald verschijnsel zonder relevantie voor onze cultuur en samenleving dat door de wetenschap is achterhaald en vervangen.

 

Charisma in de wetenschap

Buitengewone vermogens die Weber met charisma aanduidt, spelen ook een baanbrekende rol in de wetenschap in de vorm van uitzonderlijke creativiteit, intuïtie, out-of-the-box denken en genialiteit bij wetenschappers, die als grote geesten worden beschouwd, welke ook in de religie en filosofie een cruciale rol hebben gespeeld. De zgn. ‘normale wetenschap’ als het oplossen van puzzels in de zin van Thomas Kuhn, zie deel 4,  is echter vooral het werk van een soort van ‘wetenschappelijke werknemers’, ambtenaren in universitaire overheidsdienst, die hun bijdrage tot het grote geheel leveren als radertjes in de wetenschappelijke bureaucratie.

De doorbraken komen van grote geesten, die bestaande kaders doorbreken en nieuwe paradigma’s en theorieën vorm geven, zoals Kuhn beschrijft. Zij vormen de ‘charismatische leiders’ van de wetenschap. Deze term van Weber maakt duidelijk dat charisma ook buiten de religie doorwerkt. Charismatisch gedrag is een van zijn actietypen, naast traditioneel, waarde-rationeel ofwel substantieel rationeel en doelrationeel ofwel instrumenteel handelen. Charisma kan volgens Weber ook aan een persoon of een ambt worden toegedicht. Hij spreekt dan van ambts-charisma, zoals bij religieuze ambten. Dit kan ook voor andere leidende functies gelden, zoals het koningschap of presidentschap of voor grote voorbeelden in de wetenschap. Zij werden ‘helden van de geest’ genoemd in een jeugdboekenserie die ik ooit las.

We kunnen wetenschappelijke revoluties vergelijken met met wat Max Weber profetische doorbraken van de koek van traditionele gewoontepatronen noemt. Daarbij doorbreken charismatische personen ritualistische tradities, magische praktijken e.d. met een meer substantieel rationele totaalvisie, zie boven. Weber beschrijft het ontstaan, de ontwikkeling en de institutionalisering van religies uitvoerig. Volgens Feyerabend heeft de wetenschap zich tot een soort religie ontwikkeld, in elk geval tot dominante wereldbeschouwing (zie deel 6). De wetenschap is niet vrij van een ‘ene ware geloofsmentaliteit’ als we kijken naar het haast militante atheïsme van Richard Dawkins, dat door Couwenberg werd besproken in een eerder nummer.

Het rationalisatieproces vloeit volgens Weber voort uit profetische doorbraken. Zoals in voorgaande paragraaf beschreven, leidt de profetische conceptie tot een nieuw paradigma, een andere, meer rationele levensvisie dan de eerdere irrationele magische levensvisie met geesten en (half)goden. Deze rationalisering gaar gepaard met  ‘Entzauberung’, de ontovering van de wereld en het verdwijnen van goden en geesten met hun betoverende vermogens. In de wetenschap zien we eveneens dat dat baanbrekende wetenschappers met nieuwe paradigma’s komen, zij het op een meer beperkt wetenschappelijk gebied, die grote invloed hebben op de wereldbeschouwing.

Bij religieus charisma gaat het om buitengewone vermogens op het gebied van religieuze inzichten en persoonlijke uitstraling, kracht en creativiteit. Dit zou zijn te zien bij religieuze leiders, yogi’s en heiligen. Bij andere charismatische leiders uit deze uitstraling zich op andere wijze in overtuigingskracht, strategische en praktische visie in inspirerend vermogen e.d.

Bij wetenschappers komt het tot uiting in bijzonder inzicht, intuïtie, creativiteit, probleem oplossend vermogen: ze zien vrij snel hoe het zit en komen met vindingrijke oplossingen, terwijl anderen zich er het hoofd over breken. De term uitstraling doet denken aan het begrip veldwerking in de natuurkunde en is te verklaren door bewustzijn als een vibrerend veld op te vatten, zoals in de snaartheorieën en veldtheorieën in de fysica, zie mijn artikelen over bewustzijn en kwantumfysica in nr 26 en 27.

 

Voorbeelden van charismatische leiders in de wetenschap

Bij de grondleggers van de (moderne) natuurkunde zien we ook opmerkelijke persoonlijke kwaliteiten, visie, scheppend vermogen, overtuigingskracht enz. De leidende fysicus Max Planck haalde Einstein over om naar Berlijn te komen. Zijn eerste vrouw Milena en kinderen liet hij achter in Zwitserland, waar hij de relativiteitstheorie ongeveer in zijn eentje had geformuleerd. Hij werd hierbij gesteund door zijn vrouw, die ook onderlegd was in de fysica. Niels Bohr was de nestor van de kwantumfysici, die een groep briljante jonge fysici om zich heen had verzameld en Kopenhagen tot het centrum van de kwantumfysica maakte. Dit klinkt door in de ‘Kopenhagen interpretatie’ van de kwantumfysica. Heisenberg was één van hen. Hij beschrijft dit boeiend in Physics and Beyond. Zie ook Motz en Weaver, Geschiedenis van de natuurkunde (door mij vertaald in 1991).

Al deze fysici waren ook filosofen en religieus, behalve Paul Dirac, die wat dat betreft uit de toon viel bij hun discussies over existentiële kwesties. Albert Einstein leek een excentrieke eenling en typisch genie maar ontwikkelde zich tot leidend fysicus en een publieke figuur en opinieleider met dissidente visies. Hij had een kosmische religie. Zie zijn Ideas and Opinions enmijn artikel in nr 26. Bij de oude Grieken, in de Renaissance, aan het begin van de Duitse Romantiek en in onze Gouden Eeuw zien we ook een charismatische concentratie van genieën in Athene, rond Rome en Florence en rond Jena in Weimar in het voetspoor van Goethe en Schiller, zie mijn artikelen over Novalis.

Darwin, Marx en Freud worden door C I Dessaur genoemd als de meest invloedrijke wetenschappers in de moderne tijd. Zie haar boek De droom der rede: Het mensbeeld in de sociale wetenschappen. Hun leer werd door Popper aangeduid als metafysisch researchprogramma, omdat deze niet toetsbaar was en het karakter kreeg van een soort wereldbeschouwing of seculier religie, waaruit vruchtbare wetenschappelijke researchprogramma’s konden worden afgeleid. Popper beschrijft dit in zijn autobiografie Unended Quest uitvoerig bij het darwinisme. De evolutieleer werd een alternatief voor het scheppingsverhaal, hoewel het onvergelijkbare of ‘incommensurabele’ mythen en theorieën betreft, met een wetenschapsfilosofische term van Kuhn en Feyerabend.

De filosofe Catharina Dessaur vergelijkt de psychoanalyse van Freud en zijn volgelingen met een sektarische groep. Jung was een soort ketter toen hij het oneens was met Freud en zijn eigen richting ging, die soms op een soort religieus-wetenschappelijke mysterieschool leek. Het ‘wetenschappelijk socialisme’ van Marx, in onderscheid van het eerdere utopisch socialisme van Saint-Simon e.a., werd een substituut voor religie, een seculiere levensbeschouwing.

De kwantumfysica heeft ook een diepgaande invloed gehad op onze wereldvisie. Er zijn talloze boeken geschreven over verbanden en overeenstemmingen met oosterse filosofieën. Schrödinger was een van de eersten met Mind and Matter, zie mijn artikel in nr 26. Bovengenoemde NRC wetenschapsjournalist ziet wetenschap als een concurrent die religie zou verdringen en overbodig zou maken. Het gaat echter om moeilijk te vergelijken ‘incommensurabele’ kennisgebieden, benaderingswijzen en vormen van rationaliteit, die maar ten dele door elkaar te vervangen zijn. Het atheïsme en materialisme zijn evenzeer als andere religies een onbewijsbaar metafysisch geloof en geen wetenschappelijke theorie. Het bestaan van een religieuze of transcendente dimensie of scheppingsbron kan door de wetenschap niet worden weerlegd, maar slechts worden vervangen door een ander concept zoals de Oerknal, die beschouwt kan worden als een wetenschappelijke variant van het begin van de schepping uit het Niets, wat dat creatieve Niets ook moge zijn.

Wetenschap geeft geen kennis over het domein van waarden en dient daarom te worden aangevuld met substantiële waarden-rationaliteit. Deze kan ontleend worden aan de religie en filosofie als complementen van de wetenschap. Deze kennisgebieden zijn dus niet overbodig maar kunnen substantieel geheel vormen met de wetenschap.

 

De vier levenswaarden

In de Indiase traditie, die in deel 10 aan de orde komt, worden bijv. onder meer de volgende vier levenswaarden of doelen onderscheiden, die we ook bij Plato aantreffen (zie mijn artikel in nr 66) en een universeel karakter hebben: kama, liefde en zingenot, artha, rijkdom en welvaart, dharma, gerechtigheid, cultuur in brede zin als geheel van normen en waarden, moksha, geestelijke bevrijding, verlichting. Wereldlijke kennis dient de eerste drie doelen. Geestelijke kennis dient vooral het laatste doel en ook het voorlaatste. Het gaat uiteindelijk om een evenwichtig geïntegreerd geheel. Daar valt zowel in het oosten als in het westen een en ander aan te verbeteren. Onze cultuur lijkt niet erg geïntegreerd en gebalanceerd. Die van het oosten en andere volkeren evenmin. Het geïntegreerde leven is ver te zoeken, misschien in een mythisch verleden of bij de stichters van grote religies. Onze rationele wetenschappelijke cultuur is dat volgens Feyerabend en Habermas niet, zie deel 6, 7 en 8.

Naast wetenschappelijke kennis is zijn fundamentele levenswaarden van belang en substantiële waarde-rationaliteit. Bij Weber geldt een vrije keuze van waarden, die buiten het domein van de wetenschap liggen, maar binnen het domein van de religie, filosofie en kunst liggen en daarom een noodzakelijke aanvulling van de wetenschap bieden, zoals o.m. in mijn artikel in nr 25 toegelicht. Er zijn talloze antwoorden mogelijk naar gelang onze waarden, door Weber beeldend voorgesteld als goden die elkaar kunnen bestrijden. Welke we ook kiezen, het gaat om waarde-rationeel gedrag, bij Habermas communicatieve rationaliteit genoemd. De oplossing ligt in een aanvulling van de instrumentele technisch-rationele rationaliteit met een meer omvattende rationaliteit, affectiviteit en spiritualiteit, zoals Habermas en het voetspoor van Weber in deel 8 uiteenzet

 

De mensheid en de menselijke persoon

Uiteindelijk gaat het om menselijke waarden. De menselijke persoon en de mensheid zijn samenhangende fundamentele waarden, volgens Emile Durkheim de Franse evenknie van Max Weber in zijn artikel L’ intellectualisme et les individuels (zie nr 31)De mensheid berust op menselijke personen en de menselijke persoon belichaamt de mensheid. Durkheim ziet de samenleving niet als een stel strijdende partijen met elk hun eigen goden en waarden, maar als een gedifferentieerd geheel, waarin de consensus een punt van zorg en aandacht is. Consensus is ook belangrijk in de wetenschappelijke gemeenschap waarin vaak theorieën en paradigma’s in een dynamisch proces strijden om de instemming van de meerderheid, zoals we in deel 4 van deze serie zullen zien. Wetenschap heeft zijn eigen waarden, schrijft Popper, maar dient zich volgens Feyerabend en Habermas te verbinden met menselijke waarden, waarbij wetenschappelijke methoden als zodanig zoveel mogelijk dienen vrij gelaten dienen te worden van vertekenende invloeden.

Als de waardevrije wetenschap geen zin aan het leven geven, dient zij aangevuld te worden met andere vormen van weten en handelen. Dolen we anders niet doelloos rond in een zinloos universum? Kan de ‘survival of the fittest’ in de strijd om het bestaan ons een bestemming kan geven? Of schiet de wetenschap daarin tekort schiet als nieuwe religie en levensbeschouwing? In volgende delen volgt een wetenschapsfilosofische en sociologische bezinning op het verschijnsel wetenschap als voorbereiding tot grensverleggend onderzoek op het gebied levensvragen en perspectieven, zoals de vraag naar een postmortaal bestaan na dit leven en de mogelijkheid van reïncarnatie als toegevoegde zingeving aan dit leven.

Waarom is het nodig om steeds meer te weten, als dat geen vervulling en geen zin geeft aan het leven? Het bewustzijn van het Zelf zou voldoende  zijn om ons vervulling te geven, volgens de Oepanishaden, omdat gelukzaligheid, ananda, een eigenschap is van het Zelf. In het Evangelie staat: “Wat baat het je als je de hele wereld wint, maar schade leidt aan je ziel?” (Matthëus 16:24-26). Met andere woorden: wat baat het je als je de hele wereld kent, maar niet weet wat de zin is van je leven? Daarvoor is het nodig ons voorbij de grenzen van de wetenschap te begeven en deze te verkennen.

Aansluitend bij dit gedeelte schreef ik deel 8 over het communicatieve handelen van Habermas deel 10 over objectieve en subjectieve methoden van kennisverwerving, die de objectieve wetenschappelijke methoden kunnen complementeren. Subjectieve methoden hebben een ruimer kennisbereik dan alleen de objectieve werkelijkheid en waren in het oosten en vroeger ook in het westen meer gebruikelijk. Maar ze hebben ook hun beperkingen en worden gedomineerd door de objectieve methoden. Deze betreffen alleen de objectieve werkelijkheid en kunnen ons uiteindelijk achterlaten in een zinloze wereld zonder subjectieve zin, omdat het subject van het wetenschappelijke toneel lijkt verdwenen. Door subjectieve methoden is het mogelijk ons kenvermogen te verruimen en te verfijnen. Niet alleen met meer verfijnde objectieve onderzoeksmethoden, maar ook met subjectieve methoden van kennisverwerving zoals yoga- en meditatiemethoden, waardoor bijv. creativiteit en inventiviteit bevorderd kunnen worden. Maharishi Mahesh Yogi en anderen hebben hierover belangwekkende informatie gegeven die de modern wetenschap kan aanvullen en aan filosofische kennis een ervaringsbasis kan geven, die in deel 10 van deze serie wordt toegelicht na een wetenschapsfilosofisch overzicht.