laatste wijziging: 12-12-2018

Ransijn deel 4 Thomas Kuhn

https://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=4607


 

Wetenschapsfilosofie, deel 4: Thomas Kuhn. De structuur van wetenschappelijke revoluties

Civis Mundi Digitaal #72

door Piet Ransijn

Vroeger bepaalde de Kerk wat  acceptabel was, tegenwoordig is dat de wetenschappelijke gemeenschap, hoewel deze meer ruimte biedt voor ‘ketterse’ visies. “Wat betreft vragen over de bouw van het heelal laat men zich tegenwoordig net zo kritiekloos meenemen door het oordeel van wetenschappers als vroeger door het oordeel van bisschoppen en kardinalen” Feyerabend, Erkenntnis für Freie Menschen,  p 120.

Volgens Kuhn ontwikkelt de wetenschap zich sprongsgewijs met fasen van normale wetenschap en wetenschappelijke revoluties, waarin nieuwe paradigma’s of denkkaders en zienswijzen de oude vervangen, omdat zij onverklaarbare feiten beter kunnen verklaren dan eerdere paradigma’s. De wetenschappelijke gemeenschap bepaalt in het algemeen welk paradigma de voorkeur krijgt.

Anomalieën, afwijkingen van veronderstelde wetmatigheden, staan centraal in de paradigma-theorie van Thomas Kuhn. Zijn boek The Structure of Scientific Revolutions (1962, Ned. vert. 1972)brachteen revolutie teweeg in de wetenschapsfilosofie. Zijn theorie doet denken aan de dialectische theorieën van Hegel en Marx, waarbij ontwikkelingen sprongsgewijs verlopen door tegengestelde ideeën, die gedragen worden door elkaar bestrijdende groeperingen. Zijn theorie is meer sociologisch dan filosofisch, omdat hij wetenschap onderzoekt als sociaal proces van wetenschappelijke gemeenschappen met bepaalde normen, waarden en opvattingen.

Kuhn schrijft dat wetenschappers bij ‘normale wetenschap’ gewoonlijk niet zoeken naar gegevens die hun theorieën weerleggen, maar vooral naar gegevens die als puzzelstukjes passen in hun paradigma. Normale wetenschap kenmerkt hij als het oplossen van puzzels, dat is bepaald geen baanbrekend werk. Het komt neer op het verzamelen van feiten die passen in het denkkader. Gegevens die daar niet in passen worden vaak eerst ontkend of weggemoffeld, omdat ze bedreigend zijn voor de theorieën waarmee wetenschappers zich kunnen identificeren, zoals mensen zich met hun religie kunnen identificeren. Kuhn ziet wetenschap als een activiteit en een product van groepen. Een wetenschappelijke groep heeft bepaalde groepskenmerken, groepsnormen, toetredingsnormen, enz., die medebepalend zijn voor de wetenschapsbeoefening als groepsactiviteit.

 

Ontwikkelingsfasen in de wetenschap: de pre-paradigmatische periode

Volgens Kuhn zijn er verschillende fasen in de ontwikkeling van een wetenschap. De pre- paradigmatische fase met verschillende scholen met elk hun eigen uitgangspunten, die “elkaar bestoken vanuit hun eigen begripsmatige verschansingen en propaganda maken voor eigen fundamentele noties… Elke school heeft zijn eigen fundamentele begrippenkader… Elke school heeft ook zijn eigen ‘favoriete’ feiten en elke school heeft een aantal ‘onaangename’ feiten verstopt. Overigens veelal onbewust, zodat een beroep op de feiten ook geen beslissing kan brengen,” aldus Koningsveld, in Het verschijnsel wetenschap, p 157.

Een theorie die meer kan verklaren en onderzoeksproblemen oplost als puzzels, wint het op termijn van een theorie die filosofisch blijft steken in hypothetische speculatie. “Leden van andere scholen zullen zich bekeren en op nieuwkomers oefent het puzzel-oplossend vermogen grote aantrekkingskracht uit. De groep groeit en gaat het onderzoeksgebied overheersen. Degenen die zich in filosofische geschriften blijven verzetten sterven uit of krijgen een steeds meer perifere positie tot ze geheel uit de arena zijn weggezuiverd. Restjes van ‘oude’ scholen worden genegeerd en de ‘oude’ problemen worden in een apart hokje met de naam ‘filosofie’ gestopt” (p 158).

Normale wetenschap

Normale wetenschap bestaat uit onderzoek binnen de lijnen van een paradigma dat door een groep wordt gehuldigd of geloofd. Die groep “bestaat uit mensen die met een soortgelijke opleiding en daarin een bepaalde initiatie hebben ondergaan… Het groepsoordeel is vrijwel unaniem als het betrekking heeft op een binnen-paradigmatische kwestie” (p 159). Een paradigma is een soort van theoretisch kader met bepaalde kenmerken, zoals grondbegrippen, metafysische uitgangspunten en doorgehakte knopen, waarden zoals logische consistentie, exactheid enz. en exemplarische voorbeelden, die in leerboeken worden weergegeven en door leden van een wetenschappelijke gemeenschap worden aanvaard. “Zo leert de student de door een groep aanvaarde waarnemingswijze… Het paradigma definieert het veld van onderzoek en verbindt dat met een groep… De binnen een paradigma verdedigde theorie is onaantastbaar, want ze is uitgangspunt van het onderzoek” (p 160-163, Kuhn, p. 199 e.v.: ‘paradigma’s als groepsovertuigingen’).

“Voor het tot stand komen van normale wetenschap onder leiding van één door alle onderzoekers op het betreffende vakgebied aanvaard paradigma is het doorhakken van filosofische knopen nodig… Een zekere kritiekloosheid ten aanzien van de grondslagen lijkt een noodzakelijke voorwaarde voor het ontstaan van een volwassen wetenschap. Het blijkt dan dat vele puzzels opgelost kunnen worden zonder de grondslagendiscussie aan te gaan… De puzzel-oplos-activiteit van de normale wetenschap gaat een zelfstandig leven leiden met een eigen progressieve dynamiek” (p 158). De keuze van een paradigma gebeurt niet zozeer op rationele gronden, maar economische, sociale en psychologische factoren spelen een grote rol. Met name als er behoefte is aan de verkregen oplossingen en als deze goed in de markt liggen. In deel 5 volgt de kritische aanvulling van Lakatos op deze irrationele psychosociale kant van de wetenschapstheorie van Kuhn.

 

 

Revolutionaire wetenschap

Het puzzel-oplossend vermogen van een wetenschap stagneert als afwijkende gegevens of anomalieën niet adequaat meer kunnen worden verklaard. Sommige wetenschappers zoeken dan verklaringen vanuit alternatieve theorieën. Er ontstaan twee groepen: ‘normalen’ en  ‘revolutionairen’. De revolutionaire periode lijkt op de pre-paradigmatische periode. Het verschil is echter dat ook de ‘revolutionairen’ beschikken over probleem-oplossend vermogen en niet blijven steken in filosofische discussies. Als hun paradigma de overhand krijgt kan er weer een periode van normale wetenschap volgen. Het vraagt echter een ‘bekering’ en ‘Gestalt-switch’ van wetenschappers om tot een ander paradigma over te gaan. Vaak wil men er niet aan en blijft men vasthouden aan het gevestigde paradigma door anomalieën niet te erkennen als weerlegging of deze zo niet te willen zien. Dat zien we bijv. bij het al of niet aanvaarden van het bestaan van parapsychologische verschijnselen of andere gegevens die niet in het dominante kader passen.

Het revolutionaire paradigma krijgt de overhand als het puzzel-oplossend vermogen groter blijkt en meer kan verklaren dan het oude paradigma. Dit vraagt vaak een andere wijze van waarnemen die past bij de nieuwe theorie en het leggen van andere accenten door een Gestalt-switch of ‘bekering’. Daarna wordt men als het ware ‘gedoopt en ingewijd in het nieuwe geloof’.

 

Voorbeeld van een Gestalt-switch: als je anders  kijkt zie je een haas ipv een eend

 

Welk paradigma de overhand krijgt wordt bepaald door de meerderheid van de wetenschappelijke gemeenschap, aangevoerd door leidende geleerden. Het oude paradigma blijft bestaan, maar wordt steeds minder geloofd en steeds meer weerlegd naar mate de wetenschappelijke gemeenschap de anomalieën en alternatieve verklaringen en weerleggingen van de oude theorie accepteert. Vooral bij normale wetenschap is vaak sprake van een enigszins dogmatisch geloof; bij revolutionaire wetenschap van bekering tot een ander geloof.

De ruimte voor niet-rationele, sociale en psychologische aspecten onderscheidt de theorie van Kuhn met die van Popper, bij wie dit aspect minder nadrukkelijk aanwezig is. Daarnaast heeft Kuhn een ander begrip van verificatie en falsificatie. Popper en Lakatos maken geen scherp onderscheid tussen normale en revolutionaire wetenschap, alsof er maar twee soorten theorieën zouden zijn, terwijl er een veelvoud mogelijk is. Proliferatie van theorieën en theoretisch pluralisme heet dit bij Lakatos en Feyerabend, zie deel 5, 6 en 7.

‘Het gevaar van normale wetenschap’ – de reactie van Popper op de visie van Kuhn

Popper reageert op de visie van Kuhn in ‘Normal Science and Its Dangers’ in Lakatos en Musgrave, Criticism and the Growth of Knowledge. Hij denkt “dat het onderscheid tussen normale en revolutionaire wetenschap niet zo scherp is als Kuhn het maakt en dat hij op zijn best zich slechts vaag bewust was van dit onderscheid… Tussen Kuhn’s ‘normale wetenschapper’ en zijn ‘buitengewone wetenschapper’ moeten vele gradaties zijn.” Hij geeft toe dat “‘normale’ wetenschap in de zin van Kuhn bestaat. Het is de activiteit van de niet-revolutionaire.., niet al te kritische professional, de wetenschapper die het leidende dogma accepteert en dit niet uitdaagt; en die een revolutionaire theorie alleen accepteert als bijna iedereen deze accepteert… Het is een verschijnsel waar ik niet van hou (want het is eengevaar voor de wetenschap)… De ‘normale’ wetenschapper is opgeleid in een dogmatische geest: hij is het slachtoffer van indoctrinatie… Problemen of theorieën die niet ‘algemeen’ zijn geaccepteerd, zijn niet gewenst… Dat dit normaal wordt, zie ik als een gevaar voor de wetenschap en de beschaving.” (p 52-54).

Popper maakt aannemelijk dat perioden van normale wetenschap meestal niet worden gedomineerd door één leidende theorie of één paradigma, zoals bij de astronomie in de tijd van Copernicus. Hij geeft evenals  Lakatos de voorkeur aan de term researchprogramma. “De geschiedenis van de wetenschap laat een constante vruchtbare discussie zien tussen concurrerende dominante theorieën… Wetenschap is in essentie kritisch en bestaat uit stoutmoedige hypothesen (bold conjectures)… en kan daarom worden beschreven als revolutionair… Maar ik heb ook de behoefte benadrukt aan enige mate van dogmatisme… Kuhn gelooft niet dat de methode van de wetenschap, normaliter niet die van stoutmoedige hypothesen en kritiek is… Hij meent dat rationaliteit afhankelijk is van de acceptatie van een gemeenschappelijk kader… en dat rationele discussie alleen mogelijk is op basis overeenstemming omtrent de grondslagen.” Popper noemt dat relativisme, in de zin dat er verschillende kaders zijn, die niet kritisch bespreekbaar zijn.

“Hoewel we gevangen zijn in het kader van onze theorieën… kunne we er op ieder moment uit ontsnappen… in een beter en ruimer kader waaruit we ook weer kunnen ontsnappen.” Bij Kuhn is het verschil van paradigma en denkkader, waarvan Popper zich maar vaag bewust zegt te zijn (zie boven), de het principiële verschil tussen normale en revolutionaire wetenschap, schijft hij in zijn reactie (p 242).

Popper gelooft in ‘objectieve’ waarheid en dat een kritische discussie en vergelijking van diverse kaders altijd mogelijk is, hoewel deze discussie vanuit verschillende denkkaders moeilijk kan zijn: dat een cultuurconflict een intellectuele revolutie stimuleert, Kritische discussie geeft een permanente revolutie.

“Ik geef toe dat een intellectuele revolutie er vaak uitziet als een religieuze bekering. Een nieuw inzicht pakt ons als een bliksemflits. Maar dat betekent niet dat we onze eerdere visies niet kritisch en rationeel kunnen evalueren in het licht van de nieuwe visies… In de wetenschap, anders dan in de theologie, is een kritische vergelijking van concurrerende theorieën altijd mogelijk” (p 57). Popper meent dat deze vergelijking een logische rationele discussie betreft op grond van rationele argumenten, geen psychologische of sociologische overwegingen, niet op grond van waarden en normen van de wetenschappelijke gemeenschap.

Het ziet er naar uit dat beide visies van invloed zijn en dat wetenschappers niet alleen door rationele overwegingen, maar ook door andere motieven, normen en waarden worden beïnvloed. Kuhn ziet wetenschap niet zozeer als individuele onderneming maar meer als een groepsproces met een sociaal-culturele achtergrond. De wetenschappelijke groep of gemeenschap is de eenheid in termen waarvan hij het de wetenschap als sociaal gedrag verklaart, schrijft hij in zijn “Reflections on my Critics’ (Lakatos e.a., p. 240, 253). Deze sociologische visie, waarin ook wetenschappers worden beïnvloed door groepsprocessen en sociaal-culturele factoren, sluit rationele discussie en ‘communicatieve rationaliteit’ in de zin van Habermas niet uit, zie deel 8.

Tendens tot dogmatisme en groepsconformisme

Uit het werk van Kuhn blijkt dat er met name in de fase van normale wetenschap een tendens tot dogmatisme zou zijn, waar wetenschap niet vrij van is, zoals uit de reactie van Popper blijkt. Een aan dogmatisme grenzend geloof in de wetenschap toont volgens Feyerabend enige overeenstemming met religie als een nieuwe aspirant voor een algemeen geldende waarheid. Het verschil is echter dat er volgens Popper meer ruimte lijkt te zijn voor kritiek en weerlegging. Uiteindelijk telt kritisch onderzoek, niet geloof, hoewel geloof ook bij wetenschap de kop op kan steken. Theorieën worden vaak als een soort geloof beleden. Andere theorieën worden bestreden met ongeloof. Einstein deed er ook aan mee. Hij bestreed de kwantumtheorie, die geen zekerheid bood, maar hooguit aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid. ‘God dobbelt niet,’ was zijn religieus aandoende bezwaar. Het geeft aan hoezeer wetenschap soms verwant kan zijn met religie.

Wetenschappers doen ook aan vriendjespolitiek en vormen een gemeenschap met geestverwanten en opponenten. Companen worden op invloedrijk posities geplaatst als er een baantje vrij komt. ‘Ketterse’ wetenschappers, die een andere visie hebben, worden vaak geweerd. Couwenberg kan erover meepraten. Hij mocht indertijd niet promoveren in Nijmegen, omdat zijn visie buiten de contouren ging van de RK visie, die daar werd beleden en onderzoek daarin diende te passen. Zie zijn ‘persoonlijk intermezzo’ in   Couwenberg, Wereldgebeuren sinds de jaren ‘60, Civis Mundi jaarboek 2012, p 23 en A J F Köbben, ‘Hiërarchische verhoudingen binnen het universitaire bestel en hun gevolgen voor de vrijheid van wetenschap’, in: Homo prudens: Religie, cultuur en wetenschap in de moderne samenleving.

Vroeger had de religie grote invloed. Nu niet meer, lijkt het. Het geloof is  veranderd. Nu domineert een materialistische paradigma. Religie lijkt achterhaald. Hoewel Einstein en de kwantumfysica de betrekkelijkheid hebben laten zien van de materie die overgaat in energie en soms oplost in een soort vacuüm, waar deeltjes in lijken te kunnen verschijnen en verdwijnen. Maar wat is dat vacuüm eigenlijk? Is het materie? Wat is materie? Verdwijnt materie uiteindelijk in een vacuüm? Of is er geen vacuüm en lijkt er alleen maar zoiets te zijn als een postulaat, een bedenksel van de geest, die overblijft als laatste zekerheid, maar door de materialistische neurofysiologie als een illusoir epi-fenomeen van de hersenwerking wordt beschouwd? We weten nog niet hoe het precies zit. We hebben verschillende theorieën hoe het zou kunnen zijn, waarvan sommige meer getoetst zijn dan andere.

Kuhn’s revolutionaire werk uit 1962 werd populair in de jaren ‘60. Op de universiteit van Berkeley in California, waar Kuhn en Feyerabend hebben gedoceerd waren toen veel progressieve studenten. Het werk van Kuhn en Feyerabend paste in de culturele omwenteling van die tijd. Wetenschap is een onderdeel van de cultuur en toont ook kenmerken van de cultuur waarin zij is ingebed, zoals kennissociologie en de cultuursociologie onderzoekt. Zie bijv. P A Sorokin, Social and Cultural Dynamics, A Study of Change in Major Systems of Art, Knowledge, Ethics, Law and Social Relationships. Sorokin laat zien dat de Griekse en Middeleeuwse wetenschap anders was dan de moderne wetenschap, over het algemeen meer idealistisch dan materialistisch en meer verbonden met religie en filosofie. Religie heeft niet alleen een beknottende maar ook een stimulerende invloed op de ontwikkeling van de wetenschap gehad. Beide komen voort uit hetzelfde proces van modernisering emn rationalisering, maar in onze tijd worden andere vormen van kennis weggeconcurreerd werd door de monopolistische