laatste wijziging: 03-10-2023

Carl Schmitt

Bespreking van Carl Schmitt, Het begrip politiek. Met Inleiding en nabeschouwing door Theo de Wit. Uitgeverij Boom, 1932/2019.

 

Carl Schmitt (1888-1985) was een Duitse rechtsgeleerde en politiek filosoof. In hedendaagse intellectuele kringen is hij omstreden: men is gefascineerd door zijn vernieuwende ideeën, maar ook geschokt door het feit dat hij vanaf 1933 sympathiseerde met het Hitlerregime.

 

Deze uitgave

Deze uitgave is voorzien van een uitgebreid voorwoord van Theo de Wit, een voorwoord van Carl Schmitt, en een voorwoord door Schmitt bij de Italiaanse uitgave in 1971. Bovendien bevat het boek een drietal colleraria. Schmitt’s artikel Het begrip politiek stamt uit 1932. Het gaat over de verhouding tussen de begrippen staat en politiek aan de ene kant en oorlog en vijand aan de andere kant.

Staat en politiek

Een ‘staat’ is “volgens het huidige spraakgebruik de politieke toestand van een binnen territoriale grenzen georganiseerd volk. Daarmee is slechts een eerste omschrijving van de staat gegeven, geen begripsbepaling.[…] Alle kenmerken van dit idee – staat en volk – krijgen hun betekenis door het bijkomende kenmerk van het politieke en worden onbegrijpelijk wanneer het wezen van het politieke verkeerd wordt begrepen.” (p31) Zonder bijkomende bepaling wordt alles – in de ‘totale staat’ – politiek. Onderscheid tussen ‘de politiek’ en ‘het politieke’ is noodzakelijk.

Het begrip politiek

Schmitt maakt onderscheid tussen ‘de politiek’ en ‘het politieke’. ’Het politieke’ gaat daarbij over de fundamentele dynamiek en de begrippen die ten grondslag liggen aan politieke besluitvorming en machtsuitoefening. ’De politiek’ verwijst naar de politieke instituties en processen, zoals overheidsstructuren, wetgeving en bestuur.

Schmitt betoogt dat ’het politieke’ draait om het onderscheid tussen vriend en vijand, waarbij politieke actoren worden gedefinieerd door hun vermogen om anderen te identificeren die als bedreiging worden beschouwd.

 

“Het vriend/vijand-denken heeft met de komst van Trump een nieuwe dimensie gekregen. Om de haverklap beschuldigt hij (binnenlandse) tegenstanders ervan ‘vijand’, ‘verrader’ of ‘spion’ te zijn. Ook in Europa en Nederland worden politieke tegenstanders soms als vijand van het volk neergezet” (platformoverheid.nl)

“Nemen we aan dat op het gebied van het morele de fundamentele onderscheidingen goed en kwaad zijn, op ethisch gebied goed en lelijk, op economisch gebied nuttig en schadelijk of bijvoorbeeld rendabel en niet-rendabel. […] De specifieke politieke onderscheiding waartoe politieke handelingen en motieven herleid kunnen worden, is de onderscheiding van vriend en vijand [van de staat]. De onderscheiding van vriend en vijand is bedoeld om de uiterste graad van intensiteit van een verbinding of scheiding, van een associatie of dissociatie aan te geven” (p37)

Het onderscheid tussen ‘het politieke’ en ‘de politiek’ is van belang omdat ‘het politieke’ als abstract begrip, in een oorlogssituatie, de bijzondere concrete betekenis van het ‘doden’ (uitschakelen) van andere mensen heeft.

Vriend-vijandmodel

Vrienden’ zijn in het begrippenkader van Schmitt diegenen die de gemeenschappelijke staatsbelangen delen en ’vijanden’ zijn degenen die deze belangen bedreigen. De aard van mensen zit modelmatig zo in elkaar dat voor een goede orde er uiteindelijk maar één overblijft: de vriend (jij of de (staats)eenheid waartoe jij behoort); omdat er dan pas op het politieke gebied niets meer te onderscheiden valt. Het begrip ‘vriend’ heeft geen zin zonder de tegenstelling ‘vijand’; een staat bestaat niet zonder met de mogelijkheid rekening te houden dat er een vijand komt.

Schmitt benadrukte dat het onderscheid tussen vriend en vijand cruciaal is voor het begrijpen van politieke dynamiek en conflicten. Hij beschouwde dit onderscheid als de kern van soevereiniteit en legde de nadruk op de rol van politieke besluitvorming bij het bepalen van wie als vriend of vijand wordt beschouwd. Uiteindelijk “blijven, ook binnen de staat, tegenstellingen en antagonismen constitutief voor het begrip van ‘het politieke’.” (p41) De grondwet is allesbepalend voor de eenheid.

Het politieke

“De begrippen vriend en vijand dient men in hun concrete existentiële betekenis te nemen, en niet als metaforen of symbolen, niet vermengt met en afgezwakt door economische, morele en andere voorstellingen, en al helemaal niet in persoonlijke en psychologische zin als uitdrukking van private gevoelens en neigingen. […] Maar dat de volken zich op grond van de tegenstelling vriend en vijand groeperen, dat deze tegenstelling ook vandaag nog werkelijk bestaat en voor elk politiek volk als een mogelijkheid gegeven is, kan men redelijkerwijs niet ontkennen.” (p39) De politieke tegenstelling vriend-vijand is het extreemst als collectiviteiten (volken) daadwerkelijk in een met oorlogsgeweld gepaard gaande strijd tegenover elkaar komen te staan. “Vijand is alleen de publieke vijand.” (p40) Schmitt gebruikt het begrip ‘vijand’ uitsluitend als tegenstelling van de staat waartoe men behoort (het eigen volk). Een staat is een landelijke soevereine politieke eenheid van mensen tussen de niet-eigen staten.

“Iedere religieuze, morele, etnische of andere tegenstelling verandert in een politieke wanneer ze sterk genoeg is om mensen effectief als vriend of vijand te groeperen.” (47)

‘Het politieke’ is het extreemst aan de orde tijdens een toestand van oorlog. In een oorlog komt het vriend-vijandmodel in zijn uiterste vorm tot uiting: een oorlog is gericht op het uitvlakken van ‘de ander’, op het vernietigen van de andere staten en is uiteindelijk gericht op een wereldwijde toestand van vrede waarin het onderscheid tussen staten niet bestaat en er geen vijanden meer zouden zijn.

Minder extreme vormen van het vriend-vijandmodel spelen tijdens een discussie, een debat en het beconcurreren van elkaar (mensen-onderling en groeperingen – bijvoorbeeld bedrijven – onderling). Volgens Schmitt horen deze vormen niet tot ‘het politieke’, want dat kenmerkt zich door het mogelijke bestaan van (gewelddadige) oorlogen.

Soevereiniteit

Een staat is bedoeld om een orde te bewaren en veiligheid te bieden. Zonder ‘het politieke’ is er geen ‘staat’. Een ‘staat’ is de hoogste macht, de hoogste autoriteit, de ‘soeverein’, in een land. Er is pas sprake van een staat als ze ook de bevoegdheid krijgt tot ‘oorlog voeren’.

Oorlog en ‘het politieke’

“Oorlog is enkel de uiterste realisering van de vijandschap. Hij moet wel als een reële mogelijkheid voorhanden blijven, zolang het begrip vijand zin heeft. Er is dus geen sprake van dat elke politieke handeling een militaire gevechtshandeling zou zijn. […] De hier gegeven definitie van het politieke is noch oorlogszuchtig of militaristisch, noch imperialistisch, noch pacifistisch. Ze is ook geen poging om de gewonnen oorlog of de geslaagde revolutie als ‘sociale idealen’ voor te stellen, want oorlog en revolutie zijn noch iets ‘sociaals’, noch iets ‘ideaals’. De militaire strijd is op zichzelf beschouwd niet de ‘voortzetting van de strijd met andere middelen’.” (p43) “Het verschijnsel politiek valt enkel te begrijpen in het licht van de reële mogelijkheid van de vriend-vijandgroepering, ongeacht wat daar voor de religieuze, morele, esthetische of economische waardering van het politieke uit volgt.” (p45)

Oorlog

Er is pas sprake van een ‘staat’, als de wil om de oorlog te verhinderen zo sterk is dat de oorlog zelf niet meer geschuwd wordt. Dan is die wil een politiek motief geworden, en zelfs de zin van de oorlog beaamt, “zij het slechts als uiterste eventualiteit.” (p46)

Van een ‘oorlog’ is slechts sprake bij een conflict tussen staten (politieke eenheden) en is afhankelijk van de vraag of er geweldsmiddelen gebruikt worden om een conflict te bestrijden of op te heffen.

“De oorlog als uiterste politieke middel openbaart de aan elke politieke gedachte ten grondslag liggende mogelijkheid van de onderscheiding tussen vriend en vijand, en is daarom slechts zinvol zolang deze onderscheiding in de mensheid zich daadwerkelijk aandient, of reëel mogelijk is. Daarentegen zou een uit ‘puur’ religieuze,’puur’ morele, ’puur’ juridische of ‘puur’ economische motieven gevoerde oorlog onzinnig zijn.” (p45) Of er sprake is van een ‘oorlog’, is ter beoordeling van de staat (de overheid).

“Dergelijke oorlogen zijn uiteraard bijzonder intensieve en onmenselijke oorlogen, omdat ze boven het politieke uitgaand de vijand tegelijk in morele en andere opzichten degraderen en tot de onmenselijke gruwel moeten maken die niet slechts moet worden afgeweerd, maar die definitief moet worden vernietigd, die met andere woorden niet meer slechts een binnen zijn grenzen terug te wijzen vijand is.” (p46, cursivering van Schmitt.)

“Een politiek existerend volk kan dus geen afstand doen van het recht om waar nodig vriend en vijand door een eigen beslissing en op eigen risico te onderscheiden.” (p60). Er blijven altijd restricties bestaan, bijvoorbeeld de voorwaarde om ‘zelf niet aangevallen te worden’.

Liberalisme

Schmitt zet zich af tegen het liberalisme. Er vindt depolitisering plaats als gevolg van deze opvatting door het tegengesteld zijn aan elkaar van ethiek en economie. “Door toedoen van het liberalisme van de afgelopen eeuw zijn alle politieke ideeën op een typerende en systematische manier omgevormd en aangepast.” (p80) Coalities met andere stromingen hebben zich kunnen vormen door de negatie van het politieke. “Er is sprake geweest van een verbinding met de geheel onliberale, want wezenlijk politieke en zelfs tot de totale staat [wereldwijde eenheid] leidende krachten van de democratie. […] Want de negatie van het politieke die in elk consequent individualisme besloten ligt, leidt weliswaar tot een politieke praktijk van het wantrouwen jegens alle denkbare machten en staatsvormen, maar nooit tot een eigen positieve theorie van staat en politiek. Er bestaat daarom wel een liberale politiek als polemische oppositie tegen door staat of kerk opgelegde beperkingen van de individuele vrijheid, en dus een handelspolitiek, een kerk- of schoolpolitiek, maar geen liberale politiek tout court.” (p81) De staat “ontleent zijn werkelijkheid en kracht aan het vigerende kerngebied, evenals de maatgevende strijdthema’s van de vriend-vijandgroepering eveneens bepaald worden vanuit het maatgevende domein.” (p101)

Als gevolg van het liberalisme wordt in een rechtsstaat eigendom beperkt tot privé-eigendom. “Staat wordt maatschappij. Aan de ene, de ethisch geestelijke kant, leidt dat tot een ideologisch-humanitair idee van ‘de mensheid’, en aan de andere kant tot een economisch-technische eenheid van een geïntegreerd productie- en verkeerssysteem.” (p83)

Schmitt geeft uitgebreid aandacht aan de voorgeschiedenis van het liberalisme. Hij interpreteert ‘de mensheid’ vooral in biologische termen.

Staat

“Een staat als maatgevende politieke eenheid heeft een ontzaglijke bevoegdheid in zich geconcentreerd: de mogelijkheid om oorlog te voeren en daarmee openlijk over het leven van mensen te beschikken. […] Het betekent de tweeledige mogelijkheid om van de leden van het eigen volk enerzijds de bereidheid te verlangen om te sterven, en anderzijds de bereidheid om mensen aan de zijde van de vijand te doden.” (p55)

Een staat past alleen in een ’pluralistische’ politieke gedachtegang. “Een pluralistische theorie is ofwel de staatstheorie van een door een federatie van sociale verbanden tot eenheid gekomen staat, ofwel een theorie van de ontbinding of weerlegging van de staat.” (p52)

“De functie van een normale staat bestaat echter primair in het tot stand brengen van een totale pacificatie binnen de staat en zijn grondgebied en daardoor de normale toestand te scheppen, die de voorwaarde is dat rechtsnormen überhaupt van kracht zijn, aangezien elke norm een normale situatie veronderstelt en een norm nooit enige geldigheid kan hebben in een toestand die volledig wars van elke normering is. (p55)

Van een staat is slechts sprake als zich de mogelijkheid voordoet “om krachtens eigen beslissing de vijand aan te wijzen en hem te bestrijden.” (p54) Een grondwet bepaalt een politieke eenheid tot een ‘existentiële eenheid’. Als zo’n politieke eenheid in staat van oorlog is geraakt met een ander land, is er een ‘noodsituatie’.

Noodtoestand

Ernstfall (noodgeval) is de noodtoestand waarin het diplomatieke verkeer het laat afweten en twee partijen onwrikbaar tegenover elkaar staan. Er bestaat een noodtoestand als een land niet in staat is om via de normale wetgeving de orde te bewaren en de landelijke eenheid te beschermen tegen een existentiële bedreiging door een andere staat of een interne groepering. Het is dan volgens Schmitt gerechtvaardigd de staat met alle middelen te verdedigen en te handhaven.

Burgeroorlog

“De noodzaak van interne pacificatie betekent in kritieke situaties dat de staat als politieke eenheid, zolang hij bestaat, vanuit zichzelf ook bepaalt wie de ‘binnenlandse vijand’ is.” (p55)

“Verklaart een deel van een volk geen vijand meer te kennen, dan plaatst het zich in een gegeven situatie aan de zijde van de vijanden en helpt het deze, maar daarmee is de onderscheiding van vriend en vijand niet opgeheven.” (p61) Het is dan feitelijk zo dat een deel van de burgers van een land onderling in een gewapend conflict zijn over een grondgebied. Dit is dan een ‘burgeroorlog’. In feite is er dan geen ‘staat’ meer, omdat er twee delen van de oorspronkelijke staat zijn, die als vriend en vijand tegenover elkaar staan en dus geen eenheid vormen.

Opheffing van de tegenstelling vriend-vijand is volgens Schmitt niet mogelijk.

Corollaria

Schmitt heeft aan de tekst uit 1932 een drietal corollaria (reeks principes of consequenties die van nature volgen uit een bepaalde theorie of stelling), toegevoegd.

Conclusie

Schmitt is een staatsgeleerde en worstelt met het ‘het gewone taalgebruik’, met het onderscheid van ‘de politiek’ en ‘het politieke’ en met het metaforisch gebruik van de taal door het gebruik van het woord ‘vijand’, dat hij wil reserveren tot de relatie tussen staten. Veel vriend-vijandproblemen bevinden zich in andere domeinen die aan ‘de politiek’ gerelateerd zijn: ze blijven buiten schot. Schmitt sluit een synthese op inter-staatsniveau uit. Dit zou kunnen door bijvoorbeeld het sluiten van compromissen en vredesonderhandelingen. Er zijn altijd ‘vijanden’, ook in andere domeinen: omdat er altijd belangentegenstellingen zullen bestaan; omdat een groepering zich alleen kan onderscheiden door anders te zijn dan anderen (antagonistisch, dialectisch); omdat mensen als sociale wezens (darwinisme) de fundamentele behoefte hebben om zich te clusteren (groeperen, subgroepvorming). De mogelijkheid bestaat om op grond van Schmitts woorden te concluderen: “Een wereldorde is okay, als het maar de onze is”. Er wordt dan voorbij gegaan aan het kenmerk van mensen om zelfstandig beslissingen te kunnen nemen en verantwoordelijkheid te dragen voor anderen (het klassieke liberalisme in tegenstelling tot het neoliberalisme).

Op staatsniveau heeft Schmitt gelijk: staten zijn niet zeker van de goede intenties van andere staten, maar dit hoeft niet uit te lopen op vijandschap. Dit kan ook uitlopen in samenwerken en coalitievorming. Het onderscheid tussen vriend en vijand bestond al voordat er staatsvorming plaatsvond. Mensen hebben meer mogelijkheden dan die welke door het darwinisme worden aangegeven. Het is niet per se eten of gegeten worden.

Een wereld zonder vijanden is volgens Schmitt een apolitieke wereld; ‘het politieke’ is niet aan de orde als er geen bedreiging is. Uiteindelijk gaat het om zelfhandhaving (eigenheid). Een ‘staat’ kan alleen bestaan bij de gratie van vijanden; een ‘staat’ heeft vijanden nodig, zegt Schmitt, om te kunnen bestaan. Hij ziet niet in dat wat  zich op het niveau van de relaties tussen individuen afspeelt, iets anders is (andere regels, wetten volgt) dan wat zich in de verhouding tussen groeperingen-als-eenheden (bijvoorbeeld staten) afspeelt, en dat een staat bestaat op grond van individuele beslissingen.

Het boek van Schmitt wijst ons erop dat we politiek gezien niet in een pacifistische monolithische wereld leven en dat zelfs een monolithische (democratische) wereld in zekere zin een utopie is, maar niet principieel onmogelijk.

De Nederlandse uitgave is niet overal even duidelijk, omdat niet altijd duidelijk is om welk lidwoord het gaat: ‘de’ politiek of ‘het’ politieke. Daardoor is niet in eerste instantie steeds duidelijk of het metaforisch of concreet bedoeld is. Dit geldt ook voor de begrippen vriend, vijand en soevereiniteit. Zo schrijft Schmitt (in de vertaling) wel van ‘kerk- en schoolpolitiek’, terwijl hij ‘het politieke’ reserveert voor staatsaangelegenheden.

Het model op een bepaalde manier opgevat, heeft desastreuze en on-menswaardige gevolgen gehad… Wie realistisch naar de werkelijkheid kijkt moet echter toegeven dat veel processen volgens het beschreven vriend-vijandmodel verlopen, en bijvoorbeeld de opkomst van de ‘il-liberale’ democratie en het populisme te begrijpen valt op grond van de door hem beschreven modellen.

Het vriend-vijandmodel van Carl Schmitt is controversieel en heeft veel discussie uitgelokt, vooral vanwege de mogelijke implicaties voor ‘democratische’ samenlevingen en internationale betrekkingen. Sommigen zien het als een nuttig hulpmiddel om politieke conflicten te begrijpen, terwijl anderen zich zorgen maken over de nadruk op de polarisatie en de buitensluiting, die het kan aanmoedigen.

Het nastreven van een wereldwijde orde is volgens Schmitt geen goede zaak: omdat dan ‘staten’ (meervoud) niet bestaan (orde heerst alleen in een staat-als-eenheid); als een groepering overgaat tot gewelddadigheid tegen een andere groepering, dan is er niet meer sprake van één ordelijk geheel. Schmitt vindt een wereld zonder gewelddadige vijandschap tussen groeperingen een utopie en een onbetrouwbare doelstelling.