11

Sessie 11 – 23 maart 2020 via een livestream


165 – Hoofdstuk 11 De mens een kunstenaar Schiller


Inhoud

165 De mens een kunstenaar

166 ### Ode an die Freude

167 Esthetische opvoeding

### Noot: oneindige rationaliteit versus het eindige leven

### Spel

### Noot: Kant over kunst

### Verbeelding en schijn

171 Creatieve mensen en mansarden

### Noot: modernisme

### Volksverheffing en avant-garde

 

.

165 De mens een kunstenaar

In de 19e eeuw gold de rede nog als het hoogste menselijke vermogen. Bij Kant was vrijheid gebaseerd op de rede: alleen door de rede kon de mens zich ontworstelen aan de wetten van de causaliteit. Naast de rede onderscheidde Kant nog wel de verbeelding, als autonoom vermogen, nodig om te oordelen.

Vanaf het einde van de 18e eeuw ontstaat een spoor van denken die in de Romantiek ten volle uitbarst: waarin de afhankelijkheid en eindigheid van de mens, gepaard aan het besef hiervan en de mogelijkheid om zich hier toe te verhouden, centraal komt te staan. Ja, de mens wordt bepaald door causaliteit en de rede is een instrument om de wereld te begrijpen, maar het wordt nu vooral van belang om hieruit een unieke, nieuwe mens te creëren. Criteria en normen voor deze nieuwe mens zijn nieuwheid, authenticiteit, autonomie.

 

  • 165 Berlin
  • 165 rede gaandeweg vervangen door De Romantiek

 

.

166 ### Ode an die Freude

 

  • Beethoven

.

167 Esthetische opvoeding

  • Over het sublieme
  • Schiller – mens wil zijn, maar ook iets zijn (intensionaliteit)

 

De romantici hebben een voorkeur voor het sublieme, het overweldigende van de natuur, boven het schone, de betekenisvolle kunstuiting die pas in een spel van verstand en verbeelding kan worden genoten.

“Het overweldigende in de natuur wordt het ‘milieu’ waarin de mens de oneindigheid waarin hij zich geplaatst ziet ervaart. Die oneindigheid gaat zijn rede te buiten en schokt hen tot in het diepst van zijn wezen. Ze slingert de mens weg uit het beperkte blikveld van zijn alledaags bestaan en opent hem de ogen voor de ware grootheid van het universum waarvan hij deel uitmaakt.”

Het esthetische wordt de weg waarlangs de mens zichzelf opvoedt (en niet de rede, de morele plicht of de maatschappelijke plicht en carrière).

[Noot: Esthetica is de leer van de schoonheid. Oorspronkelijk betekent aisthetikos: zintuiglijkheid. Later betekent het zoiets als “hoger zintuiglijk genieten” en gaat dan over de logica van smaak, smaakoordeel, schoonheidsbeleving en vooral Kunst.]

Schillers theorie:

  1. Een mens is een identiteit, iets in de wereld dat zich van zichzelf bewust is en zich af vraagt wat het is.
  2. Het principe hiervan is “ik”: ik besef dat ik een denkend wezen ben. Dit is een op zich leeg en anoniem iets: de plek achter het scherm van mijn bewustzijn.
  3. Het “ik” maakt dingen mee in de wereld en “omkleedt” zich met zijn ervaringen, wat er van hem is uitgegaan in zijn handelingen. Daarmee worden gebeurtenissen in de wereld deel van de identiteit. Zo wordt het ik realiteit.
  4. Identiteit en materiële realiteit worden samen een zintuiglijk-rationele eenheid.
  5. Hier zit een dialectisch principe in zoals we dat bij Hegel zagen: het ik is er, maar als het zich niet verhoudt tot zijn tegendeel wordt het geen hogere synthese.
  6. Deze ontwikkeling bestaat uit twee driften: de ene is de drift naar onderscheid, identiteit en vorm (vormdrift) en de ander hunkering naar materie, concreetheid, éénwording (stofdrift).

 

Rationaliteit staat niet meer op zichzelf: is geen vermogen of een set aan principes dat je vanuit zichzelf, logica of de structuur van de wereld moet begrijpen, maar is ontwikkeld uit iets anders, een samenstel van zaken die er aan vooraf gaat en die iets anders zijn.

 

De geest drukt zich uit in de sfeer van het eeuwige, wetten, algemeen geldigheid.

Om zelf te zijn moet de mens zich echter in het materiële uitdrukken.

 

.

### Noot: oneindige rationaliteit versus het eindige leven

Deze discussie loopt nog steeds in de filosofie: hoe moet je rationaliteit of wetenschappelijke kennis begrijpen of waarderen? Is het een resultaat van iets anders, heeft het effect op iets anders? In wetenschap wordt gesproken van eeuwige, onpersoonlijke wetten. In hoeverre zijn dit echt eeuwige, objectieve patronen of slechts projecten van dierlijke wezens die er mee iets in hun eigen bestaan willen bereiken? Is wetenschap als het zoeken en vinden van onpersoonlijke, koude principes van de werkelijkheid niet vijandig voor het leven en de wereld van mensen?


 

.

### Spel

Vormdrift laat identiteit oplossen in algemeenheid en is actief.

Stofdrift is wezensvreemd aan ik en passief.

De twee driften moeten in balans zijn, zoals dat bij de Grieken nog het geval was. Daar was een eenheid van de mens.

 

[Noot: dit idee van een balans van deze basisdriften in de cultuur komt later terug bij Nietzsche. Hij dacht ook in termen van twee driften, gerepresenteerd door Apollo, de God van de schoonheid en de maat (vorm) en Dionysos, de God van de roes, de wijn, de extase (min of meer de stof). Veel Grieken beleden afwisselend Apollo en Dionysos waarbij ze een gelijke plek gaven aan beide driften. Volgens Nietzsche leed de Europese (en dan met name de Duitse) cultuur aan een overwaardering van de apollinische stroom.]

 

Schiller hoopt op een verzoening, een nieuwe balans, in de speeldrift: deze beperkt de vorm- en stofdrift en brengt ze samen.

Spel is vorm in materie uitgedrukt door regel en uitvoering. Vrijheid (in gebondenheid aan regels) en natuur (beweging, lijf, tijdsverloop, materie) komen samen.

 

.
.
### Noot: Kant over kunst

Immanuel Kant’s opvattingen over kunst zijn een belangrijke mijlpaal in het denken over kunst en belangrijk als achtergrond bij het denken van Schiller.

Voor Kant is het gebruik en het begrip van de rede een noodzakelijke voorwaarde voor vrijheid. Vrijheid ontstaat door je te binden aan de rede als wet, waardoor je vrij wordt ten opzichte van de oorzakelijke, materiële wereld, zoals je eigen driften en behoeften.

Aan de rede zelf gaat volgens Kant nog de verbeeldingskracht vooraf: het vermogen om zelf voorstellingen te produceren. Het verstand ordent de zintuiglijke prikkels en maakt er waarneming van en de rede oordeelt op basis van de waarneming, maar om dat te kunnen moet het voorstellingen maken, variëren en naast elkaar plaatsen.

Hier zit spontaniteit in: de voorstellingen worden “zo maar” en continue geproduceerd door de verbeelding. De verbeelding wordt steeds gecorrigeerd door het verstand en de rede maar is ook belangrijk in redelijke oordeelsvorming waarbij variaties van een object nodig zijn om gaten in onze waarneming en concepten op te vullen.

Het esthetische oordeel is een speciaal geval waar zintuiglijkheid, verstand, rede, verbeelding en oordeelskracht samen komen. Het is een spel waarin het subject zichzelf verliest en vindt, in het genoegen van de beleving. Het is een belangeloze ervaring, waarbij het genoegen bestaat uit de ervaring van het schone, de geïntegreerde ervaring van het ding (zintuig), verstand (inzien van het ontwerp), de betekenis (rede) en verbeelding (dat je je niets anders of beters kunt voorstellen dan dit, gegeven het ontwerp en de betekenis). Het genoegen is dan het doel en het belang, maar dit dient geen ander belang.

Het spel bestaat uit het toepassen van zintuigen, verstand, rede en verbeelding totdat een oordeel ontstaat waarbij het subject los staat van elk ander, functioneel, belang en vooral geniet van het object, de eigen vermogens, dat deze samenkomen en dat hij er zelf toe in staat blijkt om dit te volvoeren en te genieten.

De rede is hierin natuurlijk centraal (we hebben het nog wel over Kant): alleen door het vermogen volgens principes te oordelen komen we tot een esthetisch oordeel, kunnen we structuur zien in het object van genoegen en kunnen we er toe kiezen om het object anders dan alleen vanuit een belang te beschouwen.

Het esthetisch oordeel is dwingend: ik kan me niet anders voostellen dan dat een ander het ook zo ziet.

 

.

### Verbeelding en schijn

Net als bij Kant is de verbeelding bij Schiller ook belangrijk: doordat de verbeelding waarneming varieert en laat zien wat er ook mogelijk is, of hoe een object er van een andere kant uit ziet, wordt een afstand tot het gegevene gecreëerd. Hierdoor wordt het ding iets wat omgevormd kan worden, zoals een kunstenaar dat doet, maar ook de kijker. Een kunstliefhebber moet in feite dezelfde handelingen uitvoeren als de kunstenaar en meegaan in het maakproces, het ontwerp en de betekenissen inzien en van daaruit komen tot een andere ervaring dan wanneer je alleen maar kijkt naar een ding en deze beschouwt in de directe context: waarom een schilderij in een museum meer is, een kunstwerk wordt in plaats van een afbeelding wordt van iets anders en niets meer.

Het product van de verbeelding, los van wat daadwerkelijk wordt waargenomen, noemen we schijn. Bij Schiller is dit niet langer “onjuist” of niet-waar maar heeft de schijn haar eigen werkelijheids-status, die misschien nog wel belangrijker voor de mens en zijn vrijheid is dan het Zijn (of de waarheid). In de waarheid gaat het om wat ont-dekt moet worden: wat er dus al is. In de schijn gaat het er om wat gecreëerd kan worden en is een bewuste afwijking van de platte werkelijkheid. “De verbeelding aan de macht!” kan hier haar voorbode in horen.

 

Ger Groot beweert dat hiermee een eeuwenoud filosofisch taboe wordt doorbroken, en als Plato als enige referentie telt dan klopt dat in zekere zin, maar dit is wellicht wat overdreven. Ook bij Kant is de verbeelding een centraal vermogen voor de mens.

 

.

171 Creatieve mensen en mansarden


­           Een mens moet zijn leven leven als kunstwerk

Met esthetica en kunstenaarschap centraal in het mensbegrip wordt de creatieve en autonomen kunstenaar de Grote Held. De cultus van het Genie is geboren. Een Genie is een door de Natuur begunstigde eenling die medium is tussen het Grote Geheim en het gemene Volk. Hier ontstaat de mythe van de arme, eenzame kunstenaar: om zo’n medium te kunnen zijn moet je volkomen los staan van maatschappelijke behoeften en netwerken. Arm en eenzaam op je tochtige zolderkamer ben je het allerontvankelijkst voor het hogere, ben je verheven boven de burgerlijke besognes.

Het idee van het centrale belang van schoonheid vinden we terug in sociale bewegingen, architectuur, beeldende kunst, onderwijs

.

### Noot: modernisme

Deze culturele en filosofische stromingen wordt ook wel met de term “Modernisme” samengevat en is ook al besproken in hoofdstuk 4.

In het modernisme (+/- 1850 – 1950) voelen intellectuelen een roeping om de leegte die de kerk met de secularisering na liet opnieuw in te vullen. Het gaat daarbij om de Hoge Cultuur. Grof gezegd:

Hoge Cultuur betreft alle zaken waarmee mensen kennis, informatie, praktijken en waarden delen. Lage Cultuur gaat over de wijze waarop mensen hun dagelijks leven leiden.

We kunnen een voorbode van het Modernisme al vinden bij Bach. Bach componeerde bijvoorbeeld zijn Hohe Messe niet om te dienen als ondersteuning van de kerkdienst. De Hohe Messe IS een kerkdienst en wel een veel betere dan die welke elke zondag plaats vond (zulks was de pretentie van Bach). De kunstenaar doet wat de kerk had moeten doen, niet meer kan of wellicht nooit zou kunnen.

 

.

### Volksverheffing en avant-garde

Met Schiller wordt de rol van de kunstenaar in het Modernisme nog meer versterkt. In het hoogtepunt van het Modernisme, eind 19e, begin 20e eeuw, wordt het dagelijks leven, stadsinrichting en onderwijs ook op esthetica en creatieve vaardigheden gericht.

De Kunst zelf zong langzaam los van de ooit gedroomde opvoedkundige taak en verantwoordelijkheid ten opzichte van “het volk”. Maar de massa kon niet mee maar het ideaal bleef.

Dit leidde tot subsidies en vermarkting van wat werd gedacht als Grote Kunst. Een elite van Kunstenaars was geboren die over elkaar heen tuimelden om artistieker dan een ander te zijn (of lijken). Bovendien was de norm van deze kunst onaantastbaar: het kwam vanuit deze kunst zelf en leidde tot wat “avant-garde” is gaan heten: de voorhoede. Kunst moest een voorhoede zijn en moest dit vooral tonen. Vooruitgang, verandering, overtreffing waren de norm. Populariteit en traditie een teken van terugval.