4

Sessie 7 – maandag 20 januari 2020


Hoofdstuk 4: Monsters en de vrije wil

behandelde onderwerpen:


Hoofdstuk 4: Monsters en de vrije wil

  • Over causaliteit en dus ook de vrije wil en dus ook Immanuel Kant
  • Over de conditio humana: openheid, eindigheid, vrijheid, verantwoordelijkheid, het kwaad en het goede

.

GNU De mens als schepper
  • 65 De idee van de menselijke machine en dus een maakbare mens krijgt de cultuur tussen 1700 – 1800 gaandeweg in de greep
  • 65 Het opgetogen optimisme van de verlichting heeft gezelschap gekregen van het besef dat alle menselijke vermogens, ook de schitterende ratio, donkere spelonken in zich bergen. En dat heeft op zijn beurt zijn weerslag op de denkbeelden die de mensen over zichzelf koestert. Machines laten hun sporen na in het beeld van de werkelijkheid en het zelfbeeld. Het lichaam als machine is de aanleiding tot de gedachte dat het leven mechanisch is te begrijpen, te beheersen en te creëren. Als daarmee levensscheppende macht in bereik komt, wordt de mens goddelijk(er).
  • 67 De mens ontdekt zijn eigen grenzen mogen vermogens, en daar schrikt hij net zozeer van als dat hij er opgetogen over kan zijn. Hij is vanaf dat moment een dubbel tweeslachtig wezen.
    • Niet alleen geest en materie, maar ook
    • het goddelijke en het menselijke
      • strijden in hem om de voorrang

.

Modern – moderniteit - modernisme
  • 65 “modern”  – zie modernisme als stroming
    • dialectiek
    • historisch ( zie Hegel)
      • Het idee dat de mens niet een soort is met een onveranderlijke essentie
  • 65 Het begrip “modern” wordt de naam voor de nieuwe tijd.
    • Dit lijkt gek omdat als je het woord etymologisch analyseert, het gewoon “van vandaag” betekent.
    • Elke tijd vindt zichzelf “modern”. Zo gebruiken we het woord tegenwoordig nog steeds: onze tijd is nu modern, de sixties zijn dat niet meer.
    • Maar “modern” is ook een aanduiding geworden, een eigennaam, voor een bepaalde periode (zoals de Middeleeuwen en de Verlichting).
    • Deze periode begint rond 1800. Later die eeuw ontstaat een cultureel-filosofische stroming: het “Modernisme”. Vanaf de jaren 1950 kennen we het “Postmodernisme”. Wat kenmerkt het tijdperk van het Moderne (de moderniteit)?
    • Ger Groot noemt in deze samenhang “de menselijke hang om te reiken naar het goddelijke”.
    • Moderniteit en dan met name het modernisme kenmerkt zich daarnaast door geloof in menselijke, sociale en wetenschappelijke vooruitgang.
    • De geschiedenis is niet langer een zondeval die vanaf een perfect begin steeds meer afbrokkelt tot er hopelijk ooit een Laatste Dag is waar het paradijs weer wordt hersteld, maar een geheel van causaliteit en samenhang waar de rede vat op kan krijgen en naar zijn hand kan zetten.
    • Dit geldt voor de wereld zelf, de samenleving en het individu.

.

68 Horror
  • 68 Nieuw genre in de literatuur
  • Oproepen van krachten die we niet meer in de hand hebben
  • Het duistere en irrationele (19de eeuwse romantiek ten opzichte van de Verlichting): “de peilloze waarin de natuurlijke werkelijkheid zich onttrekt aan de vorsende blik”
  • De mens die een natuurlijke grens overschrijdt: natuurlijke code om binnen de soorten te blijven> mens schept zelf.
  • Hooghartig, sleutelen aan de basis van de schepping

.

Eén soort spul
  • 69 Met zijn keuze voor de totale naturalisering van de mens hakt Lamettrie de gordiaanse knoop door waarin Descartes de werkelijkheid heeft verstrikt, namelijk door die te verdelen in twee geheel verschillende substanties: het denkende en het uitgebreide spul
      • Wat is er fout aan naturalisering?
        • Reductionisme: kwijtraken van aspecten van het fenomeen.
        • Als ik bewustzijn begrijp in termen van neurologische processen (hersendelen die taken uitvoeren), in hoeverre heb ik het dan nog over het bewustzijn?
      • Dualisme, monisme of een alternatief?
    • Welke andere causaliteit is er mogelijk?
    • Dialectiek/ externalisme: eigen dynamiek hogere organisaties, motivaties, redelijke motivering, redenen, gezichtspunten, doelen, waarden,…
    • “Wij zijn allemaal monisten geworden”: is dit wel zo?
    • Bewustzijn als “binnenkant” van de materie.

*** GNU - De denkraam-bubbel

Kentheoretische gevolgen van een specifieke (bv naturalistische) denkhouding: de denkraam-bubbel.

Als je van iets uitgaat, treden er een aantal mogelijke vooringenomenheden op die het uitgangspunt bevestigen:

  • Confirmation bias: alleen nog maar (willen/kunnen) zien van feiten die je stelling bevestigen
  • Selection bias: als je met iets specifieks bezig bent, je bent bijvoorbeeld een neurowetenschapper, dan heb je alleen maar neuro-wetenschappelijke artikelen en feitenmateriaal tot je beschikking. Kritische beschouwingen over neurologie komen niet tot je.
  • Outliers (extremen): extreme voorbeelden die je stelling bevestigen worden als standaardsituatie voorgesteld. Bijvoorbeeld: het feit dat hersenschade enorme invloed op het bewustzijn kan hebben betekent niet dat bewustzijn totaal is te reduceren tot hersenactiviteit.
  • Verstorende factoren: verschijnselen die in een bepaalde samenhang lijken op te treden worden causaal met elkaar verbonden maar zijn dit niet. Bijvoorbeeld: rode wijn drinken werd lange tijd gezien als een trigger voor migraine, maar blijkt een bijeffect van migraine te zijn. Zijn gedachten alleen maar resultaten van hersenactiviteit of hebben ze zelf ook effect op hersenactiviteit?
  • Naturalisering of in het algemeen reductionisme hoeft niet perse negatief of absoluut genomen te worden. Materieel reductionisme is, zoals Groot zegt (bladzijde 70), vaak een methodische keuze. De twijfel van Descartes was een methode om zekerheid van onzekerheid te scheiden en te laten zien waar wetenschappelijke kennis van afhankelijk is.
  • Elke wetenschap is te zien als een vorm van methodisch reductionisme: als psycholoog beschouw ik fenomenen als uitdrukking van geestelijke activiteit, als natuurkundige zie ik af van enige psychologie en beschouw ik fenomenen puur als ruimtelijke objecten in tijd en ruimte.
  • Dit levert kennis onder deze aspecten en onder deze voorbehouden op. Je ontdekt dan hoe de werkelijkheid functioneert voor zover het voldoet aan de premissen van de specifieke denkhouding. Het kan zinnig zijn om ook bij een psychologisch fenomeen te kijken wat de samenhang is met neurologie.
  • Gevaar is dat als dit niet-kritisch wordt toegepast op andere gebieden je onterechte reducties uitvoert (bijvoorbeeld als je door alleen naar hersenactiviteit kijkt je bepaalde samenhang van gedrag en gedachtevorming niet kunt zien en deze perst in de mal van wat je weet van neurologische processen).

.

70 - materialisme - idealisme
  • 70 Het voornaamste probleem dat de filosofie op te lossen krijgt, is hoe de mens als een lichamelijke entiteit die onderworpen is aan de natuurwetten van de materie, niettemin een vrij wezen kan blijven dat vatbaar is voor de wetten van de ethiek

.

70 - Wat kan ik weten? (Kant)
  • 71 Oorzakelijkheid en de vrije wil
  • 71 Als de natuurwetenschappelijke conclusies van o.a. Newton onomstotelijk zijn en de wereld bestaat uit door bewegingsoorzaken geregeerde materie, wat blijft er dan over van de menselijke realiteit zoals vrijheid, liefde, goed en kwaad, god en de ziel?
  • 71 Tegenover de “objectivistische” blik, de naturalistische denkhouding plaatst Kant het existentieel-menselijke perspectief (hoewel hij het niet zo zou noemen).
    • Dit is wat ik als mens hier en nu ervaar.
    • Hierin zijn een aantal zaken ook onomstotelijk die in tegenspraak (antinomie) lijken te zijn met wat er volgt uit een Newtoniaans wereldbeeld van oorzakelijkheid.
    • En toch zijn het feiten vanuit dit menselijke perspectief.
    • Kant noemt wilsvrijheid en de ziel.
  • 71 Hoe zijn deze ervaringen mogelijk? Hoe moeten we ze in samenhang met de natuurwetenschappelijke waarheid denken?
  • Wat Kant doet is het buitenperspectief dat in de Verlichting universeel was geworden (om de werkelijkheid vanuit een objectiverende blik en alleen vanuit zo’n blik te beschouwen) te nuanceren.
    • Deze blik leverde veel op en was in veel domeinen van waarneming “waar” te noemen, er miste echter iets: degene die de blik innam.
    • Om deze blik zelf te begrijpen (en dus ook goed in te kunnen zetten) maar ook om het wezen dat de blik had zelf beter te begrijpen, was deze blik niet voldoende.
  • 72 Filosofie wordt door Kant daarom weer uit de dienstbaarheid aan deelwetenschappen gehaald en krijgt weer eigen thema’s en autoriteit.
    • Alleen met behulp van filosofie kun je tussen perspectieven wisselen en overkoepelende perspectieven innemen.
    • Alleen filosofie kan iets zinnigs zeggen over moraal, theologie, logica, kentheorie, metafysica, antropologie en hun onderlinge samenhang.
  • 74 Bij Descartes was het subject de poort naar kennis van de werkelijkheid.
    • Voor Kant is kennis niet alleen maar kennis van de wereld (gedacht alsof er geen mensen in bestaan) maar vooral ook die mens zelf.
    • Deze mens is dan niet het psychologische of biologisch wezen zoals wij vandaag de dag vooral spreken over de mens, maar het wezen dat denkt, voelt, beseft, vrij is en zich afvraagt wat kennis is.
  • 74 Deze mens is belangrijk als onderwerp omdat wij het zelf zijn, maar ook omdat het wezen van de mens niet los te denken blijkt van hoe wij de wereld zien, waarnemen en denken.

.

74 - Waarneming
  • zie Waarnemen prikkels ordenen werkelijkheid
  • 71 Anders dan de materialistische traditie ziet Kant in het causaliteitsprincipe geen reden om de menselijke vrijheid ontkennen:
    • Werkelijkheid en hoe we die waarnemen blijkt onlosmakelijk verbonden te zijn met wat het subject is.
    • Het subject is geen passief, ontvangend, leeg beeldscherm waar correcte beelden afgespeeld worden van wat zich buiten het subject speelt, maar is een actief, ingewikkeld proces die van grote stromen onsamenhangende prikkels (zoals die onze zintuigen steeds binnen komen) een werkelijkheid (een coherent beeld) maken.
    • Er blijkt in de processen van het subject geen laatste instantie te zijn waar uiteindelijk de beelden aan worden vertoond (de homunculus uit het vorige hoofdstuk). Hoe ver we ook kijken in onze geest, we vinden steeds vormen, principes, kortweg: instrumentaria waarmee het bewustzijn wordt opgewekt.
    • Het bewustzijn “is” niet ergens en wacht op wat hij krijgt, het bewustzijn is een moment in een ingewikkeld proces waarin zintuiglijke prikkels worden omgevormd tot coherente ordening zodat een begrip van een werkelijkheid in ruimte en tijd ontstaat.
  • 76 We hebben geen direct en 100% zekere bevestiging van of de producten van dit proces (wat we denken) ook daadwerkelijk klopt. Het is aangesloten op de werkelijkheid (dat is het enige wat we hebben) maar het heeft ook de activiteit van binnen het apparaat van het subject nodig om te komen tot coherente inhoud. Deze zijn niet zuiver van elkaar te scheiden.
  • 76 Dit is geen beperking maar een vaststelling. Het is niet mogelijk dat een bewustzijn een vrij, objectief en 100% juist, direct, beeld van de werkelijkheid heeft. Het gat tussen subject en object is onoverbrugbaar, maar wel noodzakelijk en constitutief. Als het bewustzijn iets wil denken en wil waarnemen dan moet het iets tot zich nemen.
  • 76 Hoe de wereld er uit ziet hangt af van het subject en niet andersom.

 

Deze revolutionaire gedachte zal op meerdere terreinen grote gevolgen hebben.