3

Sessie 5 : maandag 25 november 2019

Sessie: 6 maandag 9 december 2019

 

Hoofdstuk 3 Een ingewikkelde machine


53 De eeuw van de ontmaskering 
58 Lamettrie: de geest is een functie 

Het mechaniek dat de mens bestiert blijkt toch wat ingewikkelder dan een klapwiekende eend. In het menselijk binnenste huizen driften, lusten, angsten, machtsstreven en vrijheidsstreven.


Noot: metafysica van de fysica

  • 51 De werkelijkheid van de
  • 51 Vergelijk het met een geluidsspoor
  • 51 De filosofie na Descartes tot en met de 17e eeuw kan gekenschetst worden als een “metafysica van de fysica” (citaat Gerard Numan).  Metafysica gaat over de grond van de werkelijkheid zelf, de samenhang van de werkelijkheid. In deze periode betekende dit voornamelijk het geven van een rechtvaardiging voor de natuurkunde en bestond filosofie uit het ontwerpen van een samenhang van mens, geheel der werkelijkheid en wiskunde. Filosofie was kentheorie geworden waarbij bij voorbaat vast stond wat kennis was: het systematisch exploreren van de natuurlijke, objectieve wereld.
  • 54 Dit was de Waarheid waarin denkers stonden. En hier waren maar weinig uitzonderingen op (b.v. Montaigne).

Volgens John Locke was kennis eerst en vooraleer kennis van de primaire kwaliteiten van een ding (zijn ruimtelijke eigenschappen) en pas in latere instantie van secundaire kwaliteiten (klank, geur, smaak). Hier is duidelijk de metafysica van deze tijd aan het werk: het zijn van een ding is wat het als object in tijd en ruimte is. De rest van wat je van het ding kunt zeggen zijn affecten van onze zintuigen die niets wezenlijks over het ding zeggen.

De grond der dingen (metafysica) is de geometrie van de wereld (zoals de natuurkunde die beschrijft).

  • 52 Deïsme en klokken. Maar eerst kon men nog niet van het bewustzijn en de geest af. Men kon zich (nog) niet voorstellen dat deze volledig in termen van materiële, causale processen kon worden begrepen. Bovendien speelt hier nog een restant van het oude denkschema: dat de oorzaak groter is dan zijn effect.
    • Hoe kan de oorzaak van de geest zoiets simpels als de materie zijn?
  • 52 Zo ontstond het idee van parallelle stromen: twee werkelijkheden (geest en materie) die synchroon lopen maar niet op elkaar inwerken.
  • 52 Hiermee werd bevestigd dat alles mathematisch was bepaald (ook de geest) en dat God nog een rol had (hij was de klokmaker die de twee werkelijkheden had gemaakt, opgewonden en synchroon op tijd liet lopen) en tegelijk werd God geminimaliseerd: hij had alleen een rol aan het begin van de Schepping en stond er daarna naast.
  • 52 Dit wordt “Deïsme” genoemd, het tegenovergestelde hiervan is “Theïsme”.
    • Voor een theïst is God naast schepper ook onderdeel van de wereld en een entiteit om rekening mee te houden;
    • Voor een deïst is God hoogstens een object van aanbidding en een rechter na deze wereld. Voor een deïst zijn daarom bijvoorbeeld wonderen uitgesloten.
  • 53 Met deze ideeën werd de vrije wil een probleem. Ook deze was namelijk bepaald door dezelfde noodzakelijkheid die de gehele schepping beheerst.

53 De eeuw van de ontmaskering

Van verticaliteit naar horizontaliteit, groot-stedelijkheid en jeugdcultuur

  • 54 In de 18e eeuw worden intellectuelen vrijgeesten die geen enkele autoriteit als vanzelfsprekend aannamen. Sterker nog: elke autoriteit werd zelfs gewantrouwd en waar mogelijk ontmaskerd.
  • 54 Denken betekende radicaal zijn. Het morele ideaal van de Verlichting werd door Immanuel Kant mooi verwoord als “het uit de zelf verschuldigde onmondigheid treden”. Zelf het kritische denkvermogen ter hand nemen, bij Descartes nog methodisch gehanteerd om tot zekere kennis te komen, werd nu de plicht om aan alle autoriteit op elk gebied te morrelen.
  • Zeden en wetten werden niet langer gezien als iets dat samenleven en individuele ontwikkeling mogelijk maakten, maar als dwingelanden en onnodige remming.

De oude piramide was gevallen en in het vacuüm dat hiermee ontstond (op elk gebied) waagde menigeen zijn kans. Verticale verbanden werden horizontaal.

  1. Politiek: de Amerikaanse en Franse Revolutie veegden een hele maatschappelijke en politieke orde schoon. Deze leegte werd (al dan niet succesvol) opgevuld van onderop, zonder een definitieve nieuwe hogere orde te installeren. De nieuwe orde bleek steeds breekbaar en alleen enigszins houdbaar door nieuwe, seculiere en burgerlijke instituties te vestigen zoals grondwetten en parlementen waarin de vertegenwoordiging van het volk centraal stonden.
  2. Kennis: wildgroei aan publicaties. Hier heeft de boekdrukkunst ook sterk aan bijgedragen. Eén van de meest invloedrijke publicaties was de Encyclopédie van d’Alembert en Diderot. Hierin werd gepoogd alle kennis te verzamelen in plaats van te systematiseren en zo verticaal te onderscheiden. Het wetenschappelijke en filosofische debat werd niet meer gevoerd door geografisch verspreide individuen die door de kerk waren opgeleid en vooral middels doorwrochte brieven met elkaar communiceerden (in het Latijn!) maar in de koffiehuizen en café’s, door iedereen die zich daar staande kon houden.
  3. Psychologie: de mens werd niet meer zo zeer gezien als een wezen van 2 werelden, waarbij de geest zijn eigen domein had en boven de materie (lusten, zintuigen) stond. Ook de psychologie van de vrouw werd interessant en was geen uitdrukking meer van door mannen gewenste voorbeeldigheid.
  4. Kunst en cultuur: de wereld  van de materiële bepaaldheid werd benadrukt en kwam tot uitdrukking in pornografie en maatschappijkritische literatuur en kunst (zoals in de opera’s van Mozart).

Noot: invloed van de grote stad en jeugdcultuur

Noot: een factor die in deze ontwikkelingen niet door Ger Groot wordt genoemd is de groei van de steden. Hierdoor was de voormalige hiërarchie niet meer voor iedereen altijd zichtbaar en voelbaar. In een kleiner woonverband is de kerk en het kasteel altijd zichtbaar en zijn de standen voor elkaar ook zichtbaar en van elkaar afhankelijk.

In een grote stad ontstaan wijken waar de verschillende standen, met name de laagste en de burgerij, in hun eigen en elkaars “bubbel” leven. Dit wordt de vanzelfsprekende werkelijheid. In een groter woonverband is de allerhoogste macht verder weg en kan zich moeilijker laten gelden.

In de 2e helft van de 20e eeuw heeft zich een vergelijkbare ontwikkelingssprong voorgedaan door de schaalvergroting van het onderwijs. Hierdoor leefde de jeugd plots in een “jeugdwereld” en werd op zichzelf gericht. Inmiddels is de jeugdcultuur op veel vlakken de dominante cultuur geworden. We spiegelen ons allemaal aan de jeugd, oud en volwassen zijn is niet meer een deugd, maar een teken van geremdheid….


58 Lamettrie: de geest is een functie
  • 58 De mens als systeem.
  • 58 De eerste arts-filosoof (zoals Freud later).
  • 58 “Wat geldt voor de uitwendige natuur geldt ook voor de mens”: hier geldt de micro=macro intuïtie nog steeds. De causaliteit van de natuur, wordt ook gezocht in de werking van het lichaam en daar vanuit weer in de geest.
  • 60 Hoe zeer Lamettrie ook vanuit objectieve, natuurlijke processen denkt (“naturalisme”), hij poogt een model, een begrip van de menselijke geest te ontwikkelen: een psychologie.
  • 60 De spanning tussen natuurwetenschap en psychologie bestaat nog steeds. Hier hebben zich sinds Lamettrie biologie, biochemie, genetica en evolutieleer aan toegevoegd: natuurwetenschappen waar vanuit menselijk gedrag werd verklaard. In hoeverre heb je het nog over de geest als je het begrijpt vanuit iets anders? Is er wel iets anders? Kun je de geest vanuit zichzelf begrijpen? Wat is het onderscheid en wisselwerking tussen geest, denken, waarnemen, rede, verstand, ziel, persoonlijkheid, karakter?
  • 59 Beeld van het menselijke systeem aan de hand van pneumatiek, hefbomen: een ingewikkeld systeem van krachten, druk, ontlading, opgebouwde spanning. Geheel van samenhangende onderdelen en wisselwerking met effecten op lange termijn. Zo kan een lichamelijke ziekte uitdrukking zijn van seksuele frustratie!
  • 61 Alle onderdelen van menselijk gedrag, zoals moraal, geloof, politiek moeten in de samenhang van dit systeem worden gedacht en zijn in feite hier uitdrukking of onderdeel van.
  • 61 Moraal is een gevoel dat berust op angst en vrees.
  • 61 Denken is een functie van materie.

Noot: maar een systeem is meer dan alleen maar materie. Het is een systeem! Hoe kan uit de materie een systeem komen? Uit de organisatie van materie komt het systeem voort maar vanuit de materie zelf is dit niet te verklaren. Het heeft een eigen dynamiek (toch?)

Gilbert Ryle zal in de 20e eeuw tot dergelijke gedachten komen: de geest is het organisatieprincipe.


Lerend vermogen van het systeem en kunstmatige intelligentie

Met Lamettrie treffen we ook de contouren van een theorie van het leren aan, die later in behaviorisme en ethologie verder worden ontwikkeld. In kunstmatige intelligentie treffen we een hedendaagse variant hiervan aan: door elektrische impulsen te organiseren kan er in het gedrag van een ding een lerend vermogen ontstaan: patronen waarin wisselwerking met de omgeving zo is verwerkt dat in een vervolg het ding anders, beter, reageert op volgende situaties. Er is daarmee, virtueel, niet fysiek, kennis die niet vindbaar is in de materie maar als organisatieprincipe wel is waar te nemen in gedrag van een ding.