laatste wijziging: 10-01-2023

Vrije wil

 

Is het determinisme waar? Is het determinisme compatibel met de vrije wil die vereist is voor morele verantwoordelijkheid? Hebben we de vrije wil die vereist is voor morele verantwoordelijkheid?
JA NEE NEE Hard determinisme
NEE NEE JA Libertarisme
WELLICHT JA JA Compatibilisme
WELLICHT NEE NEE Hard incompatibilisme

Bladzijde 39 Schema 2-1

Is het determinisme waar? Is het determinisme compatibel met de vrije wil die vereist is voor morele verantwoordelijkheid? Hebben we de vrije wil die vereist is voor morele verantwoordelijkheid?

1 het hard determinisme

Volgens filosofen die het hard determinisme verdedigen bestaat de vrije wil niet, want het determinisme is waar en het incompatibilisme is ook waar. Het universum moet een soort mechanisch systeem zijn waarin niets kan gebeuren zonder dat het een gevolg is van iets anders, de natuurwetenschap zou dit aantonen want de natuur lijkt zich volgens vaste wetmatigheden te gedragen (en ook het menselijk gedrag is een optelsom van deze wetmatigheden).
Maar, er zijn ook tegengeluiden:
Het is mogelijk dat de vrije wil iets is dat zich buiten de grenzen van de natuurwetenschappen bevindt. Immanuel Kant (1724-1804) verdedigt zoiets: het wetenschappelijke wereldbeeld is een beperkt wereldbeeld, het toont de wereld niet zoals de wereld op zichzelf is (zie verder vanaf pagina 43). Daarnaast is het wellicht zo dat de wereld helemaal niet gedetermineerd is (zoals de kansverdeling in de kwantummechanica laat zien, pagina 42).

2. Libertarisme

Binnen het libertarisme wordt gesteld dat determinisme niet bestaat en dat we daarom wel over een vrije wil beschikken. Wanneer we uit vrije wil handelen worden onze handelingen veroorzaakt door onze keuze(s) om zo te handelen. Deze keuzes worden niet veroorzaakt door eerdere gebeurtenissen. wij zijn zelf de ultieme oorzaak van onze handelingen (ultieme oorzaak principe). Het is mogelijk om beïnvloed te worden, maar die invloed is gewoonlijk niet dusdanig groot dat we een speelbal van de factoren zijn (het voorbeeld van Leopold en Loeb maakt dit duidelijk, zie pagina 39).
De libertariërs zien het ultieme oorzaak principe als een logisch gevolg van het principe van alternatieve mogelijkheden: als we iets anders hadden kunnen doen, dan moeten onze keuzes wel ultieme oorzaken zijn van onze handelingen — want als onze keuzen het gevolg waren geweest van eerdere gebeurtenissen zijn het geen echte keuzes. Om de ultieme oorzaak te kunnen zijn van een handeling moet het determinisme wel onwaar zijn, want anders zouden a/ onze keuzes veroorzaakt zijn door eerdere gebeurtenissen.
De schrijvers vinden dat het determinisme wel makkelijk aan de kant wordt geschoven: opvoeding, levensloop en genen bepalen toch wel voor een groot deel ons handelen. Natuurwetenschappelijke inzichten ondersteunen dat onze beslissingen/handelingen het noodzakelijke gevolg zijn van eerdere gebeurtenissen in combinatie met de natuurwetten.
Tenslotte biedt ook het idee van kansverdeling (zie pagina 42) geen uitweg: als het wel of niet uitvoeren van een handeling slechts een kwestie van kans is kun je ook niet echt van een vrije wil spreken.

3. Compatibilisme

Het compatibilisme stelt dat het mogelijk is om handelingen die volledig gedetermineerd zijn toch te zien als handelingen uit vrije wil. De filosofen Thomas Hobbes (1588-1679) en David Hume (1711-1776) stellen dat als iemand uit vrije wil handelt hij onbelemmerd kan doen (of laten) wat hij wil: als een persoon iets anders had gewild (dat gewilde mag best gedetermineerd zijn) en hij had (in overeenstemming met zijn wil) iets anders kunnen doen dan was hij vrij geweest. Een vrije wil is volgens het compatibilisme dus: handelen in overeenstemming met je wil, kunnen doen wat je wilt zonder (fysieke) belemmeringen. De schrijvers beschrijven een aantal compatibilistische theorieën, ze verschillen van elkaar op het punt van het principe van alternatieve mogelijkheden. Om iemand verantwoordelijk te kunnen houden voor zijn handelingen lijkt dit principe noodzakelijk, iemand moet toch in staat zijn geweest iets anders te doen dan hij gedaan heeft. Als een persoon niet in staat is om de ultieme oorzaak te zijn van zijn handelingen, en het determinisme is wel waar, dan lijkt het erop dat het principe van alternatieve mogelijkheden ook verworpen moet worden (omdat het berust op het ultieme oorzaakprincipe).

Het compatibilisme van G.E. Moore (1873-1958) is het conditioneel compatibilisme. Bij deze theorie wordt het principe van alternatieve mogelijkheden wel behouden. Moore doet dit door het principe anders te definiëren tot: de conditionele analyse van alternatieve mogelijkheden: ‘een persoon had iets anders kunnen doen’ betekent dat ‘als (onder de conditie dat) een persoon iets anders had gewild dan had hij/zij iets anders gedaan’.
De filosoof Harry Frankfurt laat met zijn zogenaamde Frankfurt Cases een probleem zien. Deze Frankfurt Cases zijn gedachte-experimenten die duidelijk maken dat een persoon in bepaalde situaties niet anders had kunnen handelen dan hij deed (zie pagina 52 het voorbeeld over meneer Jansen). John Martin Fischer stelt dat vrije wil alles te maken heeft met controle: als we uit vrije wil handelen, dan hebben we ons eigen gedrag onder controle. Als we niet uit vrije wil handelen, dan zijn we niet verantwoordelijk omdat we onszelf niet onder controle hebben. Wanneer we totale controle zouden hebben zijn we de ultieme oorzaak van onze handelingen (Fischer stelt dat we deze controle niet hebben). We hebben regulatieve controle wanneer het principe van alternatieve mogelijkheden van kracht is (ook deze controle hebben we niet volgens Fischer). Tenslotte is er besturingscontrole. Volgens Fischer is deze vorm van controle voldoende
om verantwoordelijkheid toe te kunnen schrijven aan personen. Besturingscontrole over jezelf hebben is analoog vergelijkbaar aan een auto besturen onder begeleiding van een rijinstructeur.
De filosoof Peter Strawson introduceert de term reactieve attitudes in de discussie over de vrije wil: het zijn de gevoelens/houdingen van verontwaardiging, boosheid, walging en verdriet die binnen een menselijke gemeenschap de alledaagse omgang reguleren. Deze gevoelens/houdingen zijn de basis op grond waarvan we elkaar verantwoordelijk houden voor onze handelingen. Ongeacht of
determinisme waar is, hebben we deze gevoelens/houdingen (we vinden het in een gedetermineerde wereld blijkbaar nog steeds gepast om zulke houdingen in te nemen). De schrijvers behandelen vervolgens kort in § 2.5 (pagina 60) de filosofische kwestie van morele mazzel (moral luck): is het wel eerlijk dat iemand minder straf lijkt te verdienen als hij dezelfde moreel verkeerde
dingen doet, terwijl ze een andere uitkomst hebben? Zoals in het voorbeeld van Alex en Bernard, waarbij twee dronken autobestuurders een ongeluk veroorzaken met beide een andere uitkomst.

4. hard incompatibilisme

Tenslotte, in de laatste paragraaf van dit hoofdstuk, wordt het hard incompatibilisme incompatibilisme beschreven. Deze filosofische theorie wordt (o.a.) door Derk Pereboom verdedigd. Hij stelt dat niemand een vrije wil heeft, of het determinisme nu waar is of niet. Volgens Pereboom zijn er twee soorten verantwoordelijkheid te onderscheiden: sterke en zwakke aanrekenbaarheid. Het verdienen van een straf valt onder sterke aanrekenbaarheid en wordt door het niet bestaan van de vrije wil onmogelijk gemaakt. Maar je mag volgens Pereboom, desondanks, mensen nog wel stimuleren om hun gedrag te veranderen door ze ter verantwoording te roepen, er is dan sprake van zwakke aanrekenbaarheid. Het straffen van mensen is niet te rechtvaardigen door een beroep te doen op de vrije wil en de daarbij horende verantwoordelijkheid (sterke aanrekenbaarheid), een crimineel kan het niet verdienen om gestraft te worden. Maar we kunnen de criminelen wel opsluiten op grond van de drie pragmatische redenen om de samenleving te beschermen (opvoeding, afschrikking en bescherming van de samenleving). Een andere kijk naar moraliteit is nodig, volgens Pereboom. Als de vrije wil niet bestaat komt immoreel gedrag niet voort uit een vrije wil om kwaad te doen. We doen dus slechte dingen omdat we niet beter weten (gebrek aan opvoeding bijvoorbeeld). Net als Socrates stelt Pereboom dat door het verwerven van kennis en inzicht we kunnen leren hoe we verantwoordelijk kunnen leven (als we weten wat goed is. dan doen we goed).