laatste wijziging: 03-05-2018

Troost voor moeilijkheden

         Boek: De troost van de filosofie - Troost voor moeilijkheden
       Auteur: Alain de Botton
xx bladzijden: besproken op vrijdag 4 mei 2018

Nietzsche is een pessimist?


Aanvankelijk meende Nietzsche (1844-1900), in navolging van Schopenhauer, dat pijn en ongemak zoveel mogelijk vermeden moesten worden. Later veranderde hij van mening. Hij bewonderde mensen als Montaigne en Goethe, mensen die nieuwsgierig en artistiek begaafd waren en die een sterke geslachtsdrift hadden.

Aanvankelijk meende Nietzsche (1844-1900), in navolging van Schopenhauer, dat pijn en ongemak zoveel mogelijk vermeden moesten worden. Later veranderde hij van mening. Hij bewonderde mensen als Montaigne en Goethe, mensen die nieuwsgierig en artistiek begaafd waren en die een sterke geslachtsdrift hadden.

Dat waren eigenschappen die volgens Nietzsche nodig waren om een bevredigend leven te leiden, maar een bevredigend leven hield ook in dat men zich soms zeer ongelukkig voelde, want voldoening kan niet moeiteloos worden bereikt.

Het “bestijgen van bergen” is een door Nietzsche veel gebruikte beeldspraak. Men moet zijn voordeel doen met tegenslagen. Nietzsche veroordeelde daarom de opvatting van de utilitaristen die meenden dat de hoeveelheid leed die een handeling waarschijnlijk tot gevolg zou hebben, bepalend moest zijn voor het al dan niet handelen.

Ook voor de troost die de christelijke kerken aan de lijdende mensen te bieden hadden, had hij geen goede woorden, omdat de christelijke leer moeilijkheden / zwakheden veranderde in deugden. iets wat hij trouwens ook in de menselijke psyche in het algemeen zag. (Mensen beweren vaak dat het helemaal niet erg is als hun verlangens gefrustreerd worden ). Nietzsche “s eigen leven was een opeenstapeling van moeilijkheden die hij nauwelijks ooit heeft overwonnen, maar dat heeft hem niet van mening doen veranderen. Hij bleef trouw aan de opvatting dat een edel mens iemand is ‘die niet meer ontkent’. aldus Nietzsche in Afgodenschemering


  1. Wat verstaat Nietzsche volgend de Botton onder ‘Ãœbermenschen‘? Dat woord heeft, zoals de Botton ook schrijft, een ongunstige betekenis gekregen. Zouden we dat woord kunnen vervangen door bijvoorbeeld. ‘rolmodellen’ of iconen’? Wie zouden in onze tijd in aanmerking komen voor een dergelijke benaming?
  2. Is het inderdaad zo dat het bereiken/verkrijgen van iets alleen maar (of in ieder geval meer) waarde heeft als het moeite heeft gekost om het te verkrijgen/bereiken?
  3. Utilitaristen meten de juistheid van het menselijk handelen of aan zijn gevolgen. Zij willen het grootste geluk (lust en de afwezigheid van leed) voor het grootst mogelijke aantal mensen. Nietzsche is het hiermee totaal oneens. Hij vindt dat deze vormen van geluk secundaire toestanden, bijzaken, waren. Toch heeft dit utilitarisme ook nu nog veel aanhangers. Kunt u hiervoor argumenten bedenken?