IV Het ik
Bronnen:
- https://en.wikipedia.org/wiki/Thomas_Metzinger
- https://janux.nl/filo/index.php/850-21ste-eeuw/882-1958-0000-metzinger/
- Boek: Marjan Slob – Hersenbeest bladzijde 122 131 – ‘zelfbewuste lichamen – Thomas Metzinger
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Sigmund_Freud
Wie of wat is dat eigenlijk: het ik? bladzijde 171 tot en met 222
- 171 Het ik is volgens Metzinger een simulatie.
[EXPAND Metzinger]
- 171 Volgens Metzinger beschikken we over een groot aantal sociaal verschillend genereerbare modellen van het zelf, een structuur die in de keiharde strijd om het overleven in de evolutie van de organismen zou zijn ontstaan door natuurlijke selectie.
- 171 Metzinger: “Ik zie het menselijke model van het zelf graag als een neurologisch computationeel wapen, als een soort gegevensstructuur die de hersenen van tijd tot tijd kunnen activeren, bijvoorbeeld wanneer we ’s ochtends bij het wakker worden zintuiglijke waarneming en motorisch gedrag op elkaar moeten afstemmen. De egomachine schakelt gewoon haar fenomenale zelf in, en dat is het moment waarop we bij bewustzijn komen”.
[/EXPAND]
173 DE WERKELIJKHEID VAN ILLUSIES
bewustzijnstoestanden : denken, voelen en willen
- 173 De bundeltheorie van het ik gaat ervan uit dat het ik niet meer is dan de som van verschillende bewustzijnstoestanden.
Dus het ik bestaat niet als een aparte entiteit (ding)
- 174 De substantietheorie van het ik stelt daarentegen dat het ik diegene of datgene is waaraan deze bewustzijnstoestanden überhaupt verschijnen. Dat onderscheidt zich in zoverre van al zijn toestanden, dat het stuk kan hebben. Een substantie is de drager van eigenschappen, heeft dus eigenschappen. Als het ik een substantie zou zijn, zou het zich bijvoorbeeld onderscheiden van zijn gedachten in indrukken door het feit dat het de instantie is die deze gedachten en indrukken heeft. Volgens deze theorie valt het ik dus niet geheel samen met zijn toestanden, maar bevindt het zich op een evoluerende afstand ervan.
Dus het ik bestaat als substantie
- 174 Het hersenonderzoek dringt ons dus eerder een substantietheorie op dan een bundeltheorie.
- 174 De belangrijkste tak van de filosofie van de geest is beïnvloed door de zogenaamde Fenomenologie : zie Husserl.
- Intensionaliteit.
- Waarneming.
- Lichaam.
- De wereld.
- De tijd.
- Intersubjectiviteit
[EXPAND †“ De Turing test]
- 17x De Turingtest is ook wel bekend als het Imitatiespel. Turing bedacht deze test naar aanleiding van de vraag: “kunnen machines denken?”
- In het imitatiespel zijn 3 deelnemers. Ze zitten in geïsoleerde kamers: een computer (die wordt getest), een mens en beoordeler. De (menselijke) beoordeler kan praten met de computer en met de mens. De computer en de mens proberen de beoordeler te overtuigen dat zij mensen zijn. Als de beoordeler na een x-aantal vragen niet kan achterhalen wie de mens is en wie de computer is, dan wint de computer. De computer laat zien te beschikken over kunstmatige, cognitieve vaardigheden. Turing concludeert dat hij geen enkele onoverkomelijke moeilijkheid ziet, behalve misschien paranormale gaven.
[/EXPAND]
[EXPAND †“ De Chinese kamer]
De chinese kamer
- https://reinhardbeskers.wordpress.com/2015/04/04/de-chinese-kamer/
- 17x De Chinese kamer is een gedachte-experiment dat bedacht werd door John Searle. Het experiment probeert aan te tonen dat als een computer zich precies zou gedragen als een mens, we nog niet kunnen zeggen dat die computer ook denkt als een mens.
- Een proefpersoon die geen woord Chinees kent wordt opgesloten in een kamer. In de kamer is verder alleen een boek, schrijfgerei en vellen papier, sommige leeg en sommige beschreven in Chinees schrift, geordend in stapels. Via een gleuf in de muur worden voedsel, inkt en nieuwe vellen papier aangeleverd. Het boek bevat instructies, in de moedertaal van de proefpersoon, die beschrijven hoe te reageren op een binnenkomend vel, afhankelijk van het symbool dat erop staat: schrijf een teken op een vel en leg dat op de linkerstapel, gooi het bovenste vel van de rechter stapel door de gleuf, enzovoort. Als we de kamer als geheel beschouwen, vervult deze de rol van een gegevensverwerkend systeem, oftewel een computer. De proefpersoon is dan de centrale verwerkingseenheid (processor), het boek een programma en de stapels papier vormen het geheugen. Stel nu dat dit systeem slaagt voor de Turingtest: dat mensen die ermee converseren (door vellen papier toe te sturen en terug te lezen) geen enkele reden kunnen vinden om aan te nemen dat ze niet met een intelligent, Chinees sprekende persoon aan het converseren zijn. Searle vraagt: zou het terecht zijn om dit systeem intelligent te noemen? Kunnen we zeggen dat het Chinees begrijpt? Hij betoogt dat het antwoord nee is. Want, vraagt hij: in welk deel van het systeem is dit begrip dan aanwezig? De persoon die erin zit volgt slechts de regels; hij heeft geen idee waar de conversatie die hij voert over gaat. Het boek en de vellen papier kunnen evenmin Chinees begrijpen. Kortom: geen enkel deel van het systeem begrijpt Chinees. Hetzelfde geldt volgens Searle voor computers, die slechts symbool-verwerkende machines zijn, zonder enig begrip van hun eigen handelen. Sterke kunstmatige intelligentie is daarmee onmogelijk.Een antwoord op de problemen die Searle opwerpt komt van KI-onderzoekers John McCarthy en Robert Wilensky, die zeggen dat hoewel geen enkel deel van het systeem Chinees begrijpt, het systeem als geheel wel een vloeiende conversatie kan voeren. Hoewel een processor alléén misschien een bepaalde taak (Chinees begrijpen, vierkantswortels trekken) niet kan uitvoeren, kan een volledige computer met het juiste programma en de juiste invoer dat wel.
[/EXPAND]
- 176 Searle stelt: “bewustzijn is onze leven. (…) Het bijzondere aan het bewustzijn is dus dat het de voorwaarde vormt voor zo ongeveer alles van wat belang is.
176 van het puberteitsreductionisme tot de toilettheorie
- 176 het woord “natuurlijk” betekent in dit verband dus “natuurwetenschappelijk te onderzoeken“, en dat roept op zich al de nodige vragen op, omdat alles behalve duidelijk is waar die natuurwetenschappelijk onderzoekbaarheid dan uit bestaat.
- 176 reductionisme : De herleiding van een op het eerste gezicht niet in het kader van een leer puur wetenschappelijke theorievorming passend begrip tot een natuurwetenschappelijke pendant.
- 177 Gabriel geeft als voorbeeld puberteit
- 178 De ontologie houdt zich tegenwoordig bezig met de vraag wat het betekent dat iets bestaat.
- 178 In overeenstemming daarmee is er ook een ontologisch reductionisme, dat van ogenschijnlijk niet natuurlijke fenomenen zegt dat ze alleen bestaan als fenomeen, als verschijning, op waarachter een natuurlijk proces schuilgaat, wat verderop helemaal niets.
- 178 Het theoretisch reductionisme is daarentegen een stuk bescheidener en beweert enkel dat een fenomeen dat met niet- natuurwetenschappelijke begrippen kan worden beschreven, beter kan worden beschreven met natuurwetenschappelijke begrippen.
- 179 Het neuro-reductionisme pakt het traditioneel grootschalig aan en richt zich gelijktijdig op de ontologische en theoretische reductie.
- 179 Hegel: fenomenologie van de geest
[EXPAND 180 Hegels reactie op de toilettheorie van het denken van Vogt]
“Hersenvezels en dergelijke, beschouwd als het Zijn van de geest, vormen een gedachte, slechts hypothetische werkelijkheid – ging existerende, velengevoelde, geziene; niet de ware werkelijkheid. Als die zaken aanwezig zijn, als ze gezien worden, zijn het dode voorwerpen en hebben ze geen waarde meer voor zijn van de geest (“¦)
Het begrip van deze voorstelling is dat de reden voor zichzelf alle dingheid is, ook de zuivere voor werkelijke zelf, maar de reden is dat in het begrip, oftewel het begrip alleen is haar waarheid, en hoe zuiverde het begrip zelf is, des te smaller is de voorstelling waartoe het afdaalt, wanneer zijn inhoud er niet is als begrip, maar als voorstelling (“¦)
Het diepe dal door de geest van binnenuit naar buiten wordt gedreven, maar niet verder komt dan zijn voorstellen de woestijn, waarin hij het laat – en de onwetendheid van dat dubbele zijn omtrent wat het is dat het zicht, is dezelfde verbinding van het hoge en een lage dat de natuur in het levende naïef uitdrukt in de combinatie van het orgaan van haar hoogste vervolmaking, het voortplantingsorganen, met het pisorgaan. Het oneindige oordeel als oneindig zou de voltooiing zijn van het zichzelf wat een leven oma maar in de voorstelling blijven dubbele zijn van dat leven gedraagt zich als pissen.
[/EXPAND]
- 180 De meeste wetenschappers in de 18e en 19e eeuw waren stuk voor stuk ernstige racisten en vrouwenhaters.
- 181 Eén van de zwakste punten van het ontologische neuro-reductionisme is gelegen in het feit dat het gedragsveranderingen die we beschrijven in onze, aan de psychologische en sociaal historische omstandigheden aangepaste taal, eigenlijk één op één overneemt en denkt de redenen daarvoor in de hersenen te kunnen vinden.
- 181 Dit wordt ook wel het essentialisme (Latijn essentia = wezen) genoemd, de veronderstelling dat er een onveranderlijke essentie bestaat waarvoor men niet verantwoordelijk is, en die ook niet kan worden veranderd.
- 182 Daarom zou het nu neurocentrisme er beter aan doen de strategie van het neuro-reductionisme te kiezen en dus alleen te beweren dat men een gegeven fenomeen (zoals de puberteit) wellicht beter begrijpt wanneer men het neuro-wetenschappelijk verklaard. Ook daarover valt nog te discussiëren, maar het zet in ieder geval enigszins de rem op het neurocentrisme, dat in de regel geneigd is zichzelf te presenteren als een soort God die de menselijke vrijheid alles bij elkaar genomen opvat als een mechanisch geheel.
182 Het ik is God
- 182 Een van de eerste die het persoonlijk voornaamwoord “ik” in het Duits tot een zelfstandig naamwoord maakte als “het ik” of “dit ik“‘ is een middeleeuwse filosoof die meestal meester Eckhart wordt genoemd.
- 184 Meester Eckhart ontwikkelde rond 1300 een “theorie van de zielsgrond” en vermoedde een licht dat zich in de ziel bevindt. Dat houdt verband met zijn theorie over het ik.
- 184 De redenering luidt als volgt: iets zien betekent iets met behulp van onze zintuigen waarnemen:
- 184 Ik neem het koffiekopje waar:
- we stellen onszelf de vraag: ben ik identiek aan die kennis of kom ik in deze kennis op de een of andere manier voor, zodat ik daarmee mijn identiteit kan bevatten?
- Welnu, ik ben in elk geval niet het kopje koffie, dat staat wel vast.
- Ga ik er echter volledig in op degene te zijn die het kopje koffie waarneemt?
- Ook dat kan juist zijn, aangezien ik in elk geval niet strikt identiek kan zijn aan degene die het kopje koffie waar neemt. Ik kan immers nog zoveel andere dingen waarnemen.
- We kunnen vaststellen dat ik iemand ben die dus onder meer het koffiekopje, maar ook andere zaken kan waarnemen. Natuurlijk ben ik ook ik, wanneer ik de lamp waarneem.
- 184 Ik neem het koffiekopje waar:
- 184 Het bindingsprobleem is het filosofische vraagstuk hoe informatiestromen op het niveau van onze waarneming kunnen worden samengebonden.
- 185 Wat Meester Eckhart zegt, komt er uiteindelijk op neer dat het ik aan geen enkel object dat het kent strikt identiek kan zijn. Op grond daarvan ging hij zo ver te beweren dat het ik “aan God gelijk” was, omdat het onderscheid tussen alle voorwerpen en de goddelijke geest naar zijn idee één van de fundamentele aspecten van het monotheïsme was.
- 185 Als we dat alles nu eens accepteren en God uit het beeld wegstrepen, dan komen we al snel tot de conclusie dat er een alwetend ik moet zijn dat er zuiver neutraal nastreeft de werkelijkheid als geheel te kennen en deze haar geheimen te ontlokken. Dit uiterst theologische model ligt ten grondslag aan het vroeg moderne wetenschapsbegrip (een verband dat door de geschikte wetenschap grondig is onderzocht en zeer bekend is) maar dat tegenwoordig vaak gewoon genegeerd wordt. Het wil namelijk niet alleen op God lijken, het wil God zijn en streept hem daarom weg uit het wereldbeeld, zodat het zijn plaats kan innemen.
- 186 Dit sluit aan bij het begrip “de onttovering van de wereld” van Max Weber.
- 186 De beste illustratie van de theologische fantasie van het natuurwetenschappelijke wereldbeeld vinden we in de serie “Cosmos” van Discovery. De verteller, Neil deGrasse Tyson, beweegt zich in deze serie met een ruimteschip die zo snel als hij wil door de ruimtetijd te bewegen, zodat hij de toeschouwer kan informeren over de oerknal of over verre sterrenstelsels. Hij kan naar believen ook krimpen of het universum op afstand bekijken. Het schip heeft het “schip der verbeelding” .
- 187 Hier speelt de almacht van het denken een rol.
- 187 Absolute objectiviteit zou een attitude zijn waarin men het universum kan bekijken alsof er geen intelligente waarnemers met hun soort specifieke condities voor het kennen (zoals onze zintuigen) bestaan.
- 188 Zonder het vermogen om ons in anderen te verplaatsen en even afstand te nemen van wat we op een bepaald moment willen en van hoe de situatie hebben ingeschat, zouden we niet kunnen begrijpen hoe er ooit een ethisch of politiek relevante beslissing kan worden genomen.
- 188 Ons vermogen om de belangen te onderzoeken die schuilgaan achter onze overtuiging, hangt samen met ons vermogen om theoretische abstracties te maken. Traditioneel heeft dat vermogen verstand.
- 188 dan is er nog het standpunt van de standpuntenloosheid. Een dergelijk standpunt kan eigenlijk niemand innemen, want het is paradoxaal.
189 De bijna vergeten grootmeester van de ik filosofie
- 189 Fichte noemde zijn filosofische programma “wetenschapsleer“
- 190 De gedachtegang van deze wetenschapsleer is als volgt:
- Stap één:
- er bestaan verschillende gebieden van kennis: wiskunde, aardrijkskunde, taal, sport enzovoort.
- We leren niet alleen de inhoud ervan, zoals 1 x 1 of de hoofdstad van Chili of spelling.
- We leren bovendien hoe je iets leert.
- Daarom kunnen we ons afvragen of er een gemeenschappelijke noemer van al deze gebieden van kennis is aan te wijzen.
- Dus: ondanks de uiteenlopende inhoud moet kennis toch ook een algemene vorm bezitten.
- Fichte gaat er dus net als Plato vanuit dat we al een begaafd zijn met rede.
- Stap twee:
- De vorm van alle kennis is het gevolg van het feit dat we überhaupt in staat zijn om dingen te begrijpen.
- Zie ook Hegel: ” ik dat wij is, en wij dat ik is“
- Stap één:
192 De drie pijlers van de wetenschapsleer
- 192 principe 1 “ik = ik”
- 192 Dat klinkt als een open deur, maar is het niet.
- Ik is ik is een tautologie.
- Maar hoe zit het dan met: het ronde vierkant is het rondom vierkant.
- Als iets identiek aan zichzelf wil zijn, moet het kennelijk wel eerst bestaan…..
- 192 Dat klinkt als een open deur, maar is het niet.
- 193 principe 2 “ik is ongelijk aan niet-ik”
- 193 Alles wat niet iemand is die iets weet, bijvoorbeeld stenen, neutrino’s, sterrenstelsels enzovoort, kan onder het concept van het niet-ik worden samengevat.
- 193 Dingen of feiten die alleen bestaan wanneer iemand iets over ze weet, behoren niet tot deze categorie. Fichte noemt deze categorie ook “natuur “, hetgeen hem destijds ook kritiek kwam te staan van onder meer Goethe, die vond dat men het ik niet van de natuur mag uitsluiten.
- 193 In historisch opzicht heeft Fichte echter gewone, omdat hij met het tweede principe het idee van de natuur als niet-ik, als concept van de absolute objectiviteit, heeft samengevat.
- 193 Dat dilemma houdt ons tot de dag van vandaag bezig, voor zover wij onder “natuur” nu al die zaken verstaan die in het teken van de absolute objectiviteit moeten worden onderzocht.
- 194 Redenering “Wat hebben protonen, bosonen, fotonen en neuronen eigenlijk met elkaar gemeen?
- Antwoord: Ze beschrijven de realiteit vanuit het standpunt van de absolute objectiviteit.
- 194 Zie ook: De theorie van alles https://nl.wikipedia.org/wiki/Theorie_van_alles
- 195 We houden onszelf buiten het beeld dat we ons ergens van vormen.
- 195 Hier kunnen we volstaan met het eenvoudige inzicht dat onze aannames over datgene wat allemaal tot de natuur behoort, vanuit een standpunt worden gedaan.
- 195 //// Er bestaat geen natuurwetenschap van de natuurwetenschap, en daarom bestaat er tot op heden weliswaar de meest onzinnige “neuro”-disciplines (neurogermanistiek, neurosociologie en neurotheologie) maar is er geen neuroneurowetenschap die we vervolgens weer met een neuroneuroneurowetenschap zouden moeten overbieden.
- 196 principe 3 : het deelbare ik
- 196 Gabriel: “Ik zet in het ik tegenover het deelbare ik een niet-ik”
- 196 3 hoofdpersonen:
- het ik
- het deelbare ik
- //// het deelbare niet-ik
- 196 Gabriel gaat dan eerst in op het verschil tussen weten en voorstellen (“even bezighouden” met het verschil …)
- 196 standaarddefinitie van het weten: weten is ware, gerechtvaardigde overtuiging
- Voorbeelden:
- Ik denk dat de aarde plat is.
- Ik denk dat de welvaart op aarde onrechtvaardig verdeeld is.
- Ik denk dat 2 + 4 6 is.
- Ik denk dat God bestaat. / Iets bestaat.
- Wat is God? Wat is iets?
- Wat is de omschrijving van “wat is”
- Wat is is? Wat is zijn? –> (Eén van de kernvragen van de filosofie)
- Wat is de omschrijving van “wat is”
- Wat is God? Wat is iets?
- Er is een universum
- Voorbeelden:
- 196 Plato: Wat is kennis?: Theaeteatus
[EXPAND †“ Definitie van kennis volgens wikipedia]Kennis is dat wat geweten en toegepast wordt door de mens of door de maatschappij als geheel, veel van de menselijke activiteit vereist specifieke kennis, ervaring en vaardigheid. In de kentheorie of epistemologie wordt onderzocht wat kennis is en of aanspraken op kennis gerechtvaardigd zijn. In de loop van de tijd zijn er dan ook wisselende ideeën ontwikkeld over wat er te weten valt en in welke mate er sprake moet zijn van twijfel.[/EXPAND]
- 196 Waarheidsvoorwaarde : Men kan alleen iets weten wat waar is.
- 196 De overtuigingsvoorwaarde : Ik ben ervan overtuigd dat iets waar is.
- 197 Wanneer we denken iets te weten, zijn we er toch van overtuigd? Daarom worden er al duizenden jaren gediscussieerd over het verband en het verschil tussen weten, zekerheid en geloven. Men kan niets weten wat men niet met tamelijk grote zekerheid voor waar houdt. Als ik iets weet, durf ik daar gerust een weddenschap op af te sluiten. ( JST: bijvoorbeeld 2 + 4 = 6 )
- 197 De rechtvaardigingsvoorwaarde : Iets weten veronderstelt goede redenen met een tamelijk stevige overtuiging van iets dat waar is.
- 197 Kennis kan worden gedeeld door een mededeling : het deelbare niet-ik.
- 198 Voorstellingen zijn puur persoonlijk, deze kan ik niet delen.
- 198 Onder een voorstelling kunnen we een psychologische episode verstaan die plaatsvindt wanneer we zintuiglijke indrukken verwerken of ons zintuiglijk verwerkte indrukken met behulp van het in buildings vermogen proberen te herinneren.
- 198 Voorstellingen laten zich dus wel meedelen, maar niet delen.
- 198 Kennis kan gewoon worden meegedeeld, en daarmee ook gedeeld.
-
Voorbeelden:
-
Lies: Ik ben ontzettend hard op mijn rug gevallen.
-
Jan: Wat erg, ik voel met je mee.
-
-
- 199 Fichtes derde principe komt er dus eenvoudig op neer dat iemand die iets weet, daarmee in een deelbare toestand terechtkomt. Kennis is iets algemeens dat zich laat meedelen en delen. “Het ik” is Fichtes naam voor de algemene dimensie van het kennen. Het is het algemene kennis subject. “Het deelbare ik” is daarentegen Fichtes naam voor het feit dat er veel mensen kunnen zijn die iets weten.
199 In de mens opent de natuur haar ogen
- 200 Het ik is niet de hersenen
- 200 Nog tijdens Fichtes leven heeft de eerste grote denker van de romantiek, Schelling, het beslissende bezwaar geformuleerd.
- 200 Dit bezwaar maakte op de langere termijn het existentialisme, het marxisme en de moderne dieptepsychologie mogelijk.
- 200 De wet van de specifieke zenuw-energieën:
- 200 //// Niet de objectieve structuur van een uiterlijke prikkel bepaald een zintuiglijke waarneming, maar het geprikkelde zintuig (zenuwcellen) zijn ervoor verantwoordelijk in welke modaliteiten (zien, horen, proeven) een prikkel als waarneming wordt verwerkt.
- 200 De natuurfilosofie hanteert een antroposofische principe:
- 200 Het inzicht dat het waarneembare (tastbare / voelbare ) universum kennelijk geschikt is voor de ontwikkeling van levende wezens die dat universum kunnen observeren. Wij zijn wezens die zich in het universum hebben ontwikkeld. metaforisch wordt dat zo uitgedrukt dat de natuur in de mens als het ware ontwaakt en een bewustzijn van zichzelf ontwikkeld, een uiterst romantische metafoor. (Zie ook Nagel: Geest en kosmos)
- 201 Het is inderdaad een opmerkelijke toestand dat we überhaupt in staat zijn de natuur te begrijpen. Het is eigenlijk zelfs verbazingwekkend, omdat er in elk geval geen aanwijzingen zijn dat de natuur er letterlijk op zat te wachten dat zich levende wezens met een geest zouden ontwikkelen die dan vervolgens de natuurwetten proberen te ontcijferen. Dat er levende wezens met een geest bestaan, lijkt in elk geval niet noodzakelijkerwijs zo te zijn, dat wil zeggen, we kunnen ons zonder veel moeite een alternatieve loop van de evolutie van de levende wezens op onze planeet voorstellen, waarin er nooit levende wezens met een geest zijn ontstaan die proberen de natuur en hun eigen plaats daarin te begrijpen.
- 201 Het is niet zo dat we bij de evolutietheorie te maken hebben met een “blinde horlogemaker” (Een term van Richard Dawkins). De evolutie is noch een horlogemaker, noch wat voor maken dan ook, en ze doet helemaal niks, omdat ze noch een subject, noch enig ander persoon is die blind dingen wil bereiken, maar gewoon onze verzamelnaam is voor de complexe processen bij het ontstaan van de soorten.
- 201 De evolutie leidt helemaal nergens toe.
- 202 De term ‘evolutie‘ doet al snel vermoeden dat de gebeurtenissen zo samenhangen dat er sprake lijkt te zijn van een bedoeling, al is het maar een blinde bedoeling: bijvoorbeeld het overleven van individuen en soorten. Maar zo stellen we de evolutie ongewild toch voor als een door bedoelingen geleid proces, als een strijd om het overleven bijvoorbeeld.
- 203 De natuurfilosofie en haar gevolgen in de negentiende eeuw, waartoe ook het marxisme en de psychoanalyse behoren, brachten tegen het idee van de volledige autonomie van het ik in dat er ook ziekten van het ik bestaan.
203 "Laat papa dat maar even doen" : Freud en Stromberg
- 203 Freud werkt in “Het ik en het es” (1923) het bewuste en het onbewuste uit in het ich – es – uber-ich.
- 203 Freud kwam al in 1895 met een biologisch gefundeerde “neuronentheorie” ( De neuronentheorie is in 1888 door Santiago Ramón y Cajal al opgesteld.
- 204 Freud kwam nu juist met de psychoanalyse omdat hij begreep dat er structuren zijn in ons geestelijk leven die tot uitdrukking komen in de manier waarop hij onszelf en onze attitudes ten opzichte van anderen beschrijven.
- 204 Er bestaat een verband tussen onze zelfbeschrijvingen en de kwaliteit van ons bewuste leven.
- 204 Freud is er in verschillende historische scholen steeds weer om bekritiseerd dat de psychoanalyse niet wetenschappelijk genoeg zou zijn, waarbij het voor dergelijke kritiek natuurlijk wel uitmaken wat er eigenlijk onder “wetenschap” wordt verstaan.
- 204 De psychoanalyse is nog altijd een erkende vorm van therapie.
- 204 Freud en in navolging Lacan gaan onder meer een kritische dialoog aan met zelfbeschrijvingen die ervan uitgaan dat er een over de mensheid wakende raad van experts, de wetenschappers, is die de absoluut objectieve godin genaamd “wetenschap” aanbidden.
- 205 Wat verstaat Freud nu onder het ik?
- 205 Het fundamentele onderscheid dat Freud aanbrengt, is de verdeling van het psychische in een bewuste en het onbewuste.
[EXPAND †“ Gabriel geeft als voorbeeld van een bus op het vliegveld die van de terminal naar het vliegtuig rijdt]
We stappen in en zien een vrije zitplaats. Terwijl onze richting die zitplaats bewegen, zien we andere mensen die we misschien op het vliegveld ook al hadden geobserveerd. Voor sommigen van hen interesseren ons, voor anderen niet, en de waarneming stak zelf geeft geen uitsluitsel over de vraag waarom al dan niet worden waargenomen. Daarom wordt er een heuse theorie opgebouwd die het mogelijk maakt het eigen gedrag te sturen: de hulpeloos lijkende oudere dame zien we liever op de zitplaats waar we net nog maar onderweg waren, zitten liever niet naast die ons sympathiek ogende man die de hele tijd aan de telefoon is met zijn zaken power, waardoor de indruk krijgen dat hij zich opzettelijk extra belangrijk voordoet. Er gaan ons ondertussen allerlei gedachten door het hoofd die we eigenlijk liever niet hebben die we als het ware snel weer weg drukken.
[/EXPAND]
- 206 Volgens Freud Volgens Freud zijn die gedachten boodschappen van het onbewuste. Het zou hierbij gaan om beoordeling zwarte lonen die er mede voor zorgen dat bepaalde dingen ons überhaupt opvallen, dat we in bepaalde mensen geïnteresseerd zijn in een bepaalde attitude ten opzichte van van hen hebben.
- 207 Het uitgangspunt van de psychoanalyse luid tegen deze achtergrond dat de alledaagse rechtvaardigen de rede waarmee we onze attitude ten opzichte van onszelf en anderen articuleren, ook altijd verankerd is in ervaringen die we soms compleet dachten te hebben vergeten.
- 207 Gabriel geeft als voorbeeld “The Office”. : De kantoortuin als voorbeeld van een omgeving dat iedereen op kantoor een soort psychische landkaart ontwerpt, waarop hij alle anderen een bepaalde waardering en plaats geeft.
- 208 Elke afzonderlijke medewerker zal die orde van al die mensen anders beschrijven, afhankelijk van zijn of haar beoordeling.
- 208 Naast de officiële orde ( die de rollen en rangen binnen het bedrijf vastlegt) is er ook altijd een psychische orde, die deels met officiële regels samenvalt.
- 208 Het “ik” is in het model van Freud de naam voor een bepaald beschrijving’s niveau van onze sociale interacties:
[EXPAND †“Freud over wetenschap]
Dikwijls hebben we de eis horen verdedigen dat een wetenschap gebaseerd moet zijn op heldere en scherp gedefinieerde grondbegrippen. In werkelijkheid begint geen enkele wetenschap, ook de meest exacte niet, met zulke definities. Het werkelijke begin van de wetenschappelijke activiteit bestaat veel eer in het beschrijven van verschijnselen, die vervolgens verder worden gegroepeerd, gerangschikt en met elkaar in grotere verbanden ondergebracht. Reeds bij de beschrijving kan men er niet aan ontkomen bepaalde abstracte ideeën op het materiaal toe te passen, die men ergens vandaan haalt, en zeker niet alleen uit de nieuwe ervaring.
[/EXPAND]
-
209 Noot JST: is dat geen omschrijving van sociologie?
209 Hoe driften op harde feiten stuiten
- 209 Robert Brandom spreekt van “het spel van het geven en verlangen van de redenen”
- 209 Een ik zijn, betekent toegankelijk zijn voor een beschrijving’s niveau waarop hij de attitudes ten opzichte van onszelf en anderen met de redenen rechtvaardigen.
-
209 Ik in samenwerking met de ander. Een ik als ik bestaat dan niet.
[EXPAND †“ Freud maakt het ik tot een ding:][EXPAND ] Het ik is vooral iets fysieks, het is niet alleen een oppervlak entiteit, maar zelf de projectie van een oppervlak. Zoekt men naar een anatomische analogie hiervoor, dan kan men het ik nog het best te vereenzelvigen met het hersenmannetje van de anatomen, dat in de hersenschors op zijn hoofd staat, wielen omhoog steekt, achterom kijkt en, zoals bekend, het spraakcentrum links draagt. [/EXPAND]
- 210 De substantietheorie zie blz 174
- 210 De bundel theorie zie 173
[EXPAND †“ Brandom stelt een middenweg tussen deze twee theorieën voor:]
Brandom houdt zich niet bezig met het probleem dat het ik niet slechts een neutrale speler te midden van anderen is. Elk ik beschrijft het totale spel namelijk vanuit een standpunt dat de anderen niet zonder meer kunnen delen. De reden daarvan is niet alleen dat ieder van ons nu eenmaal andere theorieën heeft, gebaseerd op andere ervaringen, die men vervolgens in het spel van het geven en verlangen van redenen zou kunnen afstemmen. Wat we van Freud leren, is dat het ik juist individueel wordt, doordat de ervaringen opdoen die door anderen van mijn waardering worden voorzien die we dan als een gewoonte overnemen. Daarom introduceert Freud naast het “ik” ook nog een “boven-ik” en een “es”
[/EXPAND]
- 211 Het “boven-ik”, ( Ãœber-ich , ook wel aangeduid als het “ik-ideaal”) bepaalt onze zelf beschrijving als ik, doordat we bepaalde gedragingen en attitudes voor acceptabel of zelfs noodzakelijk houden.
- 211 Het Ãœber-ich legt vast wat we überhaupt als goede redenen accepteren voor het ik om een gevoelsmatige attitude ten opzichte van anderen terecht te doen lijken. (een “geweten”)
[EXPAND †“Es, Ich, Ãœber-ich]
Deze driften (hebzucht, Lies: “7 zonden” : IJdelheid, luiheid, hebzucht, wellust, jaloezie, gulzigheid en woede) zijn in aanvang ongestuurd en ongeremd. Freud noemde dit het Es. De mens leert deze driften te beheersen door zich aan te passen aan de verwachtingen van anderen. Het is het ik, of ego in het Latijn, het bewuste deel van het psychische apparaat, dat leert om die driften te beheersen. De opvoeding en de cultuur dwingen deze aanpassing af, en geven de voorbeelden waar het bewuste zich op kan richten. Het deel van het psychisch apparaat dat deze voorbeelden internaliseert is het über-ich (super-ego of geweten).
Deze indeling van de menselijke geest doet enigszins denken aan de leer van Plato. Hij beschrijft dat de mens bestaat uit het onderlichaam (verlangens) dat door de borst in bedwang moet worden gehouden. De perfecte mens leeft uit het hoofd, dat daar weer boven staat.
[/EXPAND]
- 211 Het Über-ich legt vast wat wij überhaupt als goede redenen accepteren voor het ik om een gevoelsmatige attitude ten opzichte van anderen terecht te doen lijken.
- 211 Het Es is Freuds term voor de driften, waarbij hij onderscheid maakt tussen de seksuele drift (Eros) en de doodsdrift.
- 211 //// We hebben overtuigingen en meningen over wat onafhankelijk van onze overtuigingen en meningen het geval is.
- 212 In het woord “waarneming” klinkt al iets door van, iets raars tot ons nemen, een feit.
- 212 Ook in talen waarin de Latijnse stam de receptie ook voor waarneming wordt gebruikt, wordt uitdrukking gegeven aan het idee dat we iets verzamelen of bevatten. Daarom staat het ik bij Freud voor wat hij het realiteitsprincipe noemt, dat wil zeggen voor de omstandigheid dat wij in contact staan met feiten terwijl we geen rol spelen bij hun bestaan of een totstandkoming.
- 212 Harde werkelijkheden zijn feiten waar we helemaal niet bij betrokken zijn.
- 212 //// Niet-harde werkelijkheden zijn driften, deze kunnen dan onafhankelijk zijn van de harde werkelijkheden.
212 JST Kom je, wanneer je filosofeert, verder als je tegenover elke definitie een anti-definitie kunt stellen?
- 212 Wij veranderen werkelijkheden en creëren nieuwe, omdat de driften hebben
- 213 Het Es is volgens Freud een een energiecentrum dat door waarnemingen wordt geprikkeld en daar vervolgens op reageert.
- 213 Het ich dan zoiets als het oog en het oor van het Es, hij beschouwt nadrukkelijk als een deel van het Es, wat overigens het onderscheid wat hij maakt wel compliceert.
- 213 Een voorbeeld van een pak melk in de supermarkt. Vla in glazen flessen? Hergebruik? Plastic t.o.v. glas?
214 Oedipus en het pak melk
- 214 De waarneming van verschillende pakken melk vindt altijd plaats in relatie met waarderingen, die niet noodzakelijkerwijs iets met de voorhanden zijnde feiten te maken hoeven te hebben. onze waarnemingen zijn ingebed in systemen van verlangens en begeerte’s van de meest uiteenlopende soorten en vormen, en komen in ons leven nooit in een zuivere toestand, vrij van verlangens voor.
- 214 Zelfs wanneer bijvoorbeeld als natuurwetenschapper in een laboratorium werken en een eiwit onderzoeken, moeten we van onze wensen abstraheren om de naakte feiten te kunnen waarnemen of onderkennen. Maar om van onze verlangens te kunnen abstraheren moeten we dat wel willen. Bedrijven ons immers voorgenomen wetenschapper te zijn, en dus ordenden we onze driften zoveel mogelijk in het kader van die beslissing.
- 214 Het bewust geleefd te bestaan, waarin wij uit alledaagse, geaccepteerde motieven met elkaar communiceren in gesprekken, het ich , is in die zin een apart gedifferentieerd deel van het Es, omdat we weliswaar van alles waarnemen, maar dus niet hoe wordt bepaald waarop ons concentreren en waarop niet. Daarom kan Freud het ich aanduiden als een armzalig ding, omdat het niet meer dan een oppervlak moet zijn waarop zich enerzijds waarnemingen en anderzijds driften afbeelden, die ogenblikkelijk door het Ãœber-ich worden gefilterd en gecensureerd.
- 215 “Objectbezetting” : Freud beschouwt het ik als een onderdeel van het Es.
- 215 Maar wat betekent het nu eigenlijk dat het ich een deel van het Es is? Als het Es onbewust is en als zijn boodschappen of impulsen slechts gefilterd bij het bewuste ich belanden, hoe kan het ik dan onderdeel van het Es zijn?
- 215 Het realiteitsprincipe moet buigen voor het lustprincipe. Bas Heijne.
- 216 We moeten het idee van Freud wel moderniseren, dat betekent in dit geval vooral dat we ze moeten ontdoen van het verkeerde idee dat het ich een biologisch wezen is dat wordt gevormd door interacties tussen het organisme in zijn natuurlijke omgeving (de buitenwereld), en dat een lange cultuurgeschiedenis ertoe heeft geleid dat er bovendien nog een über-ich is ontstaan.
- 217 De psychoanalyse heeft een beslissende rol gespeeld bij de politieke emancipatie van minderheden en onderdrukte groepen.
- 217 Freud is er sowieso verantwoordelijk voor dat de seksualiteit als een belangrijk onderdeel van ons zelf zijn gaan onderkennen
- 217 Zijn oorspronkelijke variant van de psychoanalyse splitste zich in de 20ste eeuw in verschillende takken, die op hun beurt weer hebben geleid tot de vorming van belangrijke emancipatoire theorieën, zoals de gender theorie
- 218 Het werk van Freud staat bol van de patriarchale aannames, die hij onderbouwd door middel van mythevorming.
- 218 De politieke hoofdfunctie van de mythologie is ons een beeld van de totale maatschappelijke situatie in onze tijd te bieden door onze broer tijd voor te spiegelen.
- 219 Het oedipuscomplex is door Jung aangevuld met het elektracomplex. (Een tegenhanger voor meisjes)
- 219 Tegenwoordig is het algemeen gebruikelijk om goed en kwaad te reduceerden tot waardeoordelen die in de loop van de evolutie hun nut hebben bewezen. Goed zou dan zijn wat voor het overleven van pas komt en kwaad of slecht datgene wat het overleven van de soort homo sapiens in gevaar brengt.
- 219 De discussie van goed en kwaad focust vervolgens op de vraag waarom er eigenlijk altruïsme is ontstaan.
- 219 Richard Dawkins heeft in zijn boek “Onze zelfzuchtige genen” geprobeerd te verklaren waarom wij onze verwanten in moreel opzicht belangrijker vinden dan willekeurige vreemden.
- 220 Vraag: Waarom zou het egoïsme van de genen de regel zijn, en het altruïsme een lastig te verklaren uitzondering?
- 221 Het is gewoon niet zo dat wij geneigd zijn egoïstisch te zijn. Het is echter ook niet zo dat we van nature geneigd zijn liefde voor anderen te zorgen en onszelf op te offeren. Dat is nu precies de menselijke vrijheid: we zijn in staat om afstand te nemen van ons eigen standpunt omdat we begrijpen dat anderen ook een standpunt hebben.
- 221 Het “ik” is een filosofisch begrip en het vervult een functie in de beschrijving van onszelf.
- 221 Het maakt deel uit van ons zelfportret
- 222 We kunnen onszelf als ik beschouwen, onszelf als bewust en zelfbewust beleven, iets weten en meedelen.