laatste wijziging: 07-03-2024
06 Descartes – Over de methode
Auteur: Descartes, René
Boek: Over de methode 1637 655 blz - netto 564
Gelezen: 22-12-2023 tot 2-2-2024 in Spanje tijdens het overwinteren
Voor: mezelf . . .
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Verhandeling_over_de_methode
Volledige titel:
Inleiding over de methode: hoe zijn verstand goed te gebruiken en de waarheid te achterhalen in de wetenschappen
- Inleiding
- Eerste gedeelte
- Tweede gedeelte
- Derde gedeelte
- Vierde gedeelte
- Vijfde gedeelte
- Zesde gedeelte
.
Inleiding
- /// JST TO DO Nog nader uitwerken
.
Eerste gedeelte
Bladzijde 42 tot en met 50 (9-1-2024)
- 42 Descartes begint in het eerste deel met te stellen dat de rede van elk mens gelijk is en dat meningsverschillen alleen ontstaan omdat mensen op verschillende manieren hun gedachtes kunnen laten lopen en aan verschillende punten aandacht besteden.
- “Het gezond verstand is van alle dingen op de wereld het gelijkmatigst verdeeld. Want iedereen vindt dat hij er zo goed van voorzien is dat zelfs degenen die in iedere andere kwestie het moeilijkst tevreden te stellen zijn er nooit meer van willen dan ze er al van hebben.”
- 43 Het gaat erom dat je het goed gebruikt en Descartes beweert dat hij een methode van denken heeft ontwikkelt die hem zijn kennis het best laat vergroten.
- Vervolgens vertelt hij dat zijn studietijd hem alleen maar onzekerder maakte over zaken.
- Alhoewel hij de wiskunde nog niet op zijn echte waarde kon schatten, waardeerde hij al wel de onbetwistbaarheid van wiskundige bewijzen.
- Van filosofie leerde hij vooral om alles wat plausibel klonk als onwaar te beschouwen.
.
Tweede gedeelte
Bladzijde 51 tot en met 60
- In het tweede deel staat de opbouw van zijn methode centraal.
- Descartes begint met te stellen dat zaken waaraan meerdere mensen gewerkt hebben, bijna altijd minderwaardig zijn aan zaken die door een persoon zijn gemaakt.
- Dit past hij toe op staten,
- waar hij stelt dat een staat die niet systematisch is opgebouwd minder is dan een staat die vanaf het begin een duidelijke grondwet had,
- en op de wetenschap,
- omdat de mening van meerdere wetenschappers nooit beter kan zijn dan de pure mening van een persoon.
- Hij besluit dus alle meningen die hij tot dat punt had op te geven.
07-03-2024 Vergelijk dit met het twijfel-experiment in de “meditaties“
-
- Dit moet echter niet iedereen doen omdat sommige mensen te snel conclusies trekken en andere mensen beter mensen kunnen volgen die beter kunnen redeneren omdat ze toegeven dat zelf minder goed te kunnen.
- Descartes voegt daarna logica, meetkunde en algebra samen om tot zijn methode voor onbetwijfelbare kennis te komen.
- Hij stelde vier basisregels op voor zijn methode. Ten eeiste Is iets pas waar als het onbetwijfelbaar is, ten tweede om elk kwestie in zoveel mogelijk onderdelen te verdelen, ten derde om van simpele naar complexe kennis te werken en als laatste zo’n compleet en systematisch als mogelijk te zijn.
.
Derde gedeelte
Bladzijde 61 tot en met 68
Om tijdens het proces van alle meningen opgeven toch nog te kunnen functioneren, stelt Descartes vier regels op waar hij zich aan zal houden.
- De eerste is dat hij de wetten van zijn land zal gehoorzamen en verder altijd de meest gematigde mening zal volgen, want dat is de mening van de meest verstandige mensen.
- De tweede regel is dat hij vast zal houden aan een keuze, ook al is de kans dat een andere keuze goed is even plausibel, anders kom je nooit verder als je maar van meningen blijft wisselen.
- De derde regel is dat hij zo min mogelijk verlangens heeft en alleen maar de meester is over zijn eigen gedachten. Hoe minder verlangens je hebt, hoe makkelijker het is om een tevreden en gelukkig mens te zijn.
- De vierde regel is dat hij heeft gekeken naar wat mensen doen in hun leven en hij kwam tot de conclusie dat hij het best door kon gaan met wat hij nu deed, zijn rede ontwikkelen. Ook benadrukt Descartes dat hij geen scepticus is, die alleen maar twijfelt om het twijfelen, maar dat hij twijfelt om tot zekerheid te komen.
.
Vierde gedeelte
- 70 Dan beseft Descartes zich dat hoewel hij over alles kan twijfelen, er een essentie moet zijn die twijfelt, wat leidt tot de beroemde zin “ik denk dus ik ben“.
- 70 Dit is zijn eerste onbetwijfelbare principe.
- […] dat ik haar (dit principe) zonder enig bezwaar kon beschouwen als het eerste uitgangspunt van de filosofie die ik zocht
- De menselijke ziel is een denkende substantie die ook kan bestaan zonder het lichaam.
- Zijn tweede onbetwijfelbare principe is het bestaan van God.
- Dit beredeneert hij door te stellen dat we ons perfectie kunnen voorstellen en de reden dat we dat kunnen is omdat wij het idee van perfectie gekregen hebben van God. Als God er niet was geweest, hadden we ons niet perfectie kunnen voorstellen. Hij verwerpt de notie dat we eerst iets zintuiglijk moeten ervaren voordat we het kunnen kennen, aangezien de ziel en God niet empirisch waarneembaar zijn maar wel onbetwijfelbaar bestaan.
.
Vijfde gedeelte
Bladzijde 78 tot en met 94
- Vervolgens behandelt Descartes natuurkundige vraagstukken, zoals het ontstaan van het heelal, hoe God orde aanbracht in de chaos en de creatie van de mens.
- Daarna volgt een stuk over het functioneren van het menselijk hart, wat meer biologie dan filosofie is.
- Hij geeft wel twee regels om dieren van mensen te onderscheiden:
- De eerste is dat dieren nooit hun ideeen duidelijk kunnen maken met taal of gebaar aan anderen.
- De tweede is dat alhoewel dieren in sommige aspecten even goed kunnen zijn als mensen, ze altijd in andere aspecten minder zijn wat ze verraad als dieren. Het komt er vooral op neer dat dieren geen rede hebben en mensen wel.
.
Zesde gedeelte
Bladzijde 95 tot en met 111
- In het laatste deel vertelt Descartes dat hij zijn natuurkundige ideeën niet publiceerde uit angst dat hij misschien toch een fout had gemaakt. Hij predikt echter nog wel steeds het belang van kennis en stelt dat het mogelijk is om van een abstracte filosofie naar een praktische te gaan. Zijn idee is dat iedereen zijn ontdekking meedeelt aan de rest van de wereld zodat die weer daar op door kunnen bouwen en dat volgende generaties steeds verder kunnen komen met kennis.
- Tot slot merkt hij op dat weerwoord niet altijd slecht is omdat die je op fouten kunnen wijzen, al komt dit volgens Descartes zelden voor.