laatste wijziging: 04-05-2023

178 205 IV GAMMA

Bladzijde 178 tot en met 205


Iedere wetenschap heeft haar eigen afgebakende gebied, en de hierbij behorende onbewijsbare axioma’s.

Volgens Aristoteles moeten er op een gegeven moment onbewijsbare axioma’s zijn binnen een wetenschap, anders komt er geen eind aan het bewijzen. Voor de Eerste filosofie is dit gebied wat is in zoverre het is. Daarmee staat deze wetenschap als het ware dwars op de andere wetenschappen, die alle een deelgebied van het zijnde bestrijken[2]. Een bij deze wetenschap behorend axioma is de “Wet van de non-contradictie”, wat inhoudt dat een eigenschap niet tegelijkertijd, in hetzelfde opzicht, wel en niet aan hetzelfde voorwerp toegeschreven kan worden. Voor Aristoteles is dit principe dus een ontologische wet, en geen logische. Ook dit axioma is onbewijsbaar, maar Aristoteles maakt het wel aannemelijk: iemand die ontkent dat dit principe geldig is, gebruikt het zelf namelijk al om dit aan te tonen. Bij enig nadenken ziet men in dat het onmogelijk is te redeneren zonder dit principe te respecteren.

Verder gaat Aristoteles in op het relativisme (van bijvoorbeeld Protagoras): men kan zeggen dat één voorwerp in de loop van de tijd tegengestelde eigenschappen vertoont, en dat die dus op één bepaald moment allebei toegeschreven konden worden aan dit voorwerp. Immers het is onmogelijk dat iets (in dit geval de later vertoonde tegengestelde eigenschap) uit niets is ontstaan. Hierop reageert Aristoteles met zijn bekende onderscheid van de potentialiteit en de verwerkelijking[3]: de later vertoonde eigenschap was potentieel al wel aanwezig, maar was toen nog niet verwerkelijkt.


.
—1— Het zijnde als zijnde

Het bijkomstige zijnde

.
—2— Het zijnde verwijst naar één ding en één natuur

.
—3— 

– ##
– ##

In het achtste hoofdstuk van het vierde boek, 1005 b 24, van de Metafysica (bladzijde 185), wordt als eerste zijnskarakter van de werkelijkheid het hypokeimenon genoemd. Bij voorbaat ligt het al zo, de grondslag, het dragende. Het woord is later in de traditie getild als substantia, hoewel in dat Latijnse woord ook de Griekse woorden en termen hypostasis en ousia meeklinken.

De werkelijkheid wordt gedragen, ze heeft een grondslag. Zou ze dat niet bezitten, dan bleven de dingen onwerkelijk en onwezenlijk.

– ##
– 185 1005 a 35
.
—4— 1006

– ##
– ##
– ##
– ##
.
—5— 
-##
-##
-##
-##

.
—6—
-##
-##
-##
-##

.
—7—
-##
-##
-##
-##

.
—8—
-##
-##
-##
-##
.

—9—
-##
-##
-##
-##

.

–10—

-##
-##
-##
-##