laatste wijziging: 11-08-2022

11 Sartre – 1943 – Het zijn & het niet


      Auteur: Sartre, Jean-Paul
        Boek: Het zijn en het niet - 1943
     Gelezen: 12 juni 2020 - 19 december 2020
 Ingesproken: januari 2021 - . . .

op-zich : het v h bewustzijn onafhankelijke zijn van de dingen :

JST :: ergo :: materie

voor-zich : het door bewustzijn bepaalde zijn van de mens :

JST :: ergo :: geest


  • op-zich-zijn (en-soi), als het van het bewustzijn onafhankelijke  zijn van de dingen, en
    • dieren, dingen, in zichzelf opgesloten
  • voor-zich-zijn (pour-soi), als het door bewustzijn bepaalde zijn van de mens.
    • mensen, niet alleen kunnen maar ook moeten kiezen
  • existentie
  • essentie
  • keuze
  • kwade trouw

 



 


Boek: 100 essentiële denkers – Philip Stokes  bladzijde 153

De existentialisten: Jean-Paul Sartre

“Het is aan het individu om het leven te kiezen dat het denkt dat het beste is”

Het belangrijkste werk van Sartre, de grote woordvoerder van het existentialisme in het naoorlogse Frankrijk, is L’etre et le neant, dat voor een belangrijk deel gebaseerd is op het werk van zijn voorgangers, in de eerste plaats Kierkegaard en Martin Heidegger. Niettemin bevat zijn filosofie een helderheid en kracht waarmee hij de tijdsgeest veel krachtiger kon treffen dan zijn voorgangers en zijn existentialistische tijdgenoten als Camus, Merleau-Ponty en Simone de Beauvoir.

Het centrale thema van alle existentialisten is de stelling:

existentie
essentie

.

existentie gaat vooraf aan essentie”.

Sartre wil daarmee zeggen dat de mens eerst zonder doel of definitie bestaat, zichzelf in de wereld vindt en pas dan, als een reactie op ervaring, de betekenis van zijn leven definieert. Het is de omkering van een argument dat Aristoteles in zijn Ethica beschrijft, namelijk dat de mens is geschapen om een bestemming te vervullen en dat het streven naar die bestemming de vervulling van het leven is.

Sartre stelt echter dat er geen God of ontwerper is om een bestemming voor de mens te bedenken, zodat het aan de mens is om het leven te kiezen dat het beste bij hem past. Maar de redenering van Sartre is niet afhankelijk van atheïsme om de existentialistische stelling te bewijzen. Ook een geloof in God is volgens Sartre een persoonlijke keuze – het is een gekozen leven en doel. Het geloof in een godheid kan nooit opgelegd worden. Zelfs als men het miraculeuze visioen van Abraham zou hebben, is het nog aan het individu om die visioenen te interpreteren: de stem van het goddelijke of vreemde hallucinaties? Alleen het individu, en niet God, kan die interpretatie waken . . .


keuze

.

Het is een van de grondprincipes van de filosofie van Sartre dat een mens nooit gedwongen is, hij staat altijd voor de     keuze  . Zelfs als hij gevangen zit of als er een pistool tegen zijn hoofd wordt gehouden heeft hij de keuze mee te gaan of uit te dagen – de consequenties stellen ons niet vrij van het maken van keuzes. Deze radicale vrijheid brengt belangrijke consequenties met zich mee.

We zijn verantwoordelijk voor alles wat we doen. In het existentialisme van Sartre kunnen we geen excuses maken of de verantwoordelijkheid afschuiven op een goddelijk wezen of de menselijke natuur, dat zou zelfbedrog of kwade trouw’ zijn. Dat leidt tot drie verwante lasten voor het individu.


Boek : Atlas van de filosofie, Kunzmann e.a. bladzijde 203

Het existentialisme van Jean-Paul Sartre (1905-1980) is beïnvloed door de fenomenologie van Husserl, door Heidegger, Hegel en later door het marxisme. Evenals Camus publiceerde hij ook toneelwerk en romans, waardoor het existentialisme, met name in Frankrijk, gedurende enige tijd een ”modieuze stroming” werd. Sartre ‘s eerste hoofdwerk ‘Het zijn en het niets’ is een proeve van een fenomenologische ontologie en begint daarom met de vraag naar het zijn.

Sartre ‘s eerste hoofdwerk ‘Het zijn en het niet‘ is een proeve van een fenomenologische ontologie en begint daarom met de vraag naar het zijn.

Hij maakt een onderscheid tussen: