laatste wijziging: 03-04-2020

4 Hedendaags populisme

69 HOOFDSTUK 4. HEDENDAAGS POPULISME

Ondanks de grote verschillen tussen het ideologisch en hedendaags populisme zijn deze bewegingen volgens de auteur in zeker opzicht vergelijkbaar zijn. Een belangrijk verschil is de 70 waardering van geweld. Het ideologisch populisme verheerlijkt in nagenoeg al zijn varianten de inzet van geweld; geweld om macht te veroveren, om een mensenmassa te vormen die manipuleerbaar, beweeglijk en gewillig is.

In het hedendaags populisme blijft het verheerlijken van geweld nagenoeg achterwege, ook in landen waar het aan de macht is gekomen. Populisten hebben de macht ook niet met geweld veroverd, maar veeleer langs democratische weg in handen gekregen.

71 4.1 Het volk hervonden

In zijn boek “Was ist Populismus?” stelt Jan-Werner Muller dat een pluriforme ‘bevolking’ als het ware als vanzelf zoekt naar vormen van weerspiegeling in een democratie, een vertegenwoordiging die de verscheidenheid respecteert. Het veeleer homogene ‘volk’ neigt er daarentegen toe zich of te zetten tegen deze verscheidenheid, deze verscheidenheid eerder te willen relativeren, en vertaalt dit in een wijze van vertegenwoordiging waarin de homogeniteit tot uitdrukking komt, het leiderschap.

Muller stelt nu dat populisme als vanzelf samenhangt met een antidemocratische houding omdat het de pluriforme samenstelling van een bevolking opsplitst in een “eigen” homogeen volksdeel (“wij”) tegenover “wezensvreemde” delen (“zij”). Volgens het populisme impliceert identiteit altijd niet-identiteit. Het onderscheid roept partijdigheid op en wijst op vooringenomenheid: populisten kennen zichzelf exclusief de bevoegdheid toe te bepalen wat de specifieke kenmerken van een volk zijn en wie er op grond daarvan toe behoort.

Dit heeft een negatieve implicatie: populisten wijzen de idee van gelijkberechtiging in de democratische vertegenwoordiging af, de populistische definitie van ‘volk’ staat daarmee lijnrecht tegenover de burgerlijke. Deze sluit immers de `overige’ burgers juist in, dit op burgerrechtelijke gronden.

Typerend voor de idee van volksvertegenwoordiging in het populisme is dat het “wij” moet worden begrepen als een enkelvoud: het verwijst in de politieke praktijk van het populisme naar de leider, de allesbepalende “ik’. 74 Het populisme presenteert zich in de gedaante van een nieuw type vertegenwoordiger van het volk: de ware vertegenwoordiger is de leider die zich van bovenaf, onweersproken door andere actieve populisten, over het volk ontfermt, zich presenteert als alleenheerser. Deze is soeverein, maakt aanspraak op exclusieve vertegenwoordiging van het volk, en bepaalt wat het volk wil. Vandaar dat de soevereine leider en zijn aanhang zich zo verheffen tegen de al degenen die ook de bevolking menen te vertegenwoordigen, tegen de elites: zij vertegenwoordigen het volk niet maar verraden het, zijn de aloude `vijanden van het volk’.

Met nadruk wijst Muller erop dat populisten het principe van representatie niet afwijzen. Integendeel: ze vatten deze in absolute zin op als directe alleen-vertegenwoordiging van het volk. Maar binnen de populistische partij treedt de leider op met voorbijgaan aan wat de representatieve democratie het meest eigen is: uitvoering van het kiezersmandaat binnen de daartoe geëigende instituties en met respect voor wettelijke procedures. Populisten reduceren dergelijke kaders tot een minimum. (76 de rest van de fractie zijn “fractie-schapen”)

Zolang het stelsel van de parlementaire democratie zich handhaaft, zijn populistische partijen gedwongen zich op te houden binnen zijn instituties en procedures. Dit heeft echter niets van doen met de erkenning van het gezag en de waarde ervan. Populisten gebruiken de democratie voor het veroveren van de macht; is deze eenmaal binnengehaald, dan is het voortbestaan van de democratische rechtsorde niet verzekerd.

3 april 2020 : Het hedendaagse populisme zal alleen maar toenemen (Arie)
71 4.2 Ongelijk voor de wet

Een van de fundamentele rechtsstatelijke waarden is het beginsel van gelijkheid voor de wet. Dit beginsel beschermt ongelijkheid. Het ontkracht de misvatting dat de bevolking binnen een staatsverband kan worden opgesplitst in hen die als mens opgaan in de homogeniteit van volk en anderen die daar in heterogene zin buiten vallen. Een opvatting die juist door populisten wordt gehuldigd: alle aandacht wordt door hen gericht op de heterogene samenstelling van de bevolking, op gelijkheid in menselijke zin. Waaraan zij vervolgens een politieke indeling toevoegen: het honoreren van de rechtmatige ongelijkheid. Het zal zijn rechtmatige identiteit moeten bevechten op minderheden als het ware van nature geen respect zouden hebben voor het legalistische beginsel van gelijkheid voor de wet.

Populisten zijn de mening toegedaan dat minderheden hun eigen bijzonderheid aan anderen willen opleggen, dus ook aan het authentieke volk. (“Eigen volk eerst“) Dus moet het authentieke en acuut bedreigde volk zich verweren. Tot dit verweer behoort ook de aanval op de rechtsstatelijke beginselen; de bedreigende ongelijkheid zou binnen de rechtsstatelijke kaders — waarbinnen ongelijkheid beschermd wordt —immers alleen maar groter worden. Niet alleen elites maar ook internationale instellingen zijn verdacht: het internationalisme bedreigt al vanzelf de authentieke natie. Alsof het gevaar zich verbergt, vanuit h: t duister opereert en onzichtbaar infiltreert, voegt zich daarbij de suggestie van complotten.

3 april 2020 Om niet een populist te zijn moet je je gevoel kunnen scheiden van je verstand (Janne)
87 - 4.3  Revolte zonder toekomst

De populistische revolte beweert uit te zijn op het heroveren van de identiteit van volk en natie. Daartoe ontketent deze revolte verzet. Aan het eind daarvan wacht echter het machtsmonopolie van de leider die het verzet heeft aangevoerd. In het licht van deze overgedragen soevereiniteit doet de inrichting van staat en samenleving er minder toe: deze ligt eigenlijk in handen van de leider. 92 Wat hem in de weg staat is hindermacht.

Waar het populisme eenmaal een dominantie machtspositie verovert, wordt onmiddellijk de aanval geopend op het pluriforme karakter van de democratie, alsmede de rechtsstatelijke verankering daarvan. Als vanzelf claimen populisten de alleen-vertegenwoordiging van het volk, als vanzelf relativeren zij de kernwaarden van de democratische rechtsstaat: de gelijkberechtiging van minderheden. Met overdrijving, retoriek en gerichtheid op publiciteit wordt in het publieke debat ingespeeld op wat er onder de bevolking zou leven. De politieke retoriek richt zich op beloftes voor de kortere termijn en op een daaraan gekoppelde afrekencultuur.

De (negatieve) toon wint het van de inhoud, meningen worden geëtaleerd en stellingen betrokken. Mondigheid wint het letterlijk van de kunst van het luisteren. In deze zin is er sprake van een sluipende revolte in zowel de maatschappij als het publieke domein. Er doet zich een sluipende gewenning voor van de populistische revolte, ook belijdende niet-populisten zoeken aansluiting aan iets als volk, traditionele identiteit en nationale verbondenheid. Ook voor de macht zelf blijft het echter vaag wat uit deze revolte tevoorschijn moet komen.

95 4.4 Volksvijanden

De populistische revolte keert zich openlijk tegen een van de rechtsstatelijke beginselen: de onafhankelijke rechtspraak. Het ondergeschikt maken van de rechterlijke macht aan de wil van het volk lijkt eigen te zijn aan de populistische revolte. De rechter moet de onafhankelijkheid worden ontnomen door zich onder het oordeel van het volk te plaatsen — in feite dus onder dat van de populistische leider. Rechtsstaat en legaliteit zijn niet langer de bindende kaders van de rechterlijke macht, maar moraliserende oordelen. 98 Het drieluik van de trias politica wordt onderworpen aan de macht van de echte volksvertegenwoordiger. Zo’n revolte kondigt zich ook aan in de bewoordingen waarin Trump rechters veroordeelt die decreten van hem buiten werking stellen: hun fout zou zijn dat ze het morele gelijk van de leider niet erkennen, dat veroordeelt hen.

De revolte blijkt verleidelijk en geleidelijk door te kunnen lopen in een revolutie. De door rechtsstaat en democratie verbonden pluriforme bevolking blijkt te kunnen desintegreren: er ontstaat een volks “wij” dat onderscheidt van een “zij” dat meer en meer in een vijandig licht komt te staan. De wetgeving maakt zich losser van rechtsstatelijke beginselen. Geleidelijk aan wint het beginsel van ongelijkheid voor de wet het van het burgerlijk-democratische gelijkheidsbeginsel.

De wetgever past zich hierop aan: uitgelokt door de wervende kracht van het leidersbeginsel accepteert de wetgevende macht een ondergeschikte positie aan de uitvoerende macht. Het justitionele domein wordt ingevoegd in een gepolitiseerd machtsstelsel dat geweven wordt rond een leider, vertegenwoordiger van het volk.

Stap voor stap wordt de institutionele structuur tussen leider en volk geslagen: het wordt amorf en dienstbaar gemaakt aan de wil van de leider. Omdat deze zich op zijn volk moet beroepen, wordt dit volk gebonden aan iets als een eigen, bindende en verenigde identiteit; leider en volk komen bijeen in de utopie van soevereine natiestaat. Als vanzelf schept deze volksidentiteit het afwijkende, onderscheidende, identieke: naar willekeur te benoemen vijanden van het volk.

101 De benodigde rechtvaardiging van dit alles wordt gevonden in inzetten van postmoderne beelden en verhalen