Metafysica Taal en waarheid
Bladzijde 153 tot en met 221
- 153 – III. TAAL EN WAARHEID
- 157 – 7 Filosofie, dichtkunst en retorica
- 159 – 7.1 De filosoof versus de dichter
- 165 – 7.2 De filosoof versus de sofist
- 173 – 8 Dialectiek en fenomenologie
- 173 – 8.1 Hegels dialectiek
- 182 – 8.2 Heideggers hermeneutische fenomenologie
- 187 – 9 Hermeneutische variaties
- 190 – 9.1 De hermeneutische wending van Dilthey naar Gadamer
- 195 – 9.1.1 Gadamer en de waarheid van de wetenschappen
- 198 – 9.1.2 Gadamer : ervaring
- 202 – 9.1.3 Gadamer : Dialoog
- 207 – 9.2 Het supplement van Derrida. 11
- 212 – 9.2.1 Filosofisch, retorisch en dichterlijk spreken
- 214 – 9.2.2 Spreken en schrijven
- 217 – 9.3 Denken, dichten en getuigen
06-10-2023 De derde sessie
.
153 – III. TAAL EN WAARHEID
- 153 Om goed grip te krijgen van deel III moeten we goed de
- correspondentietheorie van de waarheid kennen.
- De correspondentietheorie van de waarheid meent dat een ware uitspraak correspondeert met een stand van zaken in de werkelijkheid.
- Kijk maar weer eens om je heen. Om je heen neem je verschillende objecten waar. Deze objecten hebben een naam: tafel, stoel, telefoon, boek etc.
- Als je een ware uitspraak doet over deze objecten, dan correspondeert deze uitspraak met de stand zaken in de werkelijkheid.
- De zin ‘mijn stoel is zwart‘, is waar omdat deze correspondeert met de werkelijkheid: er is een stoel en deze stoel heeft de kleur zwart.
correspondentietheorie —- coherentietheorie
Het voorbeeld van het woord “slang“ maakt dit duidelijk: die naam is ontleend aan de kronkelende beweging van de slang en zou daarom net zo goed van toepassing kunnen zijn op de worm. Volgens Nietzsche benoemt het woord “slang “slechts een eigenschap van de slang, die bovendien niet eigen is aan de slang alleen. Met dit voorbeeld probeerde Nietzsche te laten zien dat de droom van de mens om taal te gebruiken om het wezen van het zijnde uit te drukken gedoemd is te mislukken.
- 154 Nietzsche: Taal vertekent altijd
- 154
|
-
- Dat de correspondentietheorie van de waarheid wordt uitgedaagd merken we direct doordat deze theorie wordt gerelateerd aan het zijn/schijn probleem.
- In de correspondentietheorie van de waarheid is het zijnde gewoonweg de stand van zaken die we kunnen waarnemen en waar we ware uitspraken over kunnen doen.
- 155 […] gaat de taal niet alleen ergens over, maar meestal richten we ons in ons spreken tot iemand
- 155 Het probleem hiervan is echter dat de taal het medium is waarin het zijnde voor ons verschijnt.
- We kennen de dingen door middel van taal. Denk aan de opdracht die ik je hierboven gaf.
- Ik vroeg je eerst om de “objecten” om je heen waar te nemen.
- De term `objecten‘ laat ieder individueel ding gelijk door te wijzen naar hun “objectheid”; ieder individueel ding is een object om je heen en om alleen die eigenschap te benoemen missen we andere karakteristieke die de individuele dingen van elkaar onderscheiden.
- Bijvoorbeeld als je de individuele dingen een naam geeft:
- Dan benoem je het eigene van ieder object en verschijnen ze anders.
- Een tafel die ik louter als object aanduid staat gelijk met een stoel en alle andere dingen die ik waar kan nemen, maar een tafel die ik als tafel aanduid laat zich anders verschijnen doordat het eigene van het tafel-zijn zich aan me toont.
- Kortom, taal is geen neutraal medium waarin we de werkelijkheid kunnen representeren en aan elkaar kunnen verhalen over wat er is en wat we hebben mee gemaakt of wat er zal komen.
- Taal staat tussen ons en de dingen zoals ze zijn in en doet de werkelijkheid voor ons op een bepaalde manier schijnen.
.
157 – 7 Filosofie, dichtkunst en retorica
- 157 Hermes is de god van de taal Hij is de boodschapper van de goden.
- 157 Het eerste probleem waar de filosofie in haar begin mee omging was dan ook het probleem van de dichters
- 157 De taal die de dichters spraken was niet een taal die, zoals met de correspondentietheorie van de waarheid, een stand van zaken over wilde brengen of een redelijk inzicht wilde delen, maar een taal die het vooral moest hebben van effect.
- Het effect is het enthousiasme en een bepaald pathos verspreiden onder de toehoorders.
- 158 Taal wordt gekenmerkt door:
- veelheid, en zegt de dingen
- (en zelfs het enige middel) om de waarheid van de zijnen te kunnen bestuderen en te leren kennen. Dat geeft aan de taal die eigenzinnige dubbelhartigheid en tweevoudige waardering:
- enerzijds is de taal de enige weg tot de waarheid van de zijnen
- anderzijds is de taal het medium dat ons onherroepelijk in de schijn verstrikt
- door onenigheid
- vertekening en misleiding
- veelheid, en zegt de dingen
- 158 Taal leidt dus tot misverstanden
- 159 De logos (woord, taal, rede) is wel degelijk een middel
- (en zelfs het enige middel) om de waarheid van de zijnen te kunnen bestuderen en te leren kennen. Dat geeft aan de taal die eigenzinnige dubbelhartigheid en tweevoudige waardering:
- enerzijds is de taal de enige weg tot de waarheid van de zijnen
- anderzijds is de taal het medium dat ons onherroepelijk in de schijn verstrikt
- 159 De taal doet de werkelijkheid voor ons verschijnen zodat we erover kunnen denken en oordelen, maar de taal kan ons tevens met de loutere schijn opzadelen, zoals de vleier doet, die ons niet de waarheid zegt, maar alleen ons ego streelt, en zoals de dichter en de sofist elk op hun eigen wijze doen, met hun respectievelijk fabels en leugens
.
159 – 7.1 De filosoof versus de dichter
- 160 De filosofie wilde af van de dichters
- 160 De dichters verkochten mythen aan de mensen en de mensen namen deze aan voor waar.
- Deze mythen gingen over het ontstaan van alles wat er bestaat en het zijn van alle zijnden.
- Het waren verhalen zoals wij nu nog de verhalen uit de Bijbel kennen.
- De filosofie probeerde een rationeel en weldoordacht verhaal hiertegenover te zetten.
- Socrates argumenteerde tegen de dichters dat ze de essentie van het dichten niet kenden en slechts hun eigen gedichten kenden.
- Kennis stond gelijk aan algemene universele kennis en zij hadden slechts kennis van hun eigen gedichten.
- Hierom hadden ze geen kennis. Daarnaast spraken de dichters niet vanuit rationeel inzicht maar vanuit inspiratie en enthousiasme.
- 163 Deze spanning tussen pathos (beeld-kunst, uitbeelding of verhaal) en logos culmineert culmineert in boek 10 van de staat, waarin Socrates meldt dat hij zelf in de ban was van Homerus en diens dichtkunst, dat hij zelfs verliefd was op deze poëzie, maar dat hij nu, omwille van de zorg voor zijn ziel, met behulp van de logos deze band tracht te breken.
- 163 Er zijn twee soorten muthos :
- muthos betekent niet alleen ‘verhaal‘, maar ook, heel gemakkelijk, ‘onwaarschijnlijk verhaal’; (JST fictie)
- en logos is niet alleen ‘rekening’ gaan betekenen, maar ook, even gemakkelijk, ‘rationele rekening’ of zelfs ’theorie’
- 164 De mythe van Er waarmee “De staat” boek 10 afsluit vormt een onmisbaar supplement op de logos, omdat de laatste begrenzer is en niet de volledige waarheid kan zeggen
- 165 De waarheid kwam hier op een tweede plaats te staan, aldus Socrates.
.
165 – 7.2 De filosoof versus de sofist
- 165 De tweede vijand van de filosoof was de sofist.
- 165 Voor Plato is de sofist die ze retorica de kunst van het spreken over welk onderwerp dan ook. En precies omdat geen enkele sterveling expert in alle onderwerpen kan zijn, moet een dergelijke pretentie gewantrouwd worden.
- 165 De sofisten wilden wel kennis overbrengen en pretendeerden dit dan ook.
- 165 De sofisten waren meesters in de retorica.
- 165 Ook zij misbruikten de taal doordat hun doel niet was om rationeel inzicht te bieden maar de ander te overtuigen van hun standpunt.
- De filosofie is natuurlijk op zoek naar de waarheid over de werkelijkheid en de sofisten waren bezig met het overtuigen van de andere mensen, waardoor leugens een eigen leven konden krijgen.
- 166 Protagoras : […] een sofist is […]
- 167 De sprekers in de dialoog brengen hun opvattingen in het spel, maar dat doen ze in de eerste plaats om deze opvattingen op het spel te zetten.
- TO DO Gadamer Waarheid en methode
- TO DO Gadamer Waarheid en methode
- In een dialoog kan de gesprekspartner, zodra er een bewering wordt gedaan waarvan hij of zij niet direct de waarheid inziet, direct vragen naar verheldering, bijvoorbeeld door om een definitie van de termen te vragen of om een nadere uitleg van het argument
- In een redevoering luistert men passief naar een spreker. Deze spreker springt van de ene naar de andere bewering. Daarop heb je als toeschouwer veel minder invloed
- TO DO Gadamer Waarheid en methode
- 168 In de pheadrus / phaidros beschrijft Plato hoe dit in de redevoeringen werkt, en een cruciaal deel van zijn argumentatie betreft het onderscheid tussen:
- het ware
- het waarschijnlijke
- 168 Het deel van het gesprek over de kunst van de redevoering opent met de opmerking in de pheadrus / phaidros “dat er voor een toekomstige redenaar helemaal niet op aankomt de kennis te verwerven wel wat werkelijk gerechtvaardigd is, maar alleen van wat de menigte, die zich daarover uit moet spreken, voor rechtvaardig houdt – 260A “
- 168 Of het werkelijk waar of rechtvaardig is, helpt niet bij het overtuigen van de massa. De rede moet slechts in de ogen van de massa waar of rechtvaardig zijn
- 168 De vraag is nu echter of het mogelijk is om iets rechtvaardig of waar laten schijnen volgens de regels van een kunst zonder weet te hebben van wat rechtvaardigheid of waarheid is
- 168 Om het ene zijnde als een ander zijnde te laten verschijnen in de taal (het rechtvaardigen als onrechtvaardig) die niet inzicht te hebben in het ene en in het andere zijnde, en ook in hun gelijkenissen en verschillen
-
- […] bij rechtbanken is er niemand die zich zaken met betrekking tot de waarheid gelegen laat liggen. Het enige wat telt is de overtuigingskracht 169 I
- 169 In de pheadrus / phaidros wordt de basis van de retorische misleiding gevonden in de miskenning van het verschil tussen gelijkenis en identiteit
-
- […] bij rechtbanken is er niemand die zich zaken met betrekking tot de waarheid gelegen laat liggen. Het enige wat telt is de overtuigingskracht
-
- 170 Het ware kan aan “fenomenale armoede leiden” : het is niet in staat om vanuit zichzelf te verschijnen als wat het is
- 170 Hannah Arendt:
- “Leugens zijn vaak veel plausibeler, veel aansprekende voor de reden, dan de werkelijkheid, aangezien de leugenaar het grote voordeel heeft vooraf te weten wat zijn gehoor verlangt onverwacht te horen. Hij heeft het verhaal voor publieke consumptie bereid, zorgvuldig rekening houden met de geloofwaardigheid ervan, terwijl de werkelijkheid de verontrustende gewoonte heeft ons te confronteren met het onverwachte, waarop we niet voorbereid zijn “
12-02-2023 Mensen willen de waarheid vaak niet horen. Het moet in je bubbel passen
- 171 De leugen spreekt de rede aan . . .
- 171 Juist door haar ordenende vermogen en heroriëntatie op wat naar verwachting het geval zal zijn, dreigt de menselijke rede blind te worden voor zijn in werkelijkheid
.
173 – 8 Dialectiek en fenomenologie
- 173 Er zijn m.b.t. taal en waarheid nog twee richtingen over deze verhouding:
.
173 – 8.1 Hegels dialectiek
- 173 Stellingen:
- Hegel: Het werkelijke is redelijk en het redelijke is werkelijk
- Leibniz: We leven in de beste van alle mogelijke werelden
- Fundamentele stelling in de metafysica:
- De stelling van voldoende grond
- De wet van de toereikende grond zegt dat voor alle dingen in de wereld een oorzaak oorzaak (of grond) is aan te voeren. Niets gebeurt zomaar en alles is dus in beginsel verklaarbaar.
- Fundamentele stelling in de metafysica:
De wet van de toereikende grond wordt doorgaans gerekend tot het determinisme en ontkent dan het bestaan van een vrije wil.
- 175 In de geschiedenis van de filosofie wordt er voortdurend geworsteld met deze tegenstellingen van zijn: hoe hangt het wat-zijn of de essentie nu met het dat-zijn of de existentie samen?
- 175 De term ” dialectiek ” komt van het Griekse woord dialego, wat “een gesprek voeren” betekent
- 176 Wanneer iemand wordt geconfronteerd met de negatie van zijn standpunt, komt hij/zij er achter dat dit standpunt niet algemeen of universeel is, maar slechts haar/zijn eigen particuliere en eindige perspectief
- dit moment heet bij Hegel voor zich fur sich
- 177 Via de dialectische bewegingen
- an sich
- für sich
- an und für sich
- vindt er een dialoog plaats
- 178 […] Vandaar dat de nieuwe idee de aufhebung / opheffing heet bij Hegel: ze wilde eerst idee als de negatie en de daarbij behorende tegenstelling zijn opgeheven en tegelijk opgenomen in en verheven door de nieuwe idee, die een concreter begrip van het bed heeft, waarin de mogelijkheid van het materiaal in het werken van de werken oorzaak, de Demiurg, zijn verdisconteerd
-
- Nietzsche is bovenal geïnteresseerd in de herkomst van de idee: de idee komt tot stand door gelijkenissen te zien en verschillen te vergeten (een archeologisch standpunt)
- 178 Hegels manier van denken over de platonische idee is daarmee dus fundamenteel anders dan van Nietzsche
- Nietzsche is bovenal geïnteresseerd in de herkomst van de idee: de idee komt tot stand door gelijkenissen te zien en verschillen te vergeten (een archeologisch standpunt)
- 179 Hegels denken is teleologisch
- 180 TO DO https://www.janux.nl/wp/2021/069-zintuiglijke-zekerheid/
- 181 Laat het bestaan van de vele particuliere talen niet juist zien dat dit medium juist door een bepaalde individualiteit getekend wordt?
.
182 – 8.2 Heideggers hermeneutische fenomenologie
49 §7 De fenomenologische methode van het onderzoek
- 49 De vraag naar de zin van het zijn wordt op fenomenologische wijze behandeld
- 49 De uitdrukking “fenomenologie“ duidt primair op een methode.
- 49 Zij karakteriseert niet het zaakinhoudelijke “wat” van de objecten van het filosofische onderzoek, maar het HOE ervan
- 50 Naar de zaken zelf! :: deze uitdrukking heeft twee bestanddelen: fenomeen en logos
- 182 Zijn en tijd :
- hermeneutiek :
- Z & T 62 De hermeneutiek krijgt als uitleg van het zijn van het er-zijn
- een specifieke derde, filosofisch gezien primaire zin:
- die van een analytisch kader van de existentialiteit van de existentie
- een specifieke derde, filosofisch gezien primaire zin:
- Z & T 62 Ontologie en fenomenologie zijn niet 2 verschillende disciplines die naast andere deel uitmaken van de filosofie:
- Beide benamingen karakteriseren de filosofie zelf, na object en behandelingswijze.
- Filosofie is universele fenomenologische ontologie, uitgaande van de hermeneutiek van het er-zijn, die als analytisch kader van de existentie het eind van de leidraad van al het filosofische vragen daar heeft vastgeknoopt waar het uit ontspringt en waar het naar terugslaat
- Z & T 62 De hermeneutiek krijgt als uitleg van het zijn van het er-zijn
- hermeneutiek :
- 182 Er is dus geen kloof tussen zijnde en fenomeen (zoals Kant suggereerde)
- 182 Heidegger : Logos == rede == spreken == een vorm van openbaar maken == ontdekken
- 183 Door deze ontdekking verandert onze betekenishorizon of verstaanshorizon
- 183 Deze formele zin van de fenomenologie veronderstelt dat het zijn gezicht toont zoals het is. Er is echter een fenomeen dat verborgen blijft / toegedekt raakt / vertekend toont. Dit fenomeen is volgens Heidegger het zijn
- 185 MAAR….. De taal moet meer doen. De taal moet het zijn eerst werkelijk tot verschijnen brengen. Het spreken is dan zelf het onttrekken van het fenomeen aan de verborgenheid en kan niet bogen op een al daaraan voorafgaande ontdektheid van het fenomeen. Het zijnde toont zich pas als wat het is in het spreken over het zijnde dat het aan de verborgenheid onttrekt
- 185 Hierdoor verandert de fenomenologie van aard: de fenomenologie wordt hermeneutiek
- 185 […] er moet geïnterpreteerd worden …. […]
.
187 – 9 Hermeneutische variaties
Tot slot bespreekt Van der Heiden nog verschillende posities in de hermeneutiek, ofwel de interpretatieleer. De hermeneutiek begon bij Friedrich Schleiermacher zijn bijbel exegese en pas later in de negentiende eeuw werd de hermeneutiek breder toegepast door Wilhelm Dilthey. Dilthey meende dat we taaluitingen van andere kunnen verstaan (verstehen) door middel van empathie of inlevingsvermogen. De taaluitingen van mensen komen uit belevenissen in de werkelijkheid (bewustzijnsleven) en kunnen we aan hand van onze eigen belevenissen vatten.
- 187 Heidegger bepaalt de hermeneutiek op een nogal eigenzinnige wijze
- 187 Hermeneutiek betekent eenvoudigweg de kunst van de interpretatie, en wordt meestal begrepen als de lier die onze regels geeft om tot een goede interpretatie te komen
- 187 In heel algemene zin kunnen we zeggen dat interpretatie nodig is wanneer de betekenis van een tekst, een andersoortig object of een gebeurtenis niet onmiddellijk duidelijk is
- 188 Omdat de taal niet in staat is om een strikt eenduidige wijze uitdrukking te geven aan onze gedachten en onze inzichten, is vrijwel elke verwoording van inzichten en waarheden getekend door twee duidelijkheid / meer duidelijkheid/ ambiguïteit / dubbelzinnigheid
- 188 Al eerder stelde Locke dat de menselijke taal ons niet helpt bij het verwerven van inzicht in de waarheid, maar eerder een mist voor onze ogen vormt tussen ons inzicht in de waarheid
- 188 De onduidelijkheid van de taal wordt door /Socrates in de Cratylus al TO DO
- 188 Zolang aan het subject een universeel denkvermogen toegekend wordt (Kant) zullen de vaagheid en de meer duidelijkheid alleen aan de taal worden toegeschreven en niet aan het menselijk denken zelf
- 189 Gadamer : moderne denkers maken een tweede ronde van misverstand:
- Overhaasting
- als we te gehaast denken, maken we fouten. Deze bron van misverstand is weliswaar in het denken zelf te vinden, maar we kunnen haar niettemin overwinnen door onszelf te trainen in de juiste traagheid van de denken
- autoriteit
- alle inzichten moeten door de eigen rede worden beoordeeld. Dit kan ook, omdat volgens deze denkers de reden het vermogen heeft om helder en onderscheidend bedenken (Descartes)
- Overhaasting
- 190 Het probleem van de perspectiviteit komt bij Nietzsche tot volle wasdom.
Hans-Georg Gadamer voegde het begrip ‘waarheid’ toe aan het hermeneutische vertoog. De waarheid gebeurt op het moment dat taaluitingen van anderen betekenisvol worden voor ons. Taaluitingen worden altijd gedaan vanuit een bepaalde horizon van ervaringen en wanneer de woorden van een ander betekenisvol worden voor ons dan spreekt Gadamer over een versmelting van horizonten.
.
190 – 9.1 De hermeneutische wending van Dilthey naar Gadamer
- 190 Schleiermacher ontdekt het probleem van de interpretatie in verband met de taal in het algemeen
- 190 Dilthey ontdekt het probleem van de interpretatie in verband met de geschiedenis
- 191 De mens drukt zich namelijk niet alleen in de taal uit, maar ook in kunstwerken, in de politiek, in maatschappelijke instituties zoals de universiteit, het recht in de kerk, enzovoort. Dilthey noemt dit Levensuitingen of Levensuitdrukkingen
- 191 Door deze objectivering dient dient zich een nieuwe mogelijkheid aan: al is het bewustzijn zullen voor de mens niet direct doorzichtig, net zomin als de uitdrukking ervan, de uitdrukking ervan kunnen geïnterpreteerd worden, en interpretaties kunnen met elkaar vergeleken worden
- 191 Het gaat erom de betekenis van dit instituut te begrijpen ( verstehen )
- 194 De verbeeldingskracht speelt hier een cruciale rol
- 194 De historisch-culturele wereld is daarmee een verzameling uitdrukkingen van leven samenhangen van de mensen die vroeger leefden en de mensen die nu leven. Dilthey noemt dit ook wel objectieve geest. Deze term klinkt Hegeliaans, maar Dilthey deelt het teleologische perspectief van Hegel niet: deze objectieve geest is domweg de particuliere en contingenten historisch-culturele wereld waarin we leven en die voor ons bron is om onze eigen levenssamenhang te verrijken
.
195 Gadamer en de waarheid van de geesteswetenschappen
De waarheid van een kunstwerk
- 195 Waarheid als begrip
- 195 In welke zin kunnen we dan over de waarheid van een kunstwerk spreken?
- 195 De term betekenis : het kunstwerk meldt een betekenisvolle ervaring van de wereld (of een aspect ervan), en die betekenis trachten de beschouwer te begrijpen. Kunst en alle culturele producten hebben in deze zin dus een cognitieve waarde: ze leren ons iets over de menselijke ervaring van de wereld en verlenen ons daartoe toegang tot een dimensie van de werkelijkheid waartoe de natuurwetenschappen met hun methode geen toegang hebben
- 196 Dit bewustzijnsleven is dat van een subject en hoef daarmee dus niets te zeggen over de werkelijkheid zelf.
- 196 Op dit punt zien we de erfenis van Hegel in het werk van Gadamer.
- De menselijke ervaring van de werkelijkheid is niet louter subjectief, maar is een betekenisvolle en mededeelbare ervaring die ons iets zegt over de werkelijkheid
- 197 Het mislukken van de poging het gezegde voor water houden, leidt tot het streven de tekst als de mening van iemand anders “te begrijpen “
- 197 In een tekst of een kunstwerk kan ik een (maar nooit de) ervaring van de werkelijkheid tegenkomen, maar deze ervaring is zelf altijd perspectivistisch en subjectief
.
198 Gadamer : Ervaring
- 198 Ervaring is het kernbegrip
- 198 Aristoteles positioneert […] ervaring tussen de waarneming en het begrip. Gadamer volg dit aristotelische spoor en bespreekt uitvoerig diens voorbeeld van het op de vlucht geslagen leger (zie hoofdstuk 1)
- 198 De karakterisering van de ervaring waarin een veelheid zich aan het verzamelen is om al tot een eenheid gekomen te zijn, intrigeert Gadamer.
- 199 Ervaring is dialectisch
- 200 Volgens Gadamer is de ervaring echter niet gebrekkig, maar laat ze iets fundamenteels van het menselijk kennen zien.
- 200 Op bepaalde gebieden, zoals in de wiskunde en andere wetenschapsgebieden, kan de mens best tot afgeronde, begrippelijke kennis komen. met betrekking tot de zwaarwegende vragen van het menselijk bestaan zal de mens zich echter altijd op het niveau van de ervaring bevinden, en nooit op het niveau van het absolute weten of het volkomen begrip.
- 200 Gadamer:
- “De waarheid van de ervaring is steeds gerelateerd aan nieuwe ervaring. Daarom is iemand die men ervaren noemt niet alleen door ervaring zo geworden, maar staat hij ook open voor ervaringen de voltooiing van zijn ervaring, de volmaaktheid van degenen die we “ervaren” noemen, bestaat er niet uit dat iemand alles al kent en alles beter weet. Integendeel komt wie ervaren is blijkt juist radicaal om dogmatisch te zijn én, juist Omdat hij zoveel ervaringen heeft opgedaan en van die ervaringen heeft geleerd, bij uitstek in staat doen we ervaringen op te doen en daarvan te leren. De dialectiek van de ervaring vindt haar voltooien niet in een afsluitend weten, maar in een openheid voor ervaring, die door de ervaring zelf wordt vrijgemaakt”
- 201 In dit citaat Zien we hoe Gadamer de dialectische beweging van Hegel omarmt en de productieve werking van de negativiteit onderschrijft en deze tegelijkertijd bekritiseert
- 201 Ervaring is niets anders dan de de ontvankelijkheid van het denken (de ondertitel van het boek)
- 201 Hier ontstaat […] een ander soort begrip van het denken, een begrip dat niet langer op het model van het goddelijke denken van Aristoteles geënt is, Maar de eigenaar van het menselijk denken vat onder twee termen: eindigheid en ontvankelijkheid
$$$$
.
202 Dialoog
- 202 Als de tekst wordt overgeleverd als een “jij “, zal de hermeneutische ervaring plaatsvinden als een dialoog
- 202 […] het dialectische karakter van de taal […]
- 202 Taaluitingen worden altijd gedaan vanuit een bepaalde horizon van ervaringen en wanneer de woorden van een ander betekenisvol worden voor ons dan spreekt Gadamer over een versmelting van horizonten: horizonsversmelting
- 203 Is dit niet een versie van de “aufhebung” van Hegel?
- 203 In een gesprek streven we naar overeenstemming over het besproken onderwerp
- 204 —1— Overeenstemming wordt hier gesuggereerd als Einverstandnis / overeenstemming dat beide sprekers na afloop over een en hetzelfde begrip van het onderwerp beschikken
- 204 —2— Als de spreker een tekst is worden voorondersteld:
- – “vooruitgrijpen op volledigheid” door
- De tekst is een zinseenheid
- Een volkomen waarheid over het onderwerp dat besproken wordt
- – “vooruitgrijpen op volledigheid” door
- 205 Tegenover deze Hegeliaans-Gadameriaanse benadering staat Nietzsches beschrijving van de ontmoeting tussen perspectieven in termen van veelheid en de strijd
- 206 Nietzsche: Taal is schepping
- 206 Gadamer: De metafoor stelt ons stel de ons in staat om ons het onbekende via gelijkenissen eigen en vertrouwd te maken
$$$$
.
207 – 9.2 Het supplement van Derrida
207 – 9.2 Het supplement van Derrida
De Franse filosoof Jacques Derrida verdiept de discussie over het begrijpen door zijn concept van supplement. In plaats van nieuwe ervaringen te denken als complement- iets dat uiteindelijk een geheel kennen zal mogelijk maken- noemt Derrida dit een supplement. Nieuwe ervaringen zullen nooit het leerproces tot voltooiing brengen maar ze zijn een supplement tot het kennen. omdat ze het kennen in eerste instantie mogelijk maken, of kunnen veranderen, of ons tot totale verbijstering kunnen dwingen doordat iets radicaal anders is dan we dachten. Dit laatste wordt verbonden aan het concept ’trauma’ dat je niet slechts moet begrijpen in een psychologische dimensie. Bij een traumatische ervaring blijkt de werkelijkheid zo fundamenteel anders te zijn dat alle ervaringen aantast. Je moet nieuwe begrippen gebruiken om duidelijk te maken wat het is. De waarheid en de taal zijn duidelijk vervlochten in een bijzondere knoop.
- 207 Derrida is de denker van het supplement
- Complement Van Dale
- 1 aanvullend gedeelte
- 2 gedeelte dat ontbreekt om iets volledig te maken
- Complement Van Dale
- 208 Ontvankelijkheid is altijd getekend door deze dubbelheid: de kans om verrijkt te worden en vanuit nieuwe gezichtspunten te leren kijken, is niet los verkrijgbaar van het risico ten onder te gaan aan een chaos van ervaringen en indrukken.
- 209 Wanneer DD over “supplement” spreekt, heeft hij precies dergelijke aanvullingen op het oog die het wezen van het aangevulde zowel mogelijk maken als veranderen en eventueel onherstelbaar aantasten
- 210 De taal laat volgens DD altijd een merkteken na of in de verschijningen van de dingen die zijn mogelijk maakt.
- In de taal is er geen betekenis zonder vertekening
.
217 – 9.3 Denken, dichten en getuigen
212 Filosofisch, retorisch en dichterlijk spreken
- 217
- @@
.
Deel III: Taal en waarheid xxxxx
Tot slot bespreekt Van der Heiden nog verschillende posities in de hermeneutiek, ofwel de interpretatieleer. De hermeneutiek begon bij Friedrich Schleiermachter zijn Bijbel exegese en pas later in de negentiende eeuw werd de hermeneutiek breder toegepast door Wilhelm Dilthey. Dilthey meende dat we taaluitingen van andere kunnen verstaan (verstehen) door middel van empathie of inlevingsvermogen. De taaluitingen van mensen komen uit belevenissen in de werkelijkheid (bewustzijnsleven) en kunnen we aan hand van onze eigen belevenissen vatten. Hans-Georg Gadamer voegde het begrip ‘waarheid’ toe aan het hermeneutische vertoog. De waarheid gebeurt op het moment dat taaluitingen van anderen betekenisvol worden voor ons. Taaluitingen worden altijd gedaan vanuit een bepaalde horizon van ervaringen en wanneer de woorden van een ander betekenisvol worden voor ons dan spreekt Gadamer over een versmelting van horizonten. De Franse filosoof Jacques Derrida verdiept de discussie over het begrijpen door zijn concept van supplement. In plaats van nieuwe ervaringen te denken als complement- iets dat uiteindelijk een geheel kennen zal mogelijk maken- noemt Derrida dit een supplement. Nieuwe ervaringen zullen nooit het leerproces tot voltooiing brengen maar ze zijn een supplement tot het kennen. omdat ze het kennen in eerste instantie mogelijk maken, of kunnen veranderen, of ons tot totale verbijstering kunnen dwingen doordat iets radicaal anders is dan we dachten. Dit laatste wordt verbonden aan het concept ’trauma’ dat je niet slechts moet begrijpen in een psychologische dimensie. Bij een traumatische ervaring blijkt de werkelijkheid zo fundamenteel anders te zijn dat alle ervaringen aantast. Je moet nieuwe begrippen gebruiken om duidelijk te maken wat het is. De waarheid en de taal zijn duidelijk vervlochten in een bijzondere knoop.
.
212 Filosofisch, retorisch en dichterlijk spreken
- 212 Logos staat niet voor taal zonder meer, maar voor de argumentatieve en begrijpelijke taal en reden van de filosofen. Deze is onderscheiden van het retorische en dichterlijke spreken. Bovendien wordt de filosofische logos tegenover en boven de sofy istische retoriek en de dichterlijke multos gesteld: Alleen de logos is in staat van het zijnde te spreken. Derrida spreekt van logo centralisme
Logocentrisme is een term die begin 1900 is bedacht door de Duitse filosoof Ludwig Klages . [1] Het verwijst naar de traditie van de westerse wetenschap en filosofie die woorden en taal beschouwt als een fundamentele uitdrukking van een externe realiteit. Het houdt de logo’s als epistemologisch superieur en dat er een origineel, onherleidbaar object is dat de logo’s vertegenwoordigen. Volgens het logocentrisme is de logos de ideale representatie van het platonische ideaal
- 212 logocentrisme / logos / muthos
.
214 Spreken en schrijven
- 214 Een andere maat geven de tegenstelling In het denken over taal is volgens Derrida die tussen spreken en schrijven. Ook die tegenstelling vinden we al bij Plato.
- 215 Het geschreven woord is een valse pretendent, een soort bastaard en weeskind, want het ontbeert zijn vader. Derrida maakt bezwaar tegen dit strikte onderscheid: zou bijvoorbeeld de geschiedenis van de filosofie mogelijk zijn zonder het schrift, dat hier van Plato een veeg uit de pan krijgt?
- 216 TO DO Pheadrus 230 D E
217 – 9.3 Denken, dichten en getuigen
- 217 Worden de volgende vragen negatief beantwoord in dit hoofdstuk?
-
- Is denken orde aanbrengen, zoals de klassieke metafysica meende, evenals de rationalistische metafysica aan het begin van de tijd en de metafysische systemen in het Duitse idealisme?
- Is de filosofische logo was niets anders dan de nabootsing en representatie van die orde in de taal en met de rede?
- Is waarheid niets anders dan de overeenstemming van de logo’s met die orde?
-
- 218 Tegenover de klassieke metafysische droom van de vastgestelde orde plaatst het hedendaagse denken ontvankelijkheid
- Nietzsche en Deleuze (illusie / simulacrum) gaan ervan uit dat de orde niet van de werkelijkheid is, maar zelf een schepping van de menselijke reden, die tot stand gekomen is op basis van en door te abstraheren van een dynamiek en veelheid van relaties tussen (verschijningen van) zijnden.
- Als orde tot stand komt door abstractie en vergetelheid, dan is die orde er één van repressie en uitsluiting
- 218 Met de voornoemde ontvankelijkheid voor zijn in werkelijkheid correspondeert een andere waarheidsbegrip, dat Heidegger onder de noemer van het Griekse “aleithia” als onverborgenheid begrijpt
- 220 Voor de combinatie van denken en dichten die we hier op het oog hebben, hebben we een naam: getuigen
- 220 Heidegger: Krachtens de taal is de mens de getuige van het zijn
- 220 Het is de taal die ervoor zorgt dat het zijn openbaar wordt gemaakt en bewaard
- 221 Met de waarheid van deze ” waar ” bedoelt hij de ” waar ” die we In het werkwoord ” bewaren ” horen. Het is de opgave van de taal om de menselijke ervaring van en betrokken op het zijn te bewaren, er zorg voor te bedragen
- 221 Heidegger spreekt over het onwezen van de taal
- 221 Plato de staat boek 10 621 B C