Metafysica Zijn en schijn
Bladzijde 83 tot en met 152
DEEL 2 : Zijn en schijn
07-04-2023
05-05-2023
- 83 – II. ZIJN EN SCHIJN
- 87 4 Poiisis en mimesis kunst en nabootsing
- 87 4.1 Drie soorten bedden
- 91 4.2 De goddelijke demiurg de schepper
- 95 — excurs : de dwalende oorzaak
- 97 4.3 Het raadsel van het niet-zijnde
- 105 5 Omkeringen van zijn en schijn
- 109 5.1 Nietzsche over waarheid en illusie de mug
- 126 5.2 Deleuze over identiteit en verschil
- 137 6 Het bijeenhoren van zijn en schijn
- 139 6.1 ‘Het zijn weest als verschijnen
- 144 6.2 Plato’s leer van de waarheid correspondentietheorie coherentietheorie
.
83 – II. ZIJN EN SCHIJN
07-04-2023 Zijn IS schijn . . .
- 83 Een zijnde is niet alleen maar verschijnt ook
- Zijn en schijn [expand title=”. . . “] Het is fundamenteel voor het begrijpen van dit hoofdstuk om goed voor ogen te houden wat Van der Heiden bedoelt met de begrippen `zijn‘ en ‘schijn‘. Anders dan de klassieke metafysica. neemt de moderne metafysica het zijnde als verschijnend aan. De relatie tot het beeld dat je hebt van de stoel en de stoel zoals het los van je kenvermogens is, is de grote vraag na de filosofie van Kant in de achttiende eeuw.[/expand]
[expand title=”Dat is een extra dimensie . . . “] De implicatie hiervan is dat het zijnde niet alleen is, maar nog een extra dimensie heeft. Het zijnde is en het zijnde verschijnt.
In het volgende beeld wordt het zijnde is en het zijnde verschijnt geïllustreerd. Groningen bestaat, ik ben daar nu deze woorden aan het typen en later op de dag ga ik van de faculteit naar huis lopen om te eten. Als iemand ronddwaalt door Groningen verschijnt Groningen zich aan die persoon door de straten die diegene beloopt. Vandaag verschijnt Groningen zich voor mij door de straten die ik moet lopen om van mijn huis naar de faculteit filosofie te gaan en omgekeerd. Maar voor iemand anders die, bijvoorbeeld, met een helikopter over Groningen heen vliegt verschijnt Groningen op een geheel andere manier. Hetzelfde zijnde, Groningen, kan zich op meerdere manieren tonen voor verschillende subjecten/mensen. Van dit tonen kan een mens getuigen: de helikopterpassagier vertelt aan het einde van de dag een ander verhaal over Groningen dan ik.
[/expand]
De waarheid over een zijnde kan dus zowel goed als slecht nagemaakt/naverteld worden.
.
87 – 4 Poësis en mimesis
07-04-2023 Poësis = maken
- 87 Aan de hand van Plato probeert Van der Heiden de verschillende betekenissen van (ver)schijnen uit te leggen.
- In een discussie zou iemand kunnen zeggen dat de ander een bepaald onderwerp verkeerd uitlegt door het op een verkeerde manier te vertellen, het op een verkeerde manier tevoorschijn te laten komen. Dit is de negatieve definitie van schijnen waar schijnen de waarheid in de weg staat.
- Kortom, het schijnen heeft een negatieve en een positieve betekenis.
.
87 4.1 Drie soorten bedden
- 87
poësis = maken mimesis = nabootsing
- https://www.janux.nl/wp/plato/staat-boek-10/
- Het bed als de idee
- Het bed gemaakt door de timmerman
- Het bed geschilderd door kunstenaar
- Een simulacrum (“gelijkenis, schijn”) is een weergave of imitatie van een persoon of ding.
- https://www.janux.nl/wp/plato/staat-boek-10/
- https://www.filosofie.nl/nadoen-is-geen-kunst/
Plato geloofde in een ideeënwereld waar alle alle ideeën in hun perfectie bestaan. Neem het idee van een bed. Een timmerman kan een bed gaan maken, maar het wordt nooit zo goed als het perfecte idee van het bed. Het blijft altijd een mindere kopie. Als een kunstenaar vervolgens het bed schildert, maakt hij volgens Plato een kopie van de kopie van de timmerman van het perfecte idee. Nog verder weg van het originele idee dus.
- 90 De goede schijn betreft de aanwezigheid van het weet, zodat het net daadwerkelijk voorhanden is om in te slapen, en deze schijn betreft het bestaan van de idee “bed” in de zintuiglijke werkelijkheid
- 91 Schoonheid is […] voor Plato geen kwalificatie uit de esthetica, maar een metafysische kwaliteit: het schone is de verschijning van het werkelijk zijnde in de zintuiglijke werkelijkheid
https://nl.wikipedia.org/wiki/Mimesistheorie
De mimesistheorie (of afspiegelingstheorie) is een theorie gebaseerd op het idee dat een kunstwerk een nabootsing moet zijn van de werkelijkheid. De essentie van de kunst ligt in haar mimetische functie. Mimesis betekent letterlijk ‘imitatie’. De oudste mimesistheorie is van Plato, de stichter van de oudste Academie.
De mimesis-theorie van Aristoteles is een literair-esthetische theorie. Muziek bijvoorbeeld was volgens hem een directe imitatie (dus een weergave) van de hartstochten of de gemoedstoestanden.
Zwart vierkant (1913) van Kazimir Malevitsj wordt door een aantal kunsthistorici beschouwd als een meesterwerk, het einde van een tijdperk en het begin van iets compleet nieuw. Iedereen zou dat schilderij kunnen maken want het vereist geen kunde of vaardigheden en het materiaal kost weinig. Hij tastte met zijn werk de regels van de mimetische kunst aan. Men moest zich de vraag stellen of kunst technische vaardigheid, een vorm van illusionisme, figuratie en onderwerp vereist. Die denkwijze is al lang achterhaald. Men beschouwt diegenen met de grootste vakkennis en bedrevenheid niet meer als de grootste kunstenaars.
.
zzz
91 4.2 De goddelijke demiurg
- https://sites.google.com/site/filosofievanplato/
- https://sites.google.com/site/filosofievanplato/laatste-periode/timaeus
- [28a] Eerst moeten we volgens mij dit onderscheid maken: wat blijft altijd bestaan en kent geen ontstaan, en wat ontstaat steeds weer opnieuw, zonder dat het blijft bestaan. Het eerste is te doorgronden door de werking van de rede op intelligentie, omdat het altijd hetzelfde is, terwijl van het tweede slechts een vage voorstelling kan worden gemaakt omdat het op een nauwelijks controleerbare ervaring berust, want het ontstaat en vergaat steeds weer, zonder dat het een moment werkelijk bestaat.
- Toch moet alles door een oorzaak zijn ontstaan. Want zonder oorzaak kan niets ontstaan.
- [28b] Zolang nu een kunstenaar het oog gericht houdt op wat altijd aanwezig is, gebruik maakt van modellen met dat kenmerk en vervolgens het eigene en de kracht daarvan uitwerkt, moet op die manier vanzelfsprekend schoonheid het resultaat zijn. Maar concentreert hij zich op wat steeds ontstaat en maakt hij gebruik van geschapen modellen, dan komt daar nooit schoonheid uit voort.
- 92 Allereerst zien we hoe Plato zijn en worden onderscheid en hoe dit onderscheid parallel loopt aan twee vormen van weten:
- van het altijd-zijnde kunnen we werkelijk kennis hebben
- van het altijd-worden hebben we alleen “waarneming zonder redenering “
- 92 Demiurg = vakman = ambachtsman = de godheid die alles maakt
- 93 Daar waar het werkelijk zijnde een plaats krijgt in de zintuiglijke werkelijkheid het werk van de vakman, treedt het schone op
- 93 Plato‘s beschrijving van de wordende werkelijkheid naar het model van iets puur in de geest beoogt te laten zien dat er een intelligente orde is in de wereld en dat deze orde de wereld mooi maakt
07-04-2023 Vermenselijking
- 94 Plato‘s sofist
- 265C Vreemdeling: De mening dat de natuur ze tot stand brengt door een of andere spontane en onintelligente oorzaak.
- 94 […] spontane groeien en vanuit zichzelf opkomen
- Of zullen we zeggen dat ze zijn geschapen door een goddelijke rede en een kennis die van God komt?
- 94 Wil er orde zijn in de natuur, dan moet de oorzaak van de natuur in iets redelijks gevonden worden
- Dus twee opties . . .
- 265C Vreemdeling: De mening dat de natuur ze tot stand brengt door een of andere spontane en onintelligente oorzaak.
.
95 Excurs: de dwalende oorzaak
- 95 “verschijnen” = zich-ergens-voordoen
- 95 In de Timaeus suggereert Plato dat hiervoor een derde oorzaak nodig is die tussen deze twee domeinen van het intelligibele en zintuiglijke bemiddeld, een derde type oorzaak, die zo vaag is dat zij de dwalende oorzaak wordt genoemd
De dwalende oorzaak : zie hiervoor de ruwe versie bij https://www.janux.nl/wp/plato/timaeus/ 48a – 52c
48a Het ontstaan door noodzaak51b De ideeën52 a Herhaling: zijn – worden – plaats |
07-04-2023 Het verhaal van Arie. Een eikel zit in de grond en uiteindelijk groeit er een boom uit. In eerste instantie zie je deze eikel niet. Maar dan opeens, vanuit het niets, ontstaat er (de dwalende oorzaak – de niet begrijpende ) een boom
.
97 4.3 Het raadsel van het niet-zijnde
07-04-2023 We wonen in een “gaaf landje”
- 97 De dialoog de Sofist opent met een zestal pogingen om deze sofisten de definiëren
- zie ook https://www.janux.nl/wp/plato/247-e-sofist-het-nietzijnde-2/
Eigenlijk is Plato in deze dialoog zoek naar een mogelijkheid om over foute beweringen te kunnen denken op een coherente manier. Merkwaardig genoeg besteedt hij veel meer tijd
- aan de vraag Wat is het om iets te zijn dat niet is dan
- de discussie over wat een foute bewering is.
De twee lijkt hij met elkaar in verband te willen brengen: het is niet mogelijk om iets goed te begrijpen zonder inzicht in het zijn en niet-zijn.
- 98 De sofist mag dan op de filosofen lijken, en zelfs zozeer dat de sofisten dubbelganger van de filosoof genoemd kan worden, maar daarmee is de slotfeest nog geen filosoof
- 98 Zodra we gelijkenis zeggen, zeggen we namelijk ook altijd verschil: als twee zaken gelijkenissen vertonen, zonder gelijk te zijn, dan zijn ze in bepaalde opzichten ook verschillend
- 98 Het onderwijs en de kunde van de sofist betreffen de “kunst van het discussiëren“, en deze “kunst” “is een vermogen dat bekwaam maakt over alle dingen te disputeren”
- 99 inzicht in het zijn en niet-zijn:
Parmenides
A = A : [expand title=”Het Zijnde is en het niet-zijnde is niet “]
-
-
- Parmenides fixeert zijn metafysisch weten (dat bij Heraclitus en Xenophanes met geen woorden uit te drukken was) in klare uitspraken; hij vat het samen in een zin: ‘Het Zijnde is‘, of korter nog: ‘Het is‘, of ook negatief: ‘Het niet-Zijnde is niet‘.
- Alle drie deze formules spreken een en dezelfde grondgedachte uit: het Zijnde is.
- Daarin vervat hij het weten van het Al tezamen; buiten het Zijnde is er niets; het Zijnde is het Absolute.
- Zuiver formeel, schematisch: A = A, lost Parmenides het grootste wereldraadsel op!
- De logica is bij hem voor het eerst de grondslag van alle menselijk weten en begrijpen geworden!
- Het Zijnde is: uit deze kardinale stelling leidt Parmenides al het overige, zijn ganse wereldverklaring af.
- Zo is het ‘worden‘ bij deze wijsgeer tot een pure onmogelijkheid gedegradeerd; ‘worden‘ bestaat niet, want het stelt, als overgang van het niet-zijnde naar het zijn, het niet-zijn vooropen, wij vernamen reeds: het niet-zijnde is niet.
- Evenzo is het ‘vergaan’, als overgang van zijn naar niet-zijn uitgesloten, want het Zijnde is: onveranderlijk en eeuwig. [/expand]
-
- 100 De eigenaardige “dwalende oorzaak“:
Dialoog De sofist :
[…] hetgeen de mensen, wanneer ze in grote getale bijeenzijn, over een bepaald onderwerp denken, of liever: vagelijk en onbewust menen. Want de retoriek is het meest vermogend in de dingen ‘waarin we dwalend zijn’.
Wanneer iemand het woord ‘ijzer’ of ‘zilver’ uitspreekt, denken alle mensen hetzelfde, maar bij de woorden ‘goed’ en ‘rechtvaardig’ is het tegendeel het geval: we weten immers niet precies wat het goede is en daarom is ons denken dienaangaande ‘zwevend’ of dwalend. De retoriek leeft bij de gratie van dit dwalende denken. Hieruit blijkt nogmaals hoezeer ons particuliere thema met de grote thema’s van Plato’s filosofie verbonden is. Het ‘dwalen’ wordt immers door Plato gezegd van de ziel, die zich van het lichaam bedient om iets te onderzoeken en die zich aldus tot het zintuiglijke en vele wendt: ‘dan wordt ze door het lichaam getrokken naar hetgeen nooit op dezelfde wijze is, ze dwaalt en raakt verward en duizelt alsof ze dronken was’.
Het ‘dwalen’ is steeds met het vele te verbinden; ‘dwalen’ impliceert immers over een ruimtelijke veelheid verspreid zijn. De ‘dwalende oorzaak’, waarvan in de Timaios sprake is, verwijst dan ook naar het ruimtelijke en lichamelijke. Het definiëren, dat een voorwaarde is voor het ware gesprek [minstens in deze zin dat men goed moet weten waarover men het heeft], is daartegenover met het éne en identieke te verbinden: het is op zoek naar de éne eidos, die alleen door de ziel kan worden bereikt. In een dergelijk onderzoek ‘houdt de ziel op met dwalen’, ‘vlucht’ ze het lichaam dat een ruimtelijke veelheid is, en raakt zij ‘verzameld tot zichzelf en dus tot eenheid.
- 100 /// JST Stel dat ik het niet-zijn-de wil weerleggen,
- dan moet ik proposities of uitspraken formuleren
- waarin het niet-zijnde als subject of onderwerp figureert
- (ik wil immers iets over het niet-zijnde beweren)
- echter, zodra ik het niet-zijnde als onderwerp in een zin introduceert,
- behandel ik het niet-zijnde alsof er bestaat, dus als een zijnde
- waarin het niet-zijnde als subject of onderwerp figureert
- dan moet ik proposities of uitspraken formuleren
- 100 Daarmee ben ik met mezelf in performatieve (taalgebruik waarbij de betekenis van de zin direct wordt uitgevoerd) tegenspraak:
- Ik wil betogen dat het niet-zijnde niet is,
- maar behandel in dat betoog het niet-zijnde alsof het wel is
- het niet-zijnde lijkt zo een zijnde
- 100 Van deze verwarring maakt de sofist gebruik
- het niet-zijnde lijkt zo een zijnde
- maar behandel in dat betoog het niet-zijnde alsof het wel is
- Ik wil betogen dat het niet-zijnde niet is,
- 101 Om deze paradox op te lossen zijn twee stappen nodig:
- — 1 — We hebben een ruimer begrip van het zijnde nodig
- — 2 — We moeten oog krijgen voor de pluraliteit van het zijn
- Als we spreken van het zijnde, dan is met deze bredere definitie het ook mogelijk om te differentiëren tussen zijnden en te spreken over andere zijnden:
- het ene zijde is gelijk aan zichzelf, is tevens anders dan de andere . . .
- 101 Dit leidt tot de conclusie
- dat het niet altijd bedoeld wordt in de zin van het tegenovergestelde
- iets-anders-zijn
- maar ook in de zin van
- verschillend-zijn
- als voorbeeld met het zijn :: het werkt anders:
- een zijnde kan een stoel zijn zijn en dat is zijn identiteit,
- maar is daarmee tevens niet (of anders dan) een tafel,
- en dat is zijn anders-zijn of verschil
- als voorbeeld met het zijn :: het werkt anders:
- verschillend-zijn
- dat het niet altijd bedoeld wordt in de zin van het tegenovergestelde
- Als we spreken van het zijnde, dan is met deze bredere definitie het ook mogelijk om te differentiëren tussen zijnden en te spreken over andere zijnden:
- 102 Zijn , identiteit en verschil moeten worden onderscheiden om recht te doen aan de veelheid en de eenheid van het zijnde, en ze komen alle drie aan het zijnde toe
- Elk zijnde is,
- Elk zijnde is identiek aan zichzelf
- Elk zijnde iets anders dan een ander zijnde
- 103 Een vraag: ligt er toch geen primaat bij het zijnde als identiteit?
.
105 – Omkeringen van zijn en schijn
05-05-2023
Niet de materie maar de “werkelijkheid” in je hoofd
- 105 Gilles Deleuze
- https://www.boomfilosofie.nl/product/100-1160_Verschil-en-Herhaling
- 105 De taak van de moderne filosofie is gedefinieerd als de omkering van het platonisme
- 105 Als we in ons achterhoofd houden dat Kant voor object het woord Gegenstand ( het tegenoverstaande) gebruikt, dan wordt duidelijk dat het probleem van de verschijning geheel vanuit het subject begrepen wordt: de verschijnselen zijn de zijnen voor zover die aan het subject gegeven zijn en het subject ter beschikking staan
De moderne metafysica die Van der Heiden liet beginnen bij Kant loopt tegen andere problemen op in de kwestie van zijn en schijn. Om deze kwestie goed uit te leggen bespreken we Kant zijn problematiek over de werkelijkheid van waarnemen. Zoals we ons kunnen herinneren beweert Kant dat we alleen de dingen kunnen waarnemen die zich door ons kenvermogen kunnen laten verschijnen. Kant stelde dat we een onderscheid moeten maken tussen de “noumenale” werkelijkheid van dingen zoals ze op zichzelf bestaan, het Ding an sich, en anderzijds de verschijningen of fenomenen of het Ding für mich (phainomena). Dit impliceert dat de werkelijkheid die je waarneemt begrensd is door ons kenapparaat. Echter is ons denken niet begrensd volgens Kant. In ons denken zijn we vrij en die vrijheid geeft ons ook de mogelijkheid om autonoom te handelen in de wereld. Deze noumenale dimensie gaat het debat over de metafysica leiden.
- 106 Kants kennistheorie roept de volgende vraag op:
|
05-05-2023 In de wereld is een orde te herkennen
05-05-2023 In de wereld is alleen chaos
-
-
-
:: de wil 107 – Nietzsche
-
:: macht 108 :: Nietzsche
-
:: waarheid 109 116 121
-
-
- 107 Denkers als Nietzsche en Schopenhauer
- zullen het hart van de werkelijkheid op zich in de wil vinden, maar niet in een redelijke wil
- Voor hen is de wil een chaos van willen die als hoogste goed hun overleven en hun machtsvermeerdering nastreven.
- In Hegels absolute idealisme wordt daarentegen gepoogd om het spook van de chaotische noumena uit te drijven, door het vraagstuk van de vrijheid en de wil op te nemen in een omvattende redelijke orde van de geest die beschrijft hoe redelijkheid en vrijheid zichzelf verwerkelijken
- 107 Voor Kant is de vrije wil niet chaotisch
- 107 […] het primaat van de handeling
- […] Waarmee het subject ingrijpt in de werkelijkheid
- Het praktische krijgt hier het primaat boven het theoretische
- […] Waarmee het subject ingrijpt in de werkelijkheid
- 107 […] het primaat van de handeling
- 108 Is de wil werkelijk redelijk?
- 108 de wil tot macht : Nietzsche
.
109 5.1 Nietzsche over waarheid en illusie
Nietzsche meent dat de mens zich bezighoudt met metafysica om twee psychologische redenen.
- Ten eerste, de mens fabriceert ficties om te ontsnappen aan de werkelijkheid waarin hij lijdt.
- Het lijden staat centraal in onze confrontatie met de werkelijkheid omdat wat we doen eigenlijk zinloos is.
- Het is de productie van verhalen die zingeven aan ons bestaan.
- Het zijn nuttige ficties die ons beschermen tegen de harde waarheid van het zinloze lijden dat we doen in ons korte bestaan.
- Ten tweede, wij mensen projecteren een redelijke orde op de chaotische werkelijkheid om ons heen.
- Deze redelijke orde is er in wezen helemaal niet.
- Wij doen alsof deze redelijke orde er is en gaan deze dan zoeken aan de hand van de wetenschap.
- Dit impliceert dat kennis over de logische orde in de werkelijkheid eigenlijk niet gericht is op de orde die in de werkelijkheid bestaat, omdat die simpelweg door ons voorondersteld is (denk aan Plato’s definitie van metafysica).
Kennis is volgens Nietzsche uiteindelijk niets anders dan een sociaal proces waar we veinzen. Het vergaren en bezitten van kennis is doen alsof je kennis hebt om op die manier jezelf positief te onderscheiden van anderen. Metafysica is dan praktijk waar filosofen doen alsof er een diepzinnige waarheid schuilt in de wereld om ons heen, die er in werkelijkheid helemaal niet is.
Daarnaast meent Nietzsche dat het fysische, de werkelijkheid die zich opent voor onze zintuigen gestuurd wordt door een wil tot macht. Alles wat er is wordt gestuurd door een principe van zelfbehoud dat overal aanwezig is. Hierdoor is wat we waarnemen in zekere zin slechts schijn omdat achter de waarneming zich het principe van macht verschuilt wat de ware reden is van wat we zien. Dus de zintuiglijke werkelijkheid geeft ons een schijn van het daadwerkelijke zijn, oftewel de wil tot macht.
Nietzsche inspireerde de Franse filosoof Deleuze met zijn filosofie.
5.1.1 Nietzsche : Plato's dualisme
- 110 /// JST Het derde man argument is een argument dat leidt tot een fundamenteel probleem van een dualisme dat tot een oneindige regressie leidt
Het argument werd aangevoerd door Aristoteles ( metafysica 990b17–1079a13, 1039a2;) die, in plaats van het voorbeeld van “grootheid” te gebruiken, het voorbeeld gebruikte van een man (vandaar de naam van het argument) om dit bezwaar tegen deze theorie aan te duiden.
|
- 110 Nietzsche :
- /// JST Als men het zwaartepunt van het leven niet in het leven legt, maar verlegd naar het “hiernamaals” (naar het niets) dan heeft men aan het leven elk gewicht ontnomen
- 110 Kritiek op de platonische idee:
-
- Zo zeker as het is dat het ene blad nooit helemaal gelijk is aan het andere, zo zeker is het begrip blad gevormd door deze individuele verschillen willekeurig te laten vallen en het onderscheidende te vergeten. Dit werkt nu de voorstelling alsof er In de natuur behalve de bladeren zoiets zou bestaan als een “ blad “, een soort oervorm, op grond waarvan alle bladeren generfd, getekend, afgepast, gekleurd, gekruld, beschilderd zouden zijn, maar door onbekwame handen, zodat geen een exemplaar correct en betrouwbaar als een getrouwe kopie van deze oervorm uitgevallen is
-
- Waarheid en leugen bladzijde 116
-
- Zo zeker as het is dat het ene blad nooit helemaal gelijk is aan het andere, zo zeker is het begrip blad gevormd door deze individuele verschillen willekeurig te laten vallen en het onderscheidende te vergeten. Dit werkt nu de voorstelling alsof er In de natuur behalve de bladeren zoiets zou bestaan als een “ blad “, een soort oervorm, op grond waarvan alle bladeren generfd, getekend, afgepast, gekleurd, gekruld, beschilderd zouden zijn, maar door onbekwame handen, zodat geen een exemplaar correct en betrouwbaar als een getrouwe kopie van deze oervorm uitgevallen is
- 111 De idee “blad” ….
-
05-05-2023 De idee “blad”
[expand title=”116 … het idee dat er naast de bladeren in de natuur ook het blad bestaat …” ]
Dit wekt het idee dat er naast de bladeren in de natuur ook het “blad” bestaat: het oorspronkelijke model volgens welke alle bladeren misschien waren geweven, geschetst, gemeten, gekleurd, gekruld en geschilderd – maar door incompetente handen, zodat geen enkel exemplaar een correcte, betrouwbare, en getrouwe gelijkenis van het originele model. We noemen iemand ‘eerlijk’ en dan vragen we ‘waarom is hij vandaag zo eerlijk geweest?’ Ons gebruikelijke antwoord is: “vanwege zijn eerlijkheid.” Eerlijkheid! Dit betekent op zijn beurt dat het blad de oorzaak is van de bladeren. We weten helemaal niets over een essentiële eigenschap genaamd “eerlijkheid”; maar we kennen talloze geïndividualiseerde en bijgevolg ongelijke acties die we gelijkstellen door de aspecten weg te laten waarin ze ongelijk zijn en die we nu aanduiden als ‘eerlijke’ handelingen. Ten slotte formuleren we daaruit een eigenschap occulta die de naam ‘eerlijkheid’ draagt. Wij verkrijgen de concept, zoals we de vorm doen, door over het hoofd te zien wat individueel en actueel is; terwijl de natuur bekend is zonder vormen en zonder concepten, en evenzo zonder soorten, maar alleen met een X die voor ons ontoegankelijk en ondefinieerbaar blijft. Want zelfs ons contrast tussen individu en soort is iets antropomorfisch en vindt zijn oorsprong niet in de essentie van de dingen; hoewel we niet mogen beweren dat dit contrast niet overeenkomt met de essentie van de dingen: dat zou natuurlijk een dogmatische aanname zijn en als zodanig net zo on-aantoonbaar zijn als het tegendeel ervan.
[/expand]
- zie ook https://nl.wikipedia.org/wiki/Friedrich_Nietzsche#Epistemologie
- Het onderscheid tussen ‘zijn‘ en ‘schijn‘, zoals bijvoorbeeld Plato dat maakt, verdwijnt in Nietzsches filosofie. Wanneer alleen datgene wat bestaat verschijnt, kan geen onderscheid worden gemaakt tussen waarheid en drogbeeld. De wereld doet zich voor in een oneindig aantal verschijningsvormen. We nemen de wereld waar conform onze behoeften, belangen en gesteldheden. Kennen is volgens Nietzsche aldus een vorm van geweldsuitoefening.
- 112 Het begrip “hiernamaals “hiernamaals”, “ware wereld” bedacht om de enige wereld die er bestaat van haar waarde te ontdoen, om geen doel, geen zin, geen taak voor onze aardse realiteit over te houden? Het begrip “ ziel “, “ geest “, tenslotte zelfs “ onsterfelijke ziel “ bedacht om het lichaam te verachten om het ziel (heilig) te maken, om alle dingen in het leven die ernst verdienen, de problemen van voeding, onderdak, geestelijk dieet, ziekenverzorging, properheid, het weer, met een afschuwelijke lichtzinnigheid te benaderen”
- 113 Nu stuiten we op iets wat van het allergrootste belang is voor de vraag naar de mogelijkheid van filosofie en metafysica
5.1.2 Nietzsche : Metafysica als menselijke praktijk
- 114 Alleen de mens houdt zich bezig met metafysica.
- Geen enkele andere soort heeft last van deze mentale aandoening
- 114 —1— Nietzsche verwijst naar de mens als een psychosomatisch wezen
-
- De begrippen die de dat zo of een ontwerpen behoren dus niet tot 1 op zichzelf staand intelligibele of geestelijk domein, maar zijn evenzeer verbonden aan de fysiologie en de biologie van de mens
-
- 114 Ten opzichte van platonisme en christendom:
- Nietzsche is een strijddenker
- Nietzsche met een citaat uit de antichrist:
- 115 Nadat eerst het het begrip “natuur “ was uitgevonden als tegenhanger van “ god “, moest “ natuurlijk “ wel het woord voor “ verwerpelijk “ worden (heel die fictieve wereld wortelt in de haat tegen het natuurlijke: de werkelijkheid!) zij is de uitdrukking van een diepe afkeer van het werkelijke…. nou dat verklaart alles.
- maar aan de werkelijkheid leiden betekent een mislukte werkelijkheid zijn . . . . overwicht van onlustgevoelens over lustgevoelens is de oorzaak van die fictieve moraal en religie
- Nietzsche antichrist hoofdstuk 15
- 115 Kortom: vlucht niet weg uit de werkelijkheid door te leven naar een hiernamaals toe
- 116 Met betrekking tot waarheid:
- 116 De mensen schuwen echter niet zozeer het bedrogen-worden als wel het benadeeld-worden door bedrog. haat dan ook op dit niveau in wezen niet de misleiding Maar de kwalijke, vijandelijke gevolgen van bepaalde vorming van misleiding. Op dezelfde beperkte wijze wil de mens ook slechts de waarheid. Hij begeert de aangename, het leven in stand houdende gevolgen van de waarheid; Hij staat onverschillig tegenover de zuivere, Zonder gevolgen blijvende kennis; en tegenover de wellicht schadelijke en destructieve waarheden is hij zelfs vijandig gestemd
- Nietzsche : uit waarheid en bedrog bladzijde 111
- 116 De mensen schuwen echter niet zozeer het bedrogen-worden als wel het benadeeld-worden door bedrog. haat dan ook op dit niveau in wezen niet de misleiding Maar de kwalijke, vijandelijke gevolgen van bepaalde vorming van misleiding. Op dezelfde beperkte wijze wil de mens ook slechts de waarheid. Hij begeert de aangename, het leven in stand houdende gevolgen van de waarheid; Hij staat onverschillig tegenover de zuivere, Zonder gevolgen blijvende kennis; en tegenover de wellicht schadelijke en destructieve waarheden is hij zelfs vijandig gestemd
- 117 De mens is degene die altijd moet met één van de werkelijkheid, en de gedachte dat de mens een puur contemplatieve houding kan innemen, en de werkelijkheid kan Laten zijn, is Daarom voor Nietzsche een metafysische hallucinatie
- 118 —2— Nietzsche twijfelt aan het gegeven van de mens als een redelijk wezen
- Waarheid en leugen bladzijde 119
[expand title=”109 In een of andere uithoek …” ]
Over waarheid en leugens in niet-morele zin (1873) door Friedrich Nietzsche
109
Er was eens, in een of andere uithoek van dat universum dat verspreid is over ontelbare fonkelende zonnestelsels, een ster waarop slimme beesten kennis uitvonden. Dat was de meest arrogante en leugenachtige minuut van de ‘wereldgeschiedenis’, maar toch was het maar een minuut. Nadat de natuur een paar keer adem had gehaald, koelde en stolde de ster en moesten de slimme beesten sterven. Men zou zo’n fabel kunnen verzinnen, en toch zou hij niet voldoende hebben geïllustreerd hoe ellendig, hoe schimmig en vergankelijk, hoe doelloos en willekeurig het menselijk intellect in de natuur lijkt. Er waren eeuwigheden waarin het niet bestond. En als het allemaal voorbij is met het menselijk intellect, is er niets gebeurd. Want dit intellect heeft geen extra missie die het voorbij het menselijk leven zou leiden. Integendeel, het is een mens, en alleen zijn bezitter en verwekker vat het zo plechtig op – alsof de as van de wereld er om draait. Maar als we met de mug konden communiceren, zouden we leren dat hij ook met dezelfde plechtigheid door de lucht vliegt, dat hij het vliegende middelpunt van het universum in zichzelf voelt. Er is niets zo laakbaars en onbelangrijks in de natuur dat het niet onmiddellijk zou opzwellen als een ballon bij het geringste trekje van dit weten. En net zoals elke drager een bewonderaar wil hebben, zo veronderstelt zelfs de meest trotse man, de filosoof, dat hij aan alle kanten de ogen van het universum ziet, telescopisch gericht op zijn handelen en denken.
[/expand]
[expand title=”109 als we met de mug konden communiceren …” ]
Het is eerder zo dat de mens, en alleen zijn bezitter en verwekker neemt het zo plechtig op , de spil is waar de wereld om draait. Maar als we met de mug konden communiceren, zouden we leren dat hij ook door de lucht vliegt met dezelfde plechtigheid, dat hij het vliegende middelpunt van het universum in zichzelf voelt. Niets in de natuur is zo laakbaar en onbelangrijk dat het niet meteen zou opzwellen als een ballon met de geringste trek van deze kenniskracht. En zoals elke drager een bewonderaar wil hebben, zo ook de meest trotse mens, de filosoof, veronderstelt dat hij van alle kanten de ogen van het universum ziet die telescopisch gericht zijn op zijn handelen en denken.
Het is opmerkelijk dat dit door het intellect tot stand is gebracht, dat zeker aan deze meesten was toebedeeld
ongelukkige, delicate en kortstondige wezens, alleen als middel om ze een minuut in het bestaan vast te houden. Want zonder deze toevoeging zouden ze alle reden hebben om dit bestaan net zo snel te ontvluchten als de zoon van Less21ing. De trots verbonden met weten en voelen ligt als een verblindende mist over de ogen en zintuigen
van de mensen, waardoor ze worden misleid over de waarde van het bestaan. Want deze trots bevat in zichzelf de
meest vleiende schatting van de waarde van weten. Bedrog is het meest algemene effect van zulke trots,
maar zelfs de meest bijzondere effecten ervan bevatten iets van hetzelfde bedrieglijke karakter.
Als een middel om het individu te behouden, ontvouwt het intellect zijn principiële vermogens in huichelarij, wat het middel is waarmee zwakkere, minder robuuste individuen zichzelf in stand houden – aangezien ze
de kans ontzegd om de strijd om het bestaan te voeren met hoorns of met de scherpe tanden van beesten van
prooi. Deze kunst van het veinzen bereikt zijn hoogtepunt in de mens. Bedrog, vleien, liegen, bedriegen, praten achter de rug, een vals front opzetten, in geleende pracht leven, een masker dragen, zich verschuilen achter conventie, een rol spelen voor anderen en voor zichzelf – kortom, een voortdurend rondfladderen de eenzame vlam van ijdelheid – is zozeer de regel en de wet onder de mensen dat er bijna niets minder is begrijpelijker dan hoe er onder hen een eerlijke en pure drang naar waarheid kon ontstaan. Zij zijn diep ondergedompeld in illusies en in droombeelden; hun ogen glijden slechts over de oppervlakte van dingen en zie “formulieren”. Hun zintuigen leiden nergens naar de waarheid; integendeel, ze zijn tevreden met het ontvangen van prikkels en als het ware een tastend spel op de ruggen der dingen spelen.
[/expand]
[expand title=”109 … staat de mens het zichzelf toe te worden bedrogen in zijn dromen …” ]
Bovendien staat de mens het zichzelf toe te worden bedrogen in zijn dromen elke nacht van zijn leven. Zijn morele sentiment doet daar niet eens een poging toe voorkomen, terwijl er mannen zouden zijn die uit pure wilskracht zijn gestopt met snurken. Wat weet de mens eigenlijk over zichzelf? Is hij inderdaad ooit in staat zichzelf volledig waar te nemen, alsof het in een verlichte vitrine ligt? Verbergt de natuur niet de meeste dingen voor hem – zelfs zorgwekkend zijn eigen lichaam – om hem op te sluiten en op te sluiten in een trots, bedrieglijk bewustzijn, afzijdig van de windingen van de darmen, de snelle stroom van de bloedstroom en het ingewikkelde trillen van de vezels! Ze gooide de sleutel weg. En wee die fatale nieuwsgierigheid die op een dag misschien de macht heeft om naar buiten te turen en naar beneden door een spleet in de bewustzijnskamer en dan vermoeden dat de mens erin zit de onverschilligheid van zijn onwetendheid door dat wat meedogenloos, hebzuchtig, onverzadigbaar en moorddadig is – alsof het in dromen op de rug van een tijger hangt. Gezien deze situatie, waar ter wereld zou de drang naar waarheid kunnen bestaan vandaan?
Voorzover het individu zich tegenover andere individuen wil handhaven, zal hij onder natuurlijke omstandigheden het intellect voornamelijk gebruiken voor huichelarij. Maar tegelijkertijd wil de mens uit verveling en noodzaak sociaal en met de kudde bestaan; daarom moet hij vrede sluiten en streeft hij ernaar dienovereenkomstig om in ieder geval de meest flagrante bel uit zijn wereld te verbannen
[/expand]
5.1.3 Nietzsche : Kennen, willen en maken
- https://www.deslegte.com/nagelaten-fragmenten-120848/
- 120 Nietzsche : De rede is “ al in de ban van een geloof dat kennis voor ons in het verschiet ligt, dat oordelen de waarheid werkelijk zou kunnen treffen“
- 120 Dit citaat is is in feite een perfect complement van wat voor de fenomenenloog Husserl het “ raadsel aller raadselen is: alles staat of valt met het dit geloof “ dat er voor ons kennis is “, dat wil zeggen, in de formulering van Husserl , het geloof in de verbondenheid “ van reden en zijnde “
-
- uit: de crisis van de wetenschappen
-
- 120 Dit citaat is is in feite een perfect complement van wat voor de fenomenenloog Husserl het “ raadsel aller raadselen is: alles staat of valt met het dit geloof “ dat er voor ons kennis is “, dat wil zeggen, in de formulering van Husserl , het geloof in de verbondenheid “ van reden en zijnde “
- 120 Nietzsche : “Ik geloof nergens meer in” – is de juiste manier van werken voor een scheppend mens
- 121 Waarheid is dus waarheid is dus niet iets wat er zou zijn en waar je achter zou kunnen komen, wat je zou kunnen ontdekken, maar iets wat Je moet creëren wat de naam is voor een proces, of eerder nog voor een wil tot overmeestering die op zichzelf genomen geen einde kent: ergens waarheid inleggen, als een oneindig proces, een actief bepalen, niet een je—bewust-worden kan iets <dat> op zich zou vastliggen Het is een woord voor “ de wil klopt macht “ NF 96
- 121 De maker is:
- De goede maker, kom maar de vakman die de idee uitbeeldt, en de slechte maker, de schilder of spiegel, die van de idee afwijkt.
- Bij Nietzsche is juist de slechte maker, de kunstenaar, de ware schepper, precies omdat deze zich niet laat leiden door de ideeën die al vastgesteld en ingesleten zijn geraakt, maar omdat deze, geleid door de eigen wil in het eigen perspectief, op een nieuwe en eigen wijze vormgeeft aan de werkelijkheid en daarin iets nieuws tot stand brengt
5.1.4 Veelheid, interpretatie en perspectief
- 122 Zijn er verschillende perspectieven op de werkelijkheid? Volgens het fundamentele perspectivisme wel …
Perspectivisme is de filosofische visie dat de werkelijkheid als zodanig niet kan worden gekend omdat alles vanuit een bepaald perspectief wordt bekeken. Het woord ‘perspectief’ komt van het Latijnse perspicere: ergens doorheen kijken, iets duidelijk zien of iets doorgronden. In de tegenwoordige filosofie heeft het woord echter een geheel andere connotatie.
Het begrip verwijst, vooral door de invloed van Friedrich Nietzsche, naar het vrijwel volstrekte onvermogen van de mens terug te gaan tot de laatste gronden. Het enige wat voor de mens verschijnt is een veelheid van over elkaar heen vallende en met elkaar in strijd zijnde perspectieven. Nietzsche breekt met de illusie van de ‘ware werkelijkheid’ en benadrukt dat we de werkelijkheid uitsluitend fragmentarisch kunnen ervaren.
Het begrip is door Leibniz in de filosofie geïntroduceerd.
Het perspectivisme leidt tot de vraag of ware kennis van de werkelijkheid überhaupt mogelijk is. Is het mogelijk de werkelijkheid te zien zoals ze is? Met name in de hermeneutiek houdt men zich met deze vraag bezig.
- 122 Wanneer we perspectief zeggen, spreken we ook over veelheid en verschil.
- 123 Dat een hevige prikkeling als lust of onlust gevoeld wordt, is een zaak van het interpreterende intellect, dat daarbij overigens meestal te werk gaat Zonder dat we ons er bewust van zijn; en één en dezelfde prikkeling kan als lust of onlust geïnterpreteerd worden
- 123 Omdat affecten (hevige emotie of gemoedstoestand)
- 123 Leibniz : een wandeling aan het strand
- 123 De wereld van de “fenomenen” is de recht gebreide wereld die we als reëel ervaren […] kun je gestelde van deze fenomenale wereld is niet “ de ware wereld”, maar de vormeloos- niet-formuleerbare (de wereld van de chaos: van de indrukken) dus een ander soort fenomenale wereld, een die voor ons “ onkenbaar “ is (zie het ding an sich van kant)
- 123 NF 1 Het is niet zo dat de wereld zo en zo is: gaat de levende wezens haar zien zoals ze aan hen verschijnt. Maar: de wereld bestaat uit zulke levende wezens, en voor elk van hen is er een klein hoekje van waaruit het de zaken inschat, gewaarwordt, ziet en niet ziet. Het “ wezen “ ontbreekt: het “ wordende “, “ fenomenalisme” is het enige soort zijn NF 1
- 124 NF F100 Alle eigenschappen van een ding zijn in waarheid prikkels in ons, die deels het kracht gevoel doen toenemen, deels doen afnemen ….. maar omdat wij niet vaststaan zijn, is één ding ook geen vaste optelsom
- 125 NF 203 De wereld is een totale “kakofonie”
- 125 De mens gaat volgens Nietzsche ten onder aan de “chaos“
- 125 Ontvankelijkheid is de toestand waarin iemand open staat voor iets of iemand.
- 125 Nietzsche s denken over veelheid, verschil en perspectivisme laat daarmee zien dat er een fundamenteel spanningsveld bestaat tussen orde en ontvankelijkheid
05-05-2023 De kern van deze filosofie is chaos ….
05-05-2023 Ontvankelijk = = Van Dale omschrijft ‘ontvankelijk’ als ‘openstaand voor indrukken’.
- 126 Een volstrekte ontvankelijkheid echter,
- die aan alle effecten recht wil doen en elk oog en oor wil laten meespreken,
- zal ten prooi vallen aan de totale chaos, omdat het voltallige spreekkoor van effecten nooit tot een eensluidende stem is samen te brengen.
- Het gevolg van zo’n totale openheid en ontvankelijkheid is, in het beeld van Leibniz, dat we alleen ruis vernemen.
- Zoals hij elders schrijft: “ maar als er een groot aantal kleine percepties optreedt, waarbij niets meer valt te onderscheiden, dan zijn we verdoofd “
.
126 5.2 Deleuze over identiteit en verschil
Nietzsche en Deleuze keren het platonisme om op twee manieren.
- Ten eerste, anders dan Plato is niet meer de wereld van de begrippen primair maar de zintuiglijke wereld.
- Dat betekent dat het waarnemen voor het kennen staat.
- Desalniettemin, zoals duidelijk te zien is bij Nietzsche, is het waarnemen nog steeds afhankelijk van begrippen die impliceren dat er iets anders is dan de waarneming alleen.
- Bij Nietzsche was dit de wil tot macht die schuilgaat achter de waargenomen objecten.
- Ten tweede, het platonisme (eeuwenlang de dominante filosofie aangaande zijn en schijn) wordt definitief verworpen.
- De omkering van het platonisme betekent echter niet een oplossing maar nog meer problemen die het filosoferen waard zijn.
- Nietzsche kwam uit tot een radicaal perspectivisme waar er geen onderscheid meer bestaat tussen schijn en waarheid.
- Heidegger betoogt hierom dat de relatie tussen zijn en schijn beter moet worden gedacht.
- De standplaats gebondenheid van ieder oordeel over de werkelijkheid wordt steeds meer geïntegreerd in het denken van de moderne filosofie. Het particuliere, het eigene, van ieder perspectief kan niet meer zomaar worden afgedaan maar moet verder gedacht worden om ons verder te helpen in kwestie van zijn en schijn.
- 127 Deleuze is een erfgenaam van het werk van Nietzsche
- 127 De verhouding tussen verschil en identiteit, of in synonieme termen de verhouding tussen hetzelfde en het andere, lijkt in wezen niet zo ingewikkeld, tenminste Als we beschikken over identiteiten. Een verschil denken we immers meestal Als het verschil tussen twee identiteiten: is identificeer ik het ene zijnde als stoel en dan het andere als tafel; Vervolgens, Omdat stoelen nu eenmaal geen tafels zijn, kan ik concluderen dat deze twee zijnden ook daadwerkelijk anders zijn punt op deze manier worden verschil gezien als een afgeleide van identiteit
- 128 Volgens Nietzsche is niet eerst het oer-blad dat de identiteit van alle zintuiglijke bladen bepaalt, maar is er eerst een veelheid van verschillende en ongeïdentificeerd in de bladeren. Deze veelheid is het eerste gegeven: pas omdat we de verschillen tussen bladeren vergeten en ons concentreren op de gelijkenissen, creëren we een oervorm “ blad “ die de identiteit van elk blad bepaald
- 128 De kritische lezer zal bij dit voorbeeld een tegenwerping maken:
- het mag dan zo zijn dat de oervorm zo tot stand komt,
- maar dit betekent niet dat we de verschillen tussen de bladeren niet eerst hebben waargenomen op basis van de unieke zintuiglijke vorm van elk blad.
- Als we twee bladeren naast elkaar leggen, zien we de verschillen omdat het ene blad een bepaalde inkeping niet heeft en die en het andere blad wel.
|
- 130 Dat het schijnbeeld de hoofdrol moet gaan spelen blijkt uit het volgende citaat:
- Het hele platonisme wordt beheerst door de idee dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen “ het ding zelf “ en de simulacra. het verschil wordt niet op zich gedacht, maar in verband gebracht met een grond waaraan het wordt onderworpen […] het omkeren van het platonisme betekent het ontkennen van het primaat van het origineel over de kopie, van het model over het beeld; Het betekent de verheerlijking van het rijk van simulacra en spiegelingen
Idee idee / vader
|
Gelijkenis Verschil |
ware zoon = getrouwe kopie valse zoon : simulacrum : weeskind
-
-
- Een simulacrum (“gelijkenis, schijn”) is een weergave of imitatie van een persoon of ding.
- Voorbeelden:
- het zigeunerkind of de zeevaarder met pijp
-
- 131 /// JST Bestaat er überhaupt een zijnde uit het zichtbare domein
-
- ZONDER een bijbehorend idee, een kopie van het origineel?
-
- 132 (niet)-zijn = ?-zijn TO DO
- 133 Het goede wordt in De staat door de zon verbeeld
-
- https://www.janux.nl/wp/plato/staat-boek-6/
-
- 134 Geconfronteerd met deze belangrijke vindplaats in Plato’s oeuvre is het veelzeggend dat deze de notie van het goede naar voren brengt om het verschil met de transcendentie of het overschot van het goede duidelijk te maken. We kunnen het simulacrum nader omschrijven als een overschot dat niet boven de orde staat, maar domweg buiten de orde valt. Ik heb dit elders het uitschot genoemd
- 134 In overeenstemming met deze nadere onderverdeling van het overschot spreekt Timothy Morten (1968) over subsendentie, waarmee hij datgene benoemd wat geen plaats is bedeeld in een zijnsorde en er daarom onderhangt en erdoor onderdrukt wordt
- 135 Als voorbeeld hier een gedicht :
- We lezen een gedicht een aantal malen, elke keer als we een gedicht interpreteren, vinden we een bepaalde betekenis die ons begrip van het gedicht op dat moment vastlegt. Nu is er iets bijzonders aan de hand met goede gedichten. In de eerste plaats geeft de betekenis van een goed gedicht zich niet zomaar prijs. Pas na verloop van tijd, Als we vertrouwd raken met een dichter of een bundel, krijgen we ook toegang tot het gedicht en wordt dat gedicht betekenisvol voor ons
- 135 Als we een tijdje laten liggen en daarna weer naar terugkeren, blijkt het gedicht ons iets nieuws te zeggen te hebben. Onze eerste duiding blijkt niet DE betekenis te hebben gevonden, maar slechts één betekenis
- 135 Hier treffen we een orde van een aanspraak en een ontmoeting: we worden steeds opnieuw door het gedicht aangesproken Omdat het een vraagteken zijnde voor ons is en blijft, en Daarom doet het gedicht ook een aanspraak op ons Omdat er een denkende en interpreterende verhouding is aan te duiden
[expand title=”135 Nietzsche heeft altijd kunstenaars geïnspireerd …” ]
Nietzsche heeft altijd kunstenaars geïnspireerd: musici, schilders, dichters, schrijvers en dansers. Dat heeft ongetwijfeld hiermee te maken, dat Nietzsche zelf een kunstenaar is (dichter, schrijver, musicus), dat hij beeldender en poëtischer schrijft dan de meeste andere filosofen, dat hij zoekt naar vormen van moraal, wetenschap en geloof die zelf scheppend zijn, en dat hij in zijn eigen filosoferen reikt naar een ander soort expressie en communicatie dan die door discursieve taal: “Ze had moeten zingen, deze ‘nieuwe ziel’ – en niet praten!”
Tegelijk blijft Nietzsche zich voortdurend bewust van het verschil tussen filosofie en kunst: filosofie zoekt onvermijdelijk naar ‘waarheid’, terwijl kunst even noodzakelijk illusies schept. Dat de kunst daarmee in feite werkelijkheid schept en de filosofie zich doorgaans in illusies verstrikt, maakt de verhouding tussen beide extra spannend.
[/expand]
.
137 6 Het bijeenhoren van zijn en schijn
- 137 De omkering van het platonisme
- De zintuigelijke wereld is de waarde en niet de intelligibele:
- Alleen de schijn Alleen de schijn kunnen bekennen en niet het zijn
- niet de getrouwe kopie, Maar het zien simulacrum
- Niet de kopie maar de simulacrum / imitatie is primair
- Niet de identiteit en het zelfde, Maar het verschil In het andere zijn oorspronkelijk
- De hoogste levenshouding van de mens is niet het theoretische kennen, Maar het maken en het scheppen
- 137 Zoals we een tafel zoals we een tafel kunnen omkeren, betekent de omkering van het platonisme In de tweede plaats de omverwerping van het platonisme
- 138 En wat te denken van het postmoderne spreken
- 138 Heidegger vraagt zich af of zijn en schijn bijeenhoren
.
139 6.1 ‘Het zijn weest als verschijnen’
Deze Inleiding stelt de fundamentele thema’s van Heideggers denken aan de orde, zoals de overstijging van de traditionele metafysica, het zijns-historisch denken van de ommekeer en de verhouding van zijn en denken. Ze is een weergave van Heideggers zoektocht door de geschiedenis van het westerse denken naar een antwoord op de aan alles voorafgaande vraag naar het zijn.
-
139 Het zijn weest als verschijnen
- Een zijnde is maar een zijnde als het tevoorschijn is gekomen, als het er is, als het zich toont
- Met niet-zijn-de wordt bedoeld dat het zich niet toont en niet mild
- 140 Bij Plato is de idee het werkelijk zijnde :
- — 1 — De idee van Plato is het werkelijke zijnde
- — 2 — Ten tweede wijst Heidegger erop dat deze woorden daarmee staan in de betekenis van het Griekse woord “doxa”
- — 3 — Ten derde brengt dit aanzien het probleem van het gezichtspunt, het perspectief of de interpretatie In het spel
- 141 Met het gezichtspunt komen we in de nabijheid van Nietzsche
- — 4 — Ten vierde wijst harddisken nog op een ander verschil dat inherent is aan het verschijnen van het zijnde:
- de verschijning van het zijnde herbergt niet Alleen de kwantitatieve veelheid van verschillende gezichtspunten, maar herbergt ook een kwalitatief verschil
- dit kwalitatieve verschil is een actieve en onvermijdelijke zelfde differentiatie In het verschijnen waardoor het verschijnen een vertekende of verbergen schijn kan worden:
- zijn en tijd bladzijde 130
- We Er zijn nu waar we uit wilden komen. Omdat het zijn […] In het verschijnen bestaat, In het aanbieden van een voorkomen in aanzichten, staat het naar zijn wezen en bijgevolg noodzakelijk en blijvend In de mogelijkheid van een voorkomen, dat juist datgene wat dit zijn de in waarheid (en dat wil zeggen In de onverborgenheid) bedekt en verbergt. Dit aanzien waarin het zijnde dan komt te staan, is de schijn in de zin van “ aanschijn “
- zijn en tijd bladzijde 130
- dit kwalitatieve verschil is een actieve en onvermijdelijke zelfde differentiatie In het verschijnen waardoor het verschijnen een vertekende of verbergen schijn kan worden:
- de verschijning van het zijnde herbergt niet Alleen de kwantitatieve veelheid van verschillende gezichtspunten, maar herbergt ook een kwalitatief verschil
- 144 Heidegger : onverborgenheid wijst op:
- ontsnappen aan de aandacht
- Waarheid geïnterpreteerd als onverborgenheid wijst hier
- NIET op een resultaat, maar op
- een activiteit (wat steeds weer opnieuw voltrokken moet worden)
- Waarheid geïnterpreteerd als onverborgenheid wijst hier
- ontsnappen aan de aandacht
- 144 Heidegger : onverborgenheid wijst op:
- ontsnappen aan de aandacht
- Waarheid geïnterpreteerd als onverborgenheid wijst hier
- NIET op een resultaat, maar op
- een activiteit (wat steeds weer opnieuw voltrokken moet worden)
- Waarheid geïnterpreteerd als onverborgenheid wijst hier
- ontsnappen aan de aandacht
.
144 6.2 Plato’s leer van de waarheid
- 144 De allegorie van de grot is In de staat van Plato een wezens verandering van de waarheid
- 144 De correspondentietheorie van de waarheid
- Deze stelt dat de waarheid van een bewering afhangt van de relatie van die bewering tot de wereld (werkelijkheid)
- Een bewering is waar als deze de werkelijkheid accuraat beschrijft (en dus met de werkelijkheid correspondeert)
- 144 Zie ook Coherentietheorie van de waarheid
- 145 In de definitie van waarheid als de overeenkomst tussen zaak en verstand worden dus zijn en denken op elkaar betrokken. De vraag is waar het zwaartepunt ligt. Bij de zaak of bij het verstand?
- 145 Heidegger opent zijn interpretatie met de opmerking dat de allegorie van oudsher niet gezien wordt als een allegorie over de waarheid, maar juist als een allegorie over onderwijs of vorming.
-
-
-
-
-
-
- “ de ziel moet zich geheel omkeren“
-
-
-
-
-
-
- 146 In Plato’s grot zijn vier stadia te onderscheiden:
- — 1 —
- Het eerste stadium spreekt over mensen die worden gevangen gehouden in hun grot
- — 2 —
- Het tweede stadium wordt een gevangene bevrijd van zijn boeien
- 147 Dit 2de stadium is voor Heidegger belangrijk omdat we hier bij uitstek de verwarring van verschijning en (en aan maak je sluitend schijn zien: de verschijning van de echte objecten wordt door de bevrijde gevangenen voor schijn gehouden, terwijl de schijn van de schaduwen voor het verschijnen van het werkelijke zijnde wordt gehouden
- — 3 —
- Het derde stadium (de gevangene is buiten de grot en aanschouwt dingen in het licht van de zon en ook de zon zelf ) is de meest ware of het meest onverborgene
- 147 Hier komt de vorming van de ziel tot voltooiing
- — 4 —
- 148 Het vierde stadium is de situatie dat de gevangene weer terugkeert in de grot
- 149 De gevangene probeert dan om de anderen te bevrijden en om de waarheid te leren inzien moet hij weer de grot in om de anderen van hun gevangenschap te bevrijden. Heidegger leest echter ook het vierde stadium In het licht van dit waarheidsbegrip, al geeft hij ruiterlijk toe dat dit in dit stadium het ware of een variant ervan niet meer door Plato genoemd wordt
- — 1 —
- 149 Wat uit deze korte gang langs de 4 stadia duidelijk wordt, aldus Heidegger, is dat Plato’s allegorie doordesemd is van de grond ervaring van waarheid als alethia dat wil zeggen van waarheid Als het onttrekken aan de verborgenheid en als iets wat Alleen bestaat als voortdurende strijd tegen die verborgenheid
- 150 Heidegger ziet een derde zijnde:
- De eerste zijnde is . . . .
- De tweede zijnde is . . . .
- De derde zijnde is nu . . . .
Overal waar de zijnden zich tonen in relatie tot duisternis, verhulling of vertekening zal dit zich- tonen vanaf nu als loutere schijn gekwalificeerd worden tegenover en buiten de helderheid en het opperste schijnen van de idee. De wezensverandering van de waarheid heeft daarmee haar contouren gekregen. In de pre socratische ervaring van de waarheid als ons verborgenheid is het verschijnen de karakter van een zijnde, dus het feit dat het zich toont in meld, altijd gerelateerd aan in vervlochten met een verborgenheid die ook in deze onthulling blijvend speelt en voortdurend overwonnen dient te worden. In de herijking van die ons verborgenheid, onder het juk van de idee (en van het goede) stuiten we op een maximale graad van verborgenheid die geen relatie meer heeft tot de verborgenheid, maar waarin elke duisternis, verhulling en vertekening is verdrongen.
De idee van een kopie zonder origineel, van een verschijnen zijnde zonder een daaraan ten grondslag liggend waar zijnde, lijdt aan het euvel dat zodra we over kopie spreken, een origineel altijd wordt meegedacht
Denkend is de mens zo de getuige van het zijn die de ervaren zin van zijn zijn in zijn getuigenis bewaard en opnieuw te denken geeft. Met die laatste opmerking bevinden we ons in het hart van de vraag naar de verhouding tussen waarheid en taal: het volgende hoofdstuk