laatste wijziging: 01-11-2017

210 Pre-socrates periode 600 v.Chr. – 400

Deze periode wordt ook wel aangeduid als ‘Antieke_filosofie’.

Over het algemeen laat men de Westerse filosofie beginnen in de Griekse steden van westelijk Klein-Azië. Het denken van deze filosofen was gericht op het uiterlijk waarneembare en het oer-beginsel. Deze allereerste Griekse filosofen staan ook wel bekend als de Milesische natuurfilosofen. Deze eerste filosofen zochten de oerbeginselen in natuurkundige verschijnselen zoals lucht, water, vuur en water

Wat deze filosofen werkelijk interesseerde was het zijn, de essentie der dingen en daarmee samenhangend hun wetmatigheden.

Hun denken bevatten niet alleen datgene wat tegenwoordig filosofie genoemd wordt, maar ook alles wat tegenwoordig wetenschap heet.  Als één van de eerste filosofen wordt Thales van Milete aangeduid. Thales had twee uitgangspunten: (1) Conclusies omtrent het universum mag men louter en alleen baseren op het universum zelf (dus niet op goden). (2) Opvattingen moeten gestaafd worden aan de hand van argumenten.

Ik ben het met beide argumenten eens.  De eerste conclusie heeft volgens mij als gevolg dat wetenschap en geloof (in (god)en) niet met elkaar verenigd kunnen worden.

Bij Parmenides komen we de begrippen waarheid en weten tegenover mening en voorstelling tegen.  Het uitgangspunt van Parmenides is dat de rede leert dat je alleen een Zijn kunt denken, niet een niet-Zijn. Tegenover het Zijnde staat niets, dus ook niet het denken. “Denken en Zijn is één en hetzelfde.” Als iets gedacht wordt is het onmogelijk te zeggen dat het “niet is”.

Anaximenes van Milete (“alles is lucht”)

Anaximander (“alles is apeiron“, oneindig/onbepaald).

Anaximenes zag de lucht als het oerbeginsel

Pythagoras vermoedelijk (hij heeft zelf niets opgeschreven) de ziel als een op zichzelf staande entiteit zag die onstoffelijk en onsterfelijk was en door middel van zuivering (“katharsis”) uit het lichaam bevrijd kon worden. Ook legde Pythagoras de basis voor de getaltheorie en verbond hij kennis van getallen rechtstreeks aan kennis van de werkelijkheid.

Heraclitus (“alles is van voorbijgaande aard, maar gehoorzaamt wel aan een ‘logos’ (ordening)”),

Anaxagoras is de eerste eerste filosoof een abstract filosofisch begrip heeft ingevoerd, namelijk de Nous. Deze Nous moet opgevat worden als een denkende, redelijke, almachtige, maar onpersoonlijke Geest. Dankzij deze geest is er uit de oer-chaos een welgeordende wereld ontstaan. Het lijkt er op dat Anaxagoras deze Nous alleen als een soort van eerste beweger beschouwt, die, na de eerste stoot gegeven te hebben, de schepping verder aan zijn lot overlaat. Dit zou later Plato (en Socrates) tot de tegenwerping brengen dat deze opvatting van Nous leek op een deus ex machina waaraan onmogelijk echte kennis kon worden toegeschreven.

Empedocles, “de wereld is samengesteld uit vier elementen”)

atomisten (“de wereld is samengesteld uit ontelbare interagerende deeltjes”),

Eleaten

Zeno van Elea (“alles is één en verandering is onmogelijk”

sofisten (die beweerden dat waarheid relatief is, en die bij Plato een slechte reputatie hadden).

Xenophanes wendde zich uitdrukkelijk af van het Griekse pantheïsme.