laatste wijziging: 25-02-2020

470 1543 – 0000 : Het heliocentrisch wereldbeeld

In 1543 publiceerde Nicolaas Copernicus het boek “Over de omwentelingen der hemellichamen”.

Galileo Galilei voerde meerdere bewijzen aan voor het heliocentrische wereldbeeld. Galilei ontdekte onder meer de manen van Jupiter en betoogde dat deze beslist niet om de aarde draaien.

Het belangrijkste verschil is dat Aristoteles dacht dat de aarde het centrum was. Wij weten inmiddels dat de zon het middelpunt van ons zonnestelsel is. In ons wereldbeeld leeft het fenomeen God veel minder. Wij hebben niet een bepaalde plaats voor Hem behalve dan de hemel maar niet echt een plaats tussen de planeten.

Een Copernicaanse revolutie, omkering of wending is een radicale heroriëntatie van een wetenschap of filosofie. Het eerste deel van het begrip dankt zijn naam aan de sterrenkundige Nicolaas Copernicus (1473-1543), die de aanzet gaf tot de verschuiving van het geocentrische naar het heliocentrische wereldbeeld. De heliocentrische leer maakte het heelal in principe eenvoudig en doorzichtig, en door de aanvaarding van die leer kon zich de moderne natuurwetenschap ontwikkelen.

Volgens de filosoof Immanuel Kant bestaat de Copernicaanse wending daaruit dat de te kennen objecten zich moeten conformeren naar de voorwaarden van het subject dat de kennis vergaart. Anders geformuleerd: wij bekijken alles als het ware door een roze bril, gekleurd door ons eigen kenvermogen dat werkt met zijn eigen aangeboren concepten van ruimte en tijd, en oorzakelijke verbanden. Het ding an sich, de werkelijkheid zoals ze voor zichzelf is, onbewerkt door ons kenvermogen, is voor ons dus niet kenbaar. Door deze inzichten werd Kant ook de voorloper van het Duits idealisme.


Van Geocentrisme naar Heliocentrisme

Het geocentrische wereldbeeld van Ptolemaeus hield, met goedkeuring van de kerk, stand totdat de Poolse priester Copernicus zijn heliocentrische heelal presenteerde in 1543. In het model van Copernicus liepen de planeten en manen ook in cirkelbanen, dus hij had ook epicykels nodig om de theorie kloppend te maken. Afgezien van de religieuze en wetenschappelijke bezwaren die tegen Copernicus werden ingebracht is het dus ook zo dat zijn model eigenlijk niet veel handiger was dan het geocentrische wereldbeeld. Er moesten nog steeds ingewikkelde berekeningen worden uitgevoerd om de bewegingen van hemellichamen te voorspellen. In die tijd was dat eigenlijk de enige reden voor het bestaan van de sterrenkunde. Het Copernicaanse model was volgens velen geen echte verbetering en Copernicus’ werk ondervond aanvankelijk welwillende onverschilligheid.[1] In 1609 stelde Kepler het Copernicaanse model bij door ellipsbanen in te voeren, waardoor er een simpel model ontstond dat ook overeenkwam met de werkelijkheid en dat relatief makkelijke berekeningen mogelijk maakte. Hoewel het eigenlijk Kepler was die het heliocentrische model toepasbaar maakte, spreekt men van ‘Copernicaans model’. Eveneens in 1609 werd de telescoop uitgevonden. Via de telescoop werden ontdekkingen gedaan die tegen het geocentrische wereldbeeld in gingen. Via de telescoop kon men de schijngestalten van Venus zien, waarmee duidelijk werd dat Venus zich afwisselend voor, naast en achter de zon bevindt. Tevens werden er manen ontdekt die rondom Jupiter draaien. Kennelijk bestonden er ook hemellichamen die niet om de aarde draaien. Ten slotte werd – meer dan 200 jaar na de ontdekking van de telescoop – ontdekt dat sterren toch een parallax vertonen, wat aantoont dat de aarde om de zon draait. Maar het was uiteindelijk Isaac Newton die een sluitende wetenschappelijke verklaring vond voor het heliocentrische wereldbeeld: alle sterren en planeten trekken elkaar aan. Overigens is het beter om te zeggen dat de aarde en de zon om een gemeenschappelijk middelpunt draaien. De aarde trekt namelijk ook aan de zon, maar omdat de zon veel zwaarder is dan de aarde, ligt dit gemeenschappelijke zwaartepunt diep in de zon, op slechts 600 km afstand van het middelpunt van de zon. Het geocentrisme heeft geen theoretische onderbouwing. Het geocentrische wereldbeeld plaatst de aarde in een uitzonderingspositie. De wetten op aarde zouden dan anders zijn en niet verenigbaar zijn met de rest van het heelal.