750 1890 – heden – Continentale filosofie
Continentale filosofie is een term die in de Angelsaksische wereld gebruikt wordt om er verschillende filosofische stromingen en tradities in de hedendaagse filosofie mee aan te duiden uit het vasteland van Europa, in het bijzonder uit Duitsland en Frankrijk. Het begrip wordt meestal gehanteerd in contrast met analytische filosofie.
Stromingen waarop het kan duiden zijn Duits idealisme, levensfilosofie, fenomenologie, existentialisme, hermeneutiek, (post)structuralisme, feministische filosofie, het speculatief realisme, de kritische theorie (Frankfurter Schule) en enkele andere richtingen van Westers marxisme.
Er bestaat geen duidelijke scheidslijn of definitie om uit te maken wat precies onder continentale filosofie valt. Over het algemeen valt te zeggen dat continentale filosofie samenhangt met de brede kantiaanse thesis dat de aard van kennis en ervaring gebonden zijn aan omstandigheden die niet direct toegankelijk zijn voor empirisch onderzoek.
Enkele kenmerken:
- De term continentale filosofie wordt dus gebruikt om bepaalde stromingen en denkrichtingen aan te duiden die zich vooral op het vasteland, met name in Frankrijk en Duitsland hebben ontwikkeld. Dit is echter in zekere zin een ongelukkige naamkeuze: Zo zijn er immers filosofen zoals Gottlob Frege en Rudolf Carnap die weliswaar van continentaal Europa afkomstig zijn maar niet worden gerekend tot de continentale filosofie, maar net tot de analytische filosofie. Daarentegen zijn er dan weer vele filosofen die in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië leefden of werkten, die echter wel tot de continentale traditie behoorden. Hier kan men denken aan personen als Hannah Arendt en Theodor Adorno.
- De afwijzing van een hoofdzakelijk wetenschappelijke benadering, waarbij natuurwetenschappen worden gezien als de beste manier om alle fenomenen te begrijpen. Continentale filosofen wijzen er vaak op dat wetenschap afhankelijk is van een “pre-theoretische ondergrond van ervaring”.
- Men beschouwt de voorwaarden voor mogelijke ervaringen als variabel, op zijn minst bepaald door factoren als context, ruimte en tijd, taal, cultuur en geschiedenis. Hiermee neigt continentale filosofie in de richting van historicisme.
- De hiervoor genoemde voorwaarden voor ervaring zouden kunnen worden veranderd door bewust menselijke bemiddeling. Continentale filosofen hechten hierbij veel waarde aan de eenheid van theorie en praktijk en neigen ertoe filosofische problemen te zien als gerelateerd aan persoonlijke, morele of politieke verandering. In marxisme, existentialisme en post-structuralisme komt dit duidelijk terug.
- De nadruk op metafilosofie. Als reactie op het succes van de natuurwetenschappen probeerden continentale filosofen de methode en aard van filosofie te herdefiniëren. In het Duits idealisme en de fenomenologie is er de zienswijze dat filosofie de eerste, fundamentele, a priori wetenschap is. In hermeneutiek, kritische theorie en structuralisme wordt beweerd dat filosofie onderzoekingen doet in het domein van kennis waar geen reductie van cultuur en praktijk mogelijk is. Filosofen als Kierkegaard, Nietzsche, de latere Heidegger en Derrida hebben diepe twijfel veroorzaakt over de coherentie van alle traditionele visies op filosofie.
- Iemand als Neil Levy stelt dat de continentale filosofie zich onderscheidt van de analytische filosofie doordat ze geen vast “paradigma” (zie Thomas Kuhn) heeft, zoals de analytische filosofie dat wel heeft. Continentale filosofie typeert zich er dus door dat ze geen vaste vooronderstellingen en vertrekpunten heeft.