laatste wijziging: 11-03-2021

784 1959 – 0000 : Structuralisme

Het structuralisme is een theoretische benaderingswijze en intellectuele stroming binnen de sociale wetenschappen en hedendaagse filosofie die haar bloeitijd in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw kende.

Men moet het echter niet zien als een uniforme stroming, maar als een groep filosofen en sociologen die een gemeenschappelijk vertrekpunt hebben:

“er zijn niet direct waarneembare of onbewuste structuren die ten grondslag liggen aan (alle) sociale verschijnselen.

Deze structuren zijn verzamelingen van de relaties tussen de elementen waaruit de sociale werkelijkheid is opgebouwd.

Het is dus een verzamelnaam voor een aantal interdisciplinaire methodes en onderzoeksprogramma’s die stellen dat er uitgebreide onbewust functionerende culturele symboolsystemen zijn die het alledaagse in grote mate bepalen, en die deze dan ook willen onderzoeken. Deels is deze filosofie geworteld in de fenomenologische beschouwingen. De naoorlogse Franse filosofie is echter niet als een theoretische eenheid te beschouwen.

Veeleer gaat het om een bonte verzameling van ideeën waarin

Het structuralisme vindt zijn oorsprong slechts gedeeltelijk in de filosofie, hoezeer het ook in het Franse denken van de vorige eeuw is geworteld. Eigenlijk betreft het meer een poging een theorie te ontwerpen die de formele structuren van sociale processen blootlegt. Zo hebben de structuralisten zich intensief bezighouden met geschiedenis (de school rondom het tijdschrift Annalles, met Braudel als leider), psychologie (Piaget), culturele antropologie, taaltheorie en de psychoanalyse. Filosofisch ging de aandacht uit naar Kant ’s formele benadering naar de opvattingen van Marx, Hegel en Nietzsche over geschiedenis, maatschappij en menselijke waarden. Maar de meeste aandacht krijgt toch de taal, voornamelijk onder invloed van het werk van de linguïst De Saussure. Zijn colleges worden door bijna alle structuralisten nader uitgewerkt.