laatste wijziging: 01-11-2017

420 1300 – 1650 Renaissance-filosofie

Het is in de filosofie gebruikelijk tussen de middeleeuwse wijsbegeerte en de moderne wijsbegeerte een periode van renaissancefilosofie te onderscheiden. De term ‘renaissance’ kan overigens verwijzen naar een intellectuele stroming, maar ook naar een periode in de Europese geschiedenis. In Europa was de volgende grote intellectuele stroming de verlichting; deze begon in de zeventiende eeuw.

Kenmerkend voor de renaissancefilosofie is de aandacht voor en de heropleving van de antieke filosofie, met Plato en Aristoteles als toonaangevende figuren, en het enthousiasme voor alles wat met occultisme en hermetisme te maken heeft. Evenals in de middeleeuwen bleef het gezag (de auctoritas) van de grote voorgangers uit het verleden groot. Bijna iedere verhandeling begon met een verwijzing naar een autoriteit uit het verleden; dat kon een wijsgeer uit de Oudheid zijn, maar ook een middeleeuwer zoals Thomas van Aquino. Dat renaissancefilosofen zich voor een antwoord op hun vragen richtten op de antieke wijsbegeerte, komt nu weinig ‘vooruitstrevend’ over. Men ging er toen echter van uit dat God in het verre verleden aan de mensheid de enige waarheid had gebracht, en dat die goddelijke waarheid vooral in de werken van Plato en Aristoteles was bewaard.