laatste wijziging: 01-11-2017
690 1870 – 0000 : Pragmatisme
Het pragmatisme is, naast het marxisme en de existentiefilosofie, de derde filosofische stroming die wordt gekenmerkt door de focus op het verbinden van de praktijk met de theorie.
- Praktijk en theorie staan volgens het pragmatisme niet los van elkaar. Het pragmatisme als filosofische stroming ontstond in de Verenigde Staten rond het jaar 1870.
- Het pragmatisme wil antwoorden geven voor de concrete levenspraktijk, op grond van een denken en spreken die in de wetenschap en de experimentele ervaring zijn gefundeerd.
- Het bekendst is wellicht hun pragmatische theorie van de waarheid die stelt dat een opvatting waar is als het in de praktijk werkt. Waarheid wordt dus niet gedefinieerd aan de hand van een correspondentierelatie of coherentie, maar in termen van praktisch nut en maatschappelijk voordeel. Waarheid is zo iets dat niet vaststaat, maar mee evolueert met de inzichten van een samenleving. Deze opvatting staat ook in nauw verband met het fallibilisme.
- In het pragmatisme wordt de mens als handelend wezen in het centrum gezet en waarbij handelen en denken in dienst staan van het oplossen van praktische problemen.
- Verdere kenmerken van het pragmatisme zijn een functionalistische en consequentialistische inslag.
- Daarnaast bestaat er ook nog een morele of religieuze variant, die de waarheid van metafysische opvattingen of van religieuze leerstellingen bevestigd ziet als ze heilzaam blijken te zijn op zedelijk of moreel gebied en als ze daarin richtinggevend zijn.
- In het dagelijks leven worden handelingen en ideeën die effectiviteit boven theoretische of morele overwegingen stellen, pragmatisch genoemd.
Haar standpunten zijn sterk bepaald door de leden van The Metaphysical Club Charles Sanders Peirce (1839–1914), William James (1842–1910), en Chauncey Wright (1830-1875), als ook door niet-leden als John Dewey (1859-1952) en G.H. Mead (1863–1931).