laatste wijziging: 12-04-2018

511 1612-1694 Arnauld

BRONNEN:

Antoine Arnauld le Grand, zoals hij door tijdgenoten – om hem van zijn gelijknamige vader te onderscheiden – genoemd werd, was een Franse rooms-katholieke theoloog, filosoof en wiskundige. Hij was een van de leidende intellectuelen binnen de jansenistische groep van de Abdij van Port-Royal. Arnauld bezat een grondige kennis van de patristiek.

Hij werkte samen met Nicole en Pascal aan het beroemde Logique ou l’art de penser. Hij schreef ook diverse antwoorden op de Meditationes de prima philosophia van Descartes, waardoor hij de reputatie kreeg een intellectueel streng en scherpzinnig criticus te zijn.

Hij bracht het probleem dat nu “de cartesiaanse cirkel” wordt genoemd onder de aandacht. Descartes zegt: Ik kan niet twijfelen aan datgene wat ik helder en onderscheiden inzie. Als zelfs dat betwijfelbaar was, dan zou God me bedriegen, en dat is niet mogelijk. Maar tegelijkertijd bewijst hij het bestaan van God op grond van een helder en onderscheiden idee. Dus: mijn heldere en onderscheiden ideeën bewijzen dat er een goede God bestaat. En omdat er een goede God is, deugen mijn heldere en onderscheiden ideeën. Maar dat is circulair. Dit wordt wel ”de cirkel van Arnauld” genoemd (Antoine Arnauld formuleerde het probleem in de 17e eeuw), of ”de Cartesiaanse cirkel”. Komt Descartes hieruit? Of lijkt het erger dan het is?

Net als Descartes is Arnauld een echte rationalist. In de Logique stelt hij dat het belangrijkste doel van de logica is om tot helder denken te komen. Hij schrijft:

“Niets moet hoger geschat worden dan kundigheid in het onderscheid maken tussen waar en onwaar. “Andere eigenschappen van de geest hebben een beperkt nut, maar nauwkeurigheid in het denken is essentieel voor elk aspect van en elke richting in het leven. Het onderscheid maken tussen waar en onwaar is niet alleen in de wetenschap moeilijk, maar ook in de dagelijkse zaken waarmee de mens zich bezighoudt. De mens wordt overal geconfronteerd met alternatieven – sommige goed, andere slecht – en hij moet er met zijn rede tussen kiezen. Wie een goede keuze maakt, heeft een gezonde geest, wie verkeerd kiest, heeft een slechte. Het vermogen om de waarheid te zien is de belangrijkste maatstaf voor het beoordelen van de geest”

De Logique bestaat uit 4 delen die corresponderen met de belangrijkste functies van het verstand:

Begrijpen en oordelen veronderstelt een kennis van taal omdat het concepten en proposities, in essentie linguïstische zaken, zijn die begrepen en beoordeeld worden. Redeneren is een functie op hoger niveau van begrijpen en oordelen, het is nodig als de concepten waaruit een propositie bestaat niet voldoende duidelijk zijn om een oordeel te kunnen vormen. Ordenen ten slotte is een mentale activiteit die vergelijkbaar is met de methode van de nieuwe inductieve wetenschappen.

Arnauld accepteert de algemene principes van het cartesiaanse denken. In overeenstemming met het ontologische dualisme van Descartes onderschrijft Arnauld het idee dat taal tot de materiële wereld behoort en dus gebonden is aan zijn wetten, maar het denken, dat onderdeel is van de essentie van de geest, kent die beperkingen niet.

Dat leidt in het werk van Arnauld tot een onderscheid tussen grammatica enerzijds, die tot de taal hoort; en logica anderzijds, die tot het domein van het denken hoort. In de vierdeling van de Logique plaatst Arnauld de logica in de afdeling van de rede, maar hij onderstreept dat redeneren slechts een verlengstuk van oordelen is.

Dat idee is belangrijk, want het is een standpunt in een fundamenteel debat over de status van de logica. Is logica, zoals Arnauld beweert, slechts een instrument van helder denken om retoriek mee te steunen of weerspiegelt ze de universele wetten van het denken en correspondeert ze met de werkelijkheid?

Bij die laatste opvatting, waar Arnauld en zijn medestanders vijandig tegenover stonden, wordt uitgegaan van 3 wetten van het denken die noodzakelijke principes zijn voor elk rationeel wezen, zelfs voor God.

Dat zijn:

Ze betekenen respectievelijk dat een propositie niet gelijktijdig aanvaard en verworpen kan worden; dat als A gelijk is aan B, alles wat voor A opgaat ook voor B opgaat; en dat elke propositie of waar of onwaar is. Door de moderne ontwikkelingen in de logica en de fysica (kwantummechanica) is er twijfel gezaaid over de universaliteit van ten minste twee van deze drie zogeheten wetten, waarmee er wat te zeggen valt voor de opvatting van Arnauld dat logica niet meer is dan een verfijning van helder denken ter ondersteuning van argumentatie of retoriek.