laatste wijziging: 24-04-2020

521 1561-1626 Bacon

 

“ Het bij herhaling voorkomen van een gebeurtenis garandeert 
  nog niet dat die gebeurtenis opnieuw zal voorkomen ”

BRONNEN:

 

De Engelse wetenschapsfilosoof Francis Bacon was de voorloper van de beroemde Britse school van filosofen met mensen als Locke, Berkeley, Hume, J.S. Mill en Bertrand Russell.  Bacon wordt de vader van het empirisme genoemd. Zijn werken vestigden en populariseerden inductieve methoden voor wetenschappelijk onderzoek, dat dikwijls de Baconiaanse methode wordt genoemd, of simpelweg de wetenschappelijke methode.

Zijn belang als filosoof is vooral gelegen in zijn belangstelling voor de wetenschappelijke methode. Hij was ontevreden over de twee denkscholen die waren voortgekomen uit het werk van Plato en Aristoteles.  Plato ging uit van het rationalistische standpunt dat kennis kon worden verkregen door inhoud en betekenis van woorden te onderzoeken: een standpunt dat Bacon afdeed als het spinnen van een web vanuit de binnenkant van het hoofd. De volgelingen van Aristoteles, die grote hoeveelheden gegevens verzamelden, waren al even nutteloos bij het zoeken naar wetenschappelijke hypothesen.

Volgens Bacon was er een nieuwe manier nodig om gegevens te verzamelen en te organiseren om zo tot inductieve hypothesen te kunnen komen. Bacon hield zich net als veel van zijn tijdgenoten en voorgangers bezig met het probleem van inductie, een probleem waar Hume later verbazingwekkend sceptisch op reageerde.

Het probleem van inductie zoals dat in de tijd van Bacon werd gezien was dat het bij herhaling voorkomen van een gebeurtenis geen garantie vormt dat de gebeurtenis opnieuw zal voorkomen. Stel bijvoorbeeld dat iemand negen blauwe knikkers uit een zakje van tien trekt. De kans dat de tiende knikker blauw zal zijn, is niet groter dan dat hij rood is. De vorige gebeurtenis zegt niets over de volgende. Bacon zag dat hij het antwoord moest zoeken in weerleggingen om de hypothese te verwerpen en niet in bevestiging.

Dit is een opvallende voorloper op de wetenschappelijke methodologie van falsificatie waarmee Karl Popper in de 20ste eeuw zou komen en waarmee hij beweerde “het probleem van inductie” op te lossen. De waarheid is, zoals hij zelf toegaf, dat Popper veel te danken heeft aan Francis Bacon. Maar anders dan Hume veel later en dan veel van zijn tijdgenoten was Bacon niet zozeer geïnteresseerd in het probleem van hoe inductieve generalisaties gerechtvaardigd kunnen worden als wel in methoden om goede inductieve hypothesen op te stellen uit de grote hoeveelheden gegevens die uit observatie voortkomen.

Bacon bedacht een nieuwe methode. Om die uit te leggen vertelt Bacon hoe we een hypothese over de aard van warmte kunnen opstellen. Bacon zegt dat we eerst een lijst moeten opstellen van alle dingen waarin de onderzochte eigenschap, in dit geval warmte, aanwezig is, vervolgens een lijst van dingen waarin de eigenschap afwezig is en ten slotte een lijst van dingen waarin de onderzochte eigenschap in wisselende mate voorkomt. Uit die lijsten zal de natuurlijke hypothese volgens Bacon vanzelf voortkomen; in zijn voorbeeld is dat, zoals hij toen heel goed wist, dat warmte wordt geproduceerd door de beweging van moleculen in een lichaam.

Hoewel de methode van Bacon ongetwijfeld een manier is om orde aan te brengen in een verzameling gegevens en soms ook nuttig kan zijn, is het onwaarschijnlijk dat ze zijn ambitie vervulde: een systematische manier om wetenschappelijke hypothesen te genereren door het ordenen van gegevens.

Het is niet waarschijnlijk dat een dergelijk systeem mogelijk is. Bacon hield geen rekening met de rol van creativiteit en verbeelding bij de vorming van wetenschappelijke theorieën.

Inductieve hypothesen kunnen niet automatisch gegenereerd worden, hoe systematisch gegevens ook worden geordend. Mogelijk komen bepaalde feiten deductief voort uit een bepaalde ordening van gegevens, maar dat is niet wat Bacon zocht. Ondanks zijn falen in dat opzicht heeft Bacon belangrijke bijdragen geleverd aan de wetenschapsfilosofie en aan het probleem van inductie, niet in het minst, zoals we zagen, omdat hij de eerste was die het belang van weerlegging benadrukte.