527 1710-1796 Reid
BRONNEN
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Thomas_Reid
- Boek: 100 essentiële denkers – Philip Stokes – 2002 – ISBN 9059470230 bladzijde 87
- Inquiry into the Human Mind
- Essays on the Intellectual Powers of Man.
Reid was van mening dat de sceptische conclusies van Hume onvermijdelijk, maar ook onacceptabel waren. De enige mogelijkheid die hem logischerwijze overbleef, was bezwaren te maken tegen de aannames waarop de filosofie van Hume was gebaseerd. Dat betekende in de eerste plaats het verwerpen van de aanname, gedeeld door Descartes, Locke, Berkeley en Hume, dat ideeën in de geest een intermediair zijn tussen het subject en de wereld.
Reid kwam met een vorm van directe perceptie in een poging de conclusies van Hume te ontkennen en het gezond verstand terug te brengen in de filosofie. Hoewel Reid op dat gebied originele bijdragen heeft geleverd, is hij toch vooral bekend gebleven vanwege zijn meesterlijke kritiek op Locke en Berkeley. Vooral zijn kritiek op Locke’s criterium van persoonlijke identiteit was belangrijk in het aanzwengelen van dat debat (zie ook Leibniz).
Locke beweerde dat psychologische verbondenheid voldoende was als criterium voor persoonlijke identiteit. Dat betekent dat iemand in de loop van de tijd dezelfde persoon blijft zolang hij een psychologische continuïteit houdt van de ene periode tot de andere, voornamelijk in de vorm van herinnering.
Reid stelde hier zijn beroemde “dappere officier” tegenover, een argument dat het beste in zijn eigen woorden kan worden uitgelegd:
“Stel, een dappere officier werd als jongen op school geslagen omdat hij een boomgaard had geplunderd, hij heeft in zijn eerste veldslag een vaandel op de vijand veroverd en later in zijn leven wordt hij tot generaal bevorderd; stel, en men moet toegeven dat dit mogelijk is, dat toen hij het vaandel veroverde hij zich bewust was van de slaag die hij op school kreeg en dat toen hij tot generaal werd bevorderd hij zich bewust was van het veroveren van het vaandel, maar absoluut niet meer van het slaan”
- Volgens Locke’s criterium voor persoonlijke identiteit is de generaal dezelfde persoon als de dappere officier en de dappere officier dezelfde persoon als de jongen, maar omdat er geen psychologische connectie is tussen de generaal en de jongen, zijn zij niet dezelfde persoon.
- Iemand die Locke wil verdedigen zou kunnen zeggen dat de generaal daadwerkelijk iemand is die sterk verschilt van het kind. Maar de kracht van het “dappere officier” argument ligt in het blootleggen van de contradictie die in het standpunt van Locke besloten zit, namelijk, zoals Reid het formuleert, “de generaal is, en is tegelijkertijd niet, dezelfde persoon als hij die geslagen werd op school”
- Dit resultaat komt voort uit een logisch principe dat de overdraagbaarheid van identiteit wordt genoemd. Kort gezegd: als A = B en B = C, dan A = C. De dappere officier van Reid laat zien dat Locke’s criterium van persoonlijke identiteit in tegenspraak is met deze regel. Daarmee is Locke’s criterium als noodzakelijke of voldoende voorwaarde van identiteit dus onzin en moet verworpen worden.