laatste wijziging: 22-08-2018

666 1818 – 1883 Marx

Dat Marx het nummer 666 heeft gekregen is gedeeltelijk toevallig.  Feuerbach  heeft nummer 662 en Engels  nummer 667. Marx had dus ook 664 of 665 kunnen krijgen …..
Ik heb “Het kapitaal – deel 1” in de periode november 2017 tot en met december 2018 als “luisterboek” “gelezen” tijdens mijn dagelijkse wandelingen op werkdagen.

Dinsdag 29 september 2015 : In laatste instantie is de mens zelf verantwoordelijk voor een verandering.  Datgene wat de verandering uiteindelijk bewerkstelligd, is ongrijpbaar.

Marx zijn werk had, evenals dat van Engels, ingrijpende invloed op de politieke gebeurtenissen in Rusland en Oost-Europa in de twintigste eeuw en hij was tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw de lieveling van Europese en Amerikaanse academici.

De conceptuele basis van de marxistische leer is de filosofie van Hegel. Van Hegel nam Marx de principes over van de dialectiek en het dynamisch-evolutionaire denken. De Hegeliaanse elementen bij Marx werden echter door het “binnenstebuiten keren van de Hegeliaanse handschoen” op een andere manier begrepen. Hij voltrekt hiermee de laatste stap van idealisme naar materialisme, zoals die reeds door Feuerbach was voorbereid. Hij plaatste tegenover Hegel’s idealisme en diens idee van de waarheid die zich ontvouwt naar het Absolute een puur atheïstisch `dialectisch materialisme’.


Marx keert de subject-objectverhouding van de bepaling van het object door het subject om tot een bepaling van het subject door het object.

Zijn invloedrijkste werken zijn “Het communistisch manifest” en “Het kapitaal”.

Volgens Marx is de fundamentele levensvoorwaarde van de mens de noodzaak om de ruwe grondstof van de natuur om te zetten in goederen die nodig zijn om te overleven. Daarmee is productie, met andere woorden economie, de primaire bepalende factor van het leven.

Marx bekijkt de zaak vanuit historisch perspectief:

Volgens het dialectisch materialisme heersen er conflicten tussen economische klassen. De landeigenaren die uit het feodalisme voortkwamen waren tegen de opkomst van de middenklasse, met als gevolg een “synthese”, een nieuwe economische klasse, de industriële werkgevers van het kapitalisme. De nieuwe “these” van het kapitalisme genereert de antithese van het proletariaat of de werkende massa. De synthese die Marx uit dit conflict ziet voortkomen, het onvermijdelijke dialectische resultaat, is socialisme.

Zijn veronderstelling dat het socialisme het noodzakelijke resultaat van het moderne economische conflict is, komt niet voort (al lijkt dat soms wel zo door zijn gepassioneerde oproep tot revolutie) uit ethische oordelen over wat het beste of goed of rechtvaardig is.

Volgens Marx moet het socialisme noodzakelijkerwijs opkomen omdat dit het efficiëntste middel is voor de productie van dat waar de mens naar streeft, de goederen om te overleven. Omdat het socialisme de efficiëntste manier is om productiviteit te bereiken, heeft de progressie van het “dialectisch materialisme” geen behoefte aan morele sentimenten. Socialisme is volgens Marx een natuurlijk gevolg van de economische omstandigheden waarin de mens leeft.

Hier wordt de omkering van Hegel’s idealisme tot het materialisme van Marx in puur filosofische termen zichtbaar. In Hegels geschiedenis van ideeën is het de dialectische opeenvolging van concepten – ontwikkelingen in het menselijke inzicht – die tot sociale en politieke veranderingen leidt. Marx stelt dat het de transformaties in de economie zijn die tot een nieuwe manier van denken, tot de ontwikkeling van nieuwe ideeën leiden. Dat komt voort uit de onderliggende opvattingen van Marx over epistemologie en fenomenologie.

Voor Marx is de geest niet een passief subject in een externe wereld, een opvatting uit de empirische traditie die bij Locke begint. Marx deelt de mening van Kant dat de geest zich actief bezighoudt met de objecten van kennis. Maar terwijl Kant niet verder ging dan te stellen dat ons psychologische apparaat bepaalde structuren oplegt aan de stroom van ervaringen, meende Marx dat het subject en object van ervaring zich in een continu proces van aanpassing bevinden. We moeten onze ervaringen op praktische manieren ordenen om ze bruikbaar voor ons overleven te maken. In moderne terminologie bepleit Marx een versie van het instrumentalisme of pragmatisme, maar op een meer fundamenteel fenomenologisch niveau, meer vergelijkbaar met de existentialistische fenomenologie van Heidegger dan met het wetenschappelijke of epistemologische niveau van Dewey en James.