laatste wijziging: 01-11-2017

715 1904 – 1990 Skinner

 

“Het domein van de geest is niet nodig voor een verklaring van het menselijk gedrag”

 

Burrhus Frederic Skinner was een psycholoog, filosoof en groot pleitbezorger van het “radicaal behaviorisme”. De pogingen van Skinner om het menselijke gedrag te verklaren zonder te verwijzen naar psychologische of mentale eigenschappen hebben geleid tot een van de grootste controverses in de psychologie en filosofie van de geest van de twintigste eeuw. Skinner is wel “de meest gelauwerde en meest aangevallen, de bekendste en miskendste, de meest geciteerde en vaakst verkeerd begrepen” psycholoog ooit genoemd.

 

Zijn bekendste boeken zijn “The Behaviour of Organisms”, “Science and Human Behaviour” en “Beyond Freedom and Dignity”. De wortels van het behaviorisme liggen in de verwerping van het dualisme van Descartes van een niet-fysieke geest in een fysiek lichaam. Met de opkomst van het materialisme in de achttiende en negentiende eeuw werd het cartesiaanse dualisme onhoudbaar. Vanaf de publicatie van het werk van Descartes hadden critici moeite gehad met het idee dat deze twee metafysisch verschillende entiteiten interacties konden aan-pan en daarnaast vroegen ze zich of wat voor bewijs we dan ooit kunnen vinden over wat er gebeurt in het domein van de geest buiten onszelf of zelfs over het psychologisch bestaan van anderen?

 

Begin twintigste eeuw kwam er een eenvoudig en krachtig antwoord op het cartesiaanse probleem. Behavioristen begonnen zich in navolging van Pavlov en Watson te realiseren dat het mentale domein helemaal niet nodig is voor een verklaring van het menselijke gedrag. Als de psychologie wordt opgevat als de wetenschap van het voorspellen en verklaren van het menselijke gedrag, kan het hele project uitgevoerd worden door alleen aandacht te schenken aan patronen van fysieke reacties op fysieke stimuli. Innerlijke processen vallen niet binnen het domein van de psychologie: biologen en neuropsychologen moeten zich daarmee maar bezighouden. Het programma begon met enorme successen. Psychologische fenomenen als “Jan heeft pijn” konden geanalyseerd worden zonder een innerlijke ervaring aan het mentale leven van Jan toe te kennen, het was voldoende te beweren dat Jan kreunt of schreeuwt of ander `pijngedrag’ vertoont.

 

Het voor de hand liggende probleem dat Jan pijn kan hebben zonder dat te tonen, kon verklaard worden door de aanname van een sterkere prikkel die het normale pijngedrag voorkwam. Skinner’s bijdrage aan de behavioristische doctrine ligt in zijn consistente toepassen van de behavioristische methodologie, ondanks de aanhoudende kritiek op het behaviorisme. Skinner ontwikkelde een nog strengere variant van het behaviorisme. Hij beweerde dat al het menselijke gedrag als “operante conditionering” kan worden verklaard. Operante conditionering betekent niets anders dan prikkels uit de omgeving die een versterkend of ontmoedigend effect hebben op het toekomstige gedrag van een individu. Dat betekent volgens Skinner dat er geen misdadigers, helden, lafaards, genieën of dwazen bestaan, er zijn alleen individuen en hun gedrag wordt door de omgeving bepaald. Hij zei: ‘De hypothese dat de mens niet vrij is, is essentieel voor de toepassing van wetenschappelijke methoden op de bestudering van het menselijke gedrag. De vrije innerlijke mens die verantwoordelijk wordt gehouden voor het gedrag van het externe biologische organisme is niet meer dan het prewetenschappelijke substituut voor het soort oorzaken dat ontdekt wordt tijdens de wetenschappelijke analyse: In Beyond Freedom and Dignity werkt Skinner de sociale implicaties van zijn radicale behaviorisme uit. Criminelen en onaangepaste mensen zijn mensen van wie het gedrag afwijkt van de voorkeuren en generalisaties van de samenleving. Door ze als slecht te bestempelen, laten we zien onwetend te zijn over de factoren die hun gedrag hebben veroorzaakt. Dit standpunt wordt onderstreept door het feit dat we mensen niet verantwoordelijk houden als we de oorzaken van hun gedrag begrijpen (drugsverslaving bijvoorbeeld). Het idee heeft enige verdienste vanuit het evolutionaire perspectief dat er een continuïteit bestaat tussen dieren en mensen; Skinner, die in het laboratorium veel bezig was met het manipuleren van het gedrag van ratten, ziet niet in waarom het gedrag van dieren niet puur in termen van operante conditionering kan worden verklaard. Er zijn veel goede bezwaren tegen het behaviorisme aangevoerd, bijvoorbeeld dat de behavioristen geen rekening houden met de causale rol van onze eigen psychologische ervaring. In zijn latere werk staat Skinner ambivalent tegenover deze innerlijke ervaringen. Soms ontkent hij hun bestaan als een cartesiaanse mythe, andere keren aanvaardt hij hun bestaan, maar meent dat ze irrelevant zijn voor een wetenschappelijk begrip van het menselijke gedrag.