laatste wijziging: 01-11-2017

872 1949 – 0000 Zizek

Slavoj Žižek is een Sloveense socioloog, filosoof, psychoanalyticus en cultuurcriticus en bekend vanwege het feit dat hij de theorieën van Jacques Lacan gebruikt om de postmoderne populaire cultuur te interpreteren; hij combineert deze analyse met zijn marxistische achtergrond in een radicale kritiek van het kapitalisme .

Žižek baseert zijn filosofie voornamelijk op drie voorgangers: Hegel, Marx en Jacques Lacan.

In Žižeks interpretatie van Hegels dialectiek komen de 3 termen waarin deze vaak wordt samengevat, these/antithese/synthese, overeen met de 3 ordes uit Lacans begrippenapparaat, als volgt:

Hieruit volgt al dat voor Žižek de synthese slechts bestaat in het verlangen, dat nooit volledig gerealiseerd kan worden. De (reële wereld) bestaat uit tegenstellingen, regels met uitzonderingen, onvolmaaktheden waartegen het subject strijdt door ze in te voegen in de symbolische orde, zonder dat ze werkelijk worden ‘opgelost’.

In zijn denken over de maatschappij gaat Žižek ervan uit dat we een postmodern tijdperk zijn ingetreden, waarbij hij losjes Jameson’s stellingname volgt: het postmodernisme is de culturele reactie op een nieuw stadium in de sociaaleconomische verhoudingen, het late kapitalisme.

De postmoderne maatschappij heeft haar geloof verloren in grotere verbanden zoals in een expliciete ideologie, in gezag, religie, traditie, enz. In de terminologie van Lacan is de “grote Ander” (met een hoofdletter), de overkoepelende rechtvaardiging van de maatschappelijk orde, dood. Dit leidt volgens Žižek tot maatschappelijke desintegratie. Als progressief denker betreurt hij niet iedere breuk met tradities, maar hij signaleert een aantal interessante, dan wel zorgwekkende, gevolgen van het ontbreken van een maatschappelijk kader. Hij vergelijkt dit ontbreken van een kader met de onvolmaakte uitdrukkingskracht die men heeft in een taal waarvan men de grammatica (het kader) niet kent. Op psychoanalytisch vlak duidt hij de gevolgen als paranoia: scepsis tegenover instituties gekoppeld aan complottheorieën, die veel voorkomen in de hedendaagse literatuur en film.

Žižek meent verder dat de westerse wereld postpolitiek is geworden: de politiek is verworden tot het beheer van het kapitalisme door professionals en de werkelijke politieke tegenstellingen worden genegeerd of bestempeld als ‘culturele verschillen’. De postmoderne ideologie werkt als een effectieve vorm van censuur, maar niet door verboden te stellen. Integendeel: juist de ultieme keuzevrijheid die mensen in deze tijd beleven maakt hen onvrij. De keuze wordt verkeerd voorgesteld: Žižek geeft het voorbeeld van de keuze tussen fundamentalisme en liberale parlementaire democratie, die als enig geldige uitkomst de keuze voor het parlementaire systeem heeft. In een lezing vertelt hij hoe deze keuze doorwerkt in de populaire cultuur: omdat reële alternatieven voor het kapitalisme ondenkbaar zijn verklaard, kunnen toekomstscenario’s in films nog slechts gaan over een kapitalistische toekomst of over de vernietiging van de wereld.