laatste wijziging: 01-11-2017

836g Bestuurlijkheid

Een ander begrip van Foucault is dat van “bestuurlijkheid” (gouvernementalité). Het duikt op in zijn colleges aan het Collège de France van 1977-78 (Securité, territoire et population) en wordt uitgewerkt in 1978-79 (Naissance de la biopolitique).

Met dit begrip schuift Foucault een nieuwe benadering van de staat naar voor. De vraag is niet wat is de staat, maar hoe grijpt de staat in op de burger. Foucault benadrukt de intellectuele dimensie van het besturen. Besturen gaat niet enkel over brute macht of geweld, maar om een rationeel beleid dat subjecten aanzet tot zelfbestuur. Zo definieert Foucault macht als “conduire les conduites”: het sturen van het zelfbestuur van de burgers. De staat stuurt de (gecreëerde) handelingsvrijheid van de burger. Thomas Lemke ziet drie uitgangspunten voor deze theorie:[13]

  1. De staat is niet onproblematisch maar een heterogene massa instellingen en instituties die door de tijd veranderen.
  2. De staat hanteert bestuurstechnologieën die zelfbestuur stimuleert en de relatie tussen individu en staat in kaart brengt.
  3. De staat is een resultaat van een strijd tussen belangengroepen (vakbonden, lobbygroepen, partijen…) die haar gebruiken voor eigen doel.

In zijn collegereeks met de (misleidende) titel Naissance de la biopolitique werkt Foucault het staatsbegrip uit aan de hand van de liberale en het neoliberale.[14] De liberale bestuurders vertrokken van de ideeën dat 1. de vrije markt onproblematisch is, 2. de staat miniem moet zijn en 3. dat vrije concurrentie tot evenwichten in ieders voordeel leidt. De neoliberale versie verschilt hiervan: 1. de vrije markt wordt bedreigd door sociale, buiten-economische invloeden. 2. de homo oeconomicus is drager van menselijk kapitaal en wil dit efficiënt en rationeel investeren. Ook onderwijs, zorg, huwelijk en vriendschap zijn ‘markten’. Keuzes gebeuren volgens de opbrengst voor het eigen kapitaal. Deze verschuiving impliceert dat de neoliberale de voorwaarden moet scheppen die dit mogelijk maken, bijvoorbeeld door het mededingingsrecht te waarborgen) en de sociale invloeden onder controle te houden. Onderwijs en zorg moeten zo georganiseerd zijn zodat het menselijk kapitaal van de burgers optimaal rendeert. Na Foucault ontstond een bredere ‘school’ van governmentality studies met auteurs als Mitchell Dean, Colin Gordon, Thomas Lemke, Peter Miller en Nikolas Rose die de neoliberale bestuurlijkheid verder analyseren.

Foucault zet zich af tegen auteurs Jürgen Habermas die maatschappijkritiek formuleren in naam van ‘de’ waarheid of ‘het’ goede. Foucault ziet zich als een intellectueel wiens waarde ligt in het produceren van gereedschapskisten voor lokaal verzet. De individuen moeten zelf beslissen, eerder dan luisteren naar de filosoof die voor hen de waarheid spreekt.