laatste wijziging: 01-11-2017

713 1809 – 1882 Jung

De Zwitserse psycholoog en therapeut Jung was een tijd lang een volgeling van Freud, maar hij zou later een eigen theorie opstellen die sterk verschilt van Freuds materialistische psychoanalyse. Hij schreef talrijke boeken, de toegankelijkste zijn De mens en zijn symbolen en Herinneringen, dromen, gedachten.

Anders dan Freud verdeelde Jung de psyche in het ego, het persoonlijke onbewuste en het collectief onbewuste. Zijn interpretatie van het werk van Freud verweefde hij met ideeën uit de mythologie, religie en filosofie tot zijn idee van een universeel onbewuste dat zichzelf onthult in symbolische vorm via dromen, mystiek en godsdienst. Het zelf wordt volgens Jung uiteindelijk in de dood volledig verwezenlijkt

De sleutel tot Jungs idee van een collectief onbewuste ligt in het begrip “archetype”. Volgens Jung zorgt het collectieve onbewuste ervoor dat we ervaringen volgens bepaalde organisatorische principes, de archetypen, beleven. Er zijn talrijke archetypen, zo veel dat ze volgens Jung niet volledig geclassificeerd kunnen worden. Hij beschreef echter enkele van de belangrijkste archetypen, die ons leven vormgeven en ons gedrag verklaren. Een van die archetypen is de “moeder”. Het is natuurlijk duidelijk dat het een biologische noodzaak is om een moeder te hebben, maar het archetype moeder behelst meer dan de normale relatie die we met een ander mens hebben. Dit archetype staat voor een psychologische behoefte. Het belang van het archetype moeder is dat we allemaal verwachten dat iets of iemand in ons leven ons verzorging en troost biedt. Dat is een evolutionaire behoefte, het is dus niet verwonderlijk dat Jung zegt dat we geboren worden met de wens naar een moeder, dat we haar zoeken, herkennen en omarmen. Normaal projecteren we deze behoefte op onze biologische moeder. Maar in de psychotherapie kan Jungs theorie gebruikt worden om gedragspatronen te verklaren van mensen van wie de biologische moeder de archetypische rol niet heeft gespeeld. Zo iemand kan zich bijvoorbeeld aangetrokken voelen tot een “moedersubstituut” als de kerk, het leger, nationalisme enzovoort.

Jung maakte verder onderscheid tussen een aantal persoonlijkheidstypen en bedacht de termen “introvert” en “extrovert” voor twee basistypen. Deze woorden zijn synoniem geworden met verlegen en uitbundig, maar Jungs uitleg van deze ideeën is heel wat subtieler en hij geeft geen waardeoordeel of de een “beter” is dan de ander. Volgens Jung waren “introverte” personen mensen zoals hij zelf, van wie het ego meer naar binnen en het onbewuste is gericht, terwijl extroverte mensen meer op de uitwendige realiteit en externe activiteit zijn georiënteerd.

Het onderscheid speelt een belangrijke rol in Jungs opvatting van het zelf. Het zelf is het meester-archetype, het principe waarmee we ons leven structureren. Jung meende dat het zelf zich in een constant proces van ontwikkeling bevindt en volledig verwezenlijkt wordt als alle aspecten van onze persoonlijkheid een even sterke expressie hebben. Erg introvert of erg extrovert zijn wijst dus op een onrijpe ontwikkeling. Maar als we ons normaal ontwikkelen met het ouder worden, komen de diverse aspecten van onze persoonlijkheid gewoonlijk in balans. Volgens Jung wordt het zelf uiteindelijk in de dood volledig verwezenlijkt.

Critici beschouwen Jungs psychologie als wel erg mystiek en deels onwetenschappelijk omdat hij, net als Freud, de nadruk legt op een subjectieve interpretatie, die dus niet falsifieerbaar is. Maar de theorie werd enorm populair en heeft veel vruchten afgeworpen. De psychologie van Jung maakte het opstellen van zeer nauwkeurige persoonlijkheidsprofielen mogelijk, bijvoorbeeld de Myers-Briggs Type Indicator en droeg bij aan de ontwikkeling van psychometrische testen, die tegenwoordig veel worden gebruikt om sollicitanten te testen. Jungs synthese van Freuds psychologie en mystiek was de eerste geslaagde poging om oosterse filosofische principes in het moderne westerse denken te introduceren. Daarmee is zijn theorie een terugkeer naar het mysticisme van de oude Griekse filosofen vanaf Pythagoras, dat lang over het hoofd werd gezien door de nadruk op materialisme en rationalisme.