laatste wijziging: 31-03-2019

805 0000 – 0000 Grote Verhalen

Christendom, Marxisme en modernisme

In de 19e eeuw verkondigde Friedrich Nietzsche al dat er geen waarheid bestaat, dat er alleen maar verhalen bestaan over de waarheid, en dat het er op aankomt die verhalen zo mooi en vitaal mogelijk te vertellen. In de hedendaagse wereld, waar zoveel waarheden tegenover elkaar zijn komen te staan, is het geloof in een universeel geldige waarheid ernstig aan slijtage onderhevig geraakt. De toestand van de hedendaagse mens is er één van vertwijfeling over de waarde van wat Lyotard “Grandes Narratives”, oftewel “Grote Verhalen” noemt.

Grote Verhalen zijn volgens Lyotard die filosofieën, theorieën, ideologieën of visies, die pretenderen een universele verklaring te verstrekken voor de wijze waarop de wereld en haar geschiedenis in elkaar zit, en hoe men dientengevolge dient te leven.

Lyotard publiceerde in 1979 zijn boek “La Condition Postmoderne” (de postmoderne toestand) waarin hij juist dit “Einde van het Grote Verhaal” als belangrijkste wezenskenmerk van de huidige periode aanwijst. In onze samenleving blijken eeuwenlang zulke grote verhalen te hebben gecirculeerd, die de vorm van die samenleving en ons gedrag daarbinnen hebben gestuurd.

Het Grote Verhaal: Christendom

Het christelijk geloof is bijvoorbeeld gebaseerd op een mooi, Groot Verhaal: de wereld is door God geschapen, uit het paradijs verdreven en met erfzonde belast geraakt. Door het geloof in Jezus Christus kan de mens gered worden van de erfzonde, zodat hij bij aan het einde der tijden, bij het Laatste Oordeel, opgenomen kan worden in de hemelse heerscharen.

Het Grote Verhaal: Marxisme

Maar ook het antichristelijke marxisme bevat een Groot Verhaal, het verhaal van de klassenstrijd: die zal uiteindelijk leiden tot een wereldrevolutie, die op haar beurt het begin zal zijn van de socialistische staat, waarin iedereen gelijk is en waar rechtvaardigheid heerst.

Het Grote Verhaal: Modernisme

Naast het christendom en het marxisme moet ook het modernisme genoemd worden als Groot Verhaal. Ten tijde van de Verlichting, in de 18e eeuw, ontstond in Europa een onverwoestbaar vooruitgangsgeloof, dat culmineerde in een onbegrensd vertrouwen in alles wat modern, eigentijds is. Het moderne is de bevrijding uit een irrationele staat van zijn, en modernisme is het systematisch streven naar het vervolmaken van een wereldwijde menselijke beschaving, die ons moet verlossen van primitieve barbarij. Juist in de kunsten is het modernisme in de 20ste eeuw allesbepalend geweest. Moderne kunst werd bijna een synoniem voor het begrip vooruitgang. De kunstgeschiedenis werd geschreven als de geschiedenis van een opgaande lijn, van een `steeds mooier’ worden. Omdat elk kunstwerk een stap voorwaarts kon zijn, dienden kunstenaars zich ook actief in te spannen om die stappen voorwaarts te zetten. Zoals we in de hoofdstukken over Hegel en neo-marxisme hebben gezien, kon de avant-garde gedachte daarom zo belangrijk worden: het was zaak om voorop te lopen in het historische proces. Het einde van het modernisme. Aan het begin van de 20ste eeuw bezongen de futuristen de zegeningen van de gemechaniseerde wereld, en in hun kielzog ontstonden samenlevingen waarin modernisering, mechanisering wetenschappelijkheid en rationalisering tot de hoogste waarden werden verklaard. Maar de keerzijden van die houding werden in de loop van de eeuw steeds pijnlijker zichtbaar: de rationele technologie leidde niet alleen tot positieve zaken, maar ook tot Auschwitz en de atoombom.

Het einde van het “Grote Verhaal”?

Na de Tweede Wereldoorlog taande het vooruitgangsgeloof zienderogen. Bovendien werd de universele, wereldwijde waarde van modernisering geleidelijk aan ongeloofwaardiger. Was het modernisme in wezen geen verkapte vorm van westers imperialisme, een voortzetting van het kolonialisme van voorbije eeuwen, waarmee de westerse wereld aan andere culturen haar eigen waarden probeerde op te leggen?