laatste wijziging: 31-10-2017

771 2000 : een verdere schets

TO DO:

Een nieuw millennium (2000) is begonnen, maar de geschiedenis schrijdt voort. Desondanks beweren sommige filosofen dat er tegelijkertijd sprake is van het einde van de geschiedenis, vanwege de mondiale overwinning van het liberalisme. Op economisch, politiek en maatschappelijk niveau overheerst heden ten dage het liberalisme dat zijn invloed niet meer zal verliezen, zo beweren deze filosofen. Economisch gezien is de vrije markt wereldwijd verbreid, hetgeen met de term ‘globalisering’ wordt aangeduid: een proces dat in een stroomversnelling is geraakt met de val van de Berlijnse Muur in 1989, die het einde van het communisme markeert. Het idee van de maakbaarheid van de samenleving lijkt definitief te zijn verlaten. De vrije markt is hét ordeningsprincipe van de samenleving bij uitstek, dat zelfs wordt toegepast op wat wij de collectieve sector noemen. De verzorgingsstaat lijkt daarmee op zijn retour.

Er is dus sprake van een veranderende verhouding tussen economie en politiek, zodat de vraag naar een ethische verantwoording van deze verhouding opnieuw gesteld moet worden. Dit is bij uitstek een vraag die aan de orde wordt gesteld in de sociale filosofie. Op politiek niveau blijkt de overwinning van het liberalisme uit de institutionalisering van de democratie, met de daarbij horende politieke en burgerlijke rechten en vrijheden voor de burgers. Op maatschappelijk niveau kan gesproken worden over een toenemende secularisering, individualisering en emancipatie. Ook aan de normatieve aspecten van het politieke en het economische wordt binnen de sociale filosofie uitgebreid aandacht besteed.

De praktijk van de verzorgingsstaat in Nederland heeft de laatste jaren tot een sterker marktgerichte samenleving geleid. Sleutelwoorden zijn in dit verband ‘privatisering’ en ‘deregulering’. Er is in toenemende mate sprake van een vrije markteconomie, waarbinnen het individualisme hoogtij viert. De vrije markt wordt alom beschouwd als het meest efficiënte ordeningsprincipe van de samenleving. De vraag is echter of dit ook het meest wenselijke principe is vanuit ethisch perspectief. Ondanks de liberalisering van de markt blijft de invloed van de overheid op de economie en de maatschappij groot. Elke onderneming heeft te maken met uitgebreide wetgeving en regelgeving, en ook burger en consument ondervinden de invloed van de overheid. Economie is daarom altijd politieke economie, die ook binnen het liberalisme om een ethische benadering vraagt. De sociale filosofie houdt zich precies met deze verhouding tussen politiek, economie en ethiek bezig.

De invloed van het liberalisme blijkt verder uit de nadruk op de individuele vrijheid en verantwoordelijkheid. Deze vrijheid gaat echter ten koste van de gelijkheid, zeker waar deze vrijheid niet wordt ingeperkt. Een vrije markt die functioneert zonder al te veel staatsinterventies leidt op deze wijze tot grotere sociaal-economische verschillen tussen burgers onderling. Zo is de welvaart de laatste decennia enorm gestegen, maar heeft slechts een relatief klein deel van de bevolking hiervan kunnen profiteren. Daarom is de vraag naar een rechtvaardige balans tussen vrijheid en gelijkheid van groot belang. Deze verhouding tussen vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid is een ander centraal thema’s van de sociale filosofie.

Een veel gehoorde kritiek op het liberalisme en het daarmee samenhangend individualisme is dat mensen tegenwoordig geen burgerschapszin of gemeenschapszin meer zouden kennen. Deze kritiek, die mede afkomstig is van de communitaristen, lijkt een verlangen te verwoorden naar een meer traditioneel soort samenleving, waarbinnen gemeenschappen prioriteit hebben. Zo zou het gevaar van het individualisme kunnen worden afgewend. Een gebrek aan burgerschapszin of gemeenschapszin zou namelijk op de langere duur tot een neergang van de democratie kunnen leiden. Hoe moet de samenleving worden gedacht, kan men zich in dit verband afvragen: als een losse verzameling van individuen, als een constellatie van gemeenschappen, of primair als iets wat door de staat bijeen gehouden wordt? Ook de verhouding tussen individu, gemeenschap en staat vormt een kernthema van sociaalfilosofisch onderzoek.

Binnen de sociale filosofie worden de belangrijkste theorieën besproken die betrekking hebben op de aangeduide verhoudingen.

De wijsgerige theorieën van deze denkers kunnen gekoppeld worden aan hedendaagse maatschappelijke praktijken. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de historische ontwikkeling van de samenleving. Daarbij kan worden gesproken van een wederzijdse beïnvloeding van de samenleving en de sociale filosofie: enerzijds hebben economische en maatschappelijke veranderingen een belangrijke invloed gehad op de sociale filosofie; anderzijds heeft de sociale filosofie deze veranderingen zelf beïnvloed, bijvoorbeeld door ze te rechtvaardigen of juist te bekritiseren. De kritische evaluatie van de in de loop van de geschiedenis ontwikkelde mens- en maatschappijbeelden staat in de sociale filosofie centraal. Sociale filosofie moet dan ook worden opgevat als praktische filosofie in de brede betekenis – sociale en politieke filosofie, ethiek en antropologie tegelijk.

Sociale filosofie heeft veel raakvlakken met andere vakken binnen de opleiding wijsbegeerte. Door haar historische opzet heeft deze (sub)discipline een grote verwantschap met de geschiedenis van de filosofie. Doordat binnen de sociale filosofie de analyse van de verschillende mensbeelden een belangrijk aspect is, heeft de sociale filosofie in deze een raakvlak met wijsgerige antropologie, waarin die mensbeelden meer expliciet worden gethematiseerd. Ook ethiek vormt een aspect van de sociale filosofie, omdat de sociale filosofie de vraag stelt naar een rechtvaardige samenleving en haar ethische fundering. Doordat daarbij de grondslag van de staat in het algemeen en de legitimatie van het recht in het bijzonder aan bod komen is er ook een samenhang met rechtsfilosofie.