laatste wijziging: 01-11-2017

836c Foucault: macht

Na 1970 focuste Foucault op macht. Eerder dan te kijken hoe épistémès of vertogen de mens bepalen, vraagt hij zich af hoe macht hiertoe bijdraagt. Hij richt zijn aandacht op het leger, tuchtscholen en gevangenissen. Waar Foucault zijn werk vroeger typeerde als archeologie, gaat hij het nu de naam ‘genealogie’ geven, in navolging van Nietzsche. Hij verlaat het model van épistémès die elkaar als lagen opvolgen en ruilt het voor een genealogische blik.

Machtsgenealogie

Jeremy Bentham stelde in 1791 een architectuur voor waarin er in het midden een centrale toren staat met daarrond de cellen. De ruimte is zo dat de bewaker alle cellen ziet, terwijl de gevangenen nooit zien. De ruimte laat toe om mensen te controleren, disciplineren, bewaken, bestuderen, vergelijken, verbeteren.

In Surveiller et punir (Discipline en bestraffing) (1975) stelt Foucault vast dat er de laatste eeuwen een overgang plaatsvond van soevereine macht naar disciplinerende macht. Onder soevereine macht verstaat hij die van de absolute vorsten, macht bestaande uit (af)nemen (belastingen) en opeisen (als de soeverein in gevaar is: een publieke executie of een offer voor het vaderland bij een oorlog). Macht is zichtbaar en toont zich in haar glorie bij een kroning, een intocht of een executie. De onderdanen zijn onzichtbaar, ze worden niet vermeld in de kronieken en hun leven is geen prioriteit. Vanaf de 17e eeuw ontstaat de discipline. De rollen worden omgedraaid. In de disciplinemaatschappij is de macht onzichtbaar. De staat verzamelt data over de bevolking en executies gebeuren achter gesloten deuren terwijl het slachtoffer centraal staat. De lichamen van de onderdanen zijn machines: productief en te sturen.

Foucault illustreert dit met het principe van het panopticum, een term bedacht door Jeremy Bentham .

In zijn boek toont Foucault hoe de beheersingstechnologie zich meester maakt van de westerse maatschappij. Het panopticon hoort bij een geordende maatschappij, waarin alles zichtbaar is en waarin mensen gevormd en gesocialiseerd worden. Volgens Bentham is het panopticum ‘een erg nuttig instrument voor regeerders’, een middel ‘om alles wat met een zeker aantal mensen samenhangt, hun totale levensomstandigheden, te kennen en te beheersen’. De principes van het panopticon zijn:

  1. Individualisering: Elke celbewoner is geïsoleerd, hoort of ziet geen medebewoners. Dit is een tegenstelling met de kerkers die Goya in die tijd schilderde. Daarin gaat de massa in het halfduister op;
  2. Volledige zichtbaarheid van het individu;
  3. Dit individu wordt gezien zonder zelf te zien. Hij is object van informatie en wetenschap;
  4. De machtsrelatie met de opzichter is asymmetrisch;
  5. Opzichters zien de celbewoner, maar zij hem niet, zij vermoeden zijn aanwezigheid;
  6. Machtsmaximalisering: het is onnodig dat er permanent een opzichter aanwezig is. Het besef dat men gecontroleerd kan worden is voldoende om rust en orde te verzekeren;

De voordelen zijn legio. Gaat het om…

  1. gevangenen dan is er geen gevaar voor ontsnappen of opstootjes;
  2. scholieren dan is er geen gevaar voor afkijken of wanorde;
  3. arbeiders dan kan sabotage en geklets onder het werk vermeden worden;
  4. geesteszieken dan kunnen ze elkaar niet aansteken;
  5. zieken dan kunnen ze elkaar niet besmetten.

Bentham was lyrisch over zijn systeem en wil het uitbreiden naar de materniteit, de crèche, de school, de fabriek, het leger, de gevangenis, de psychiatrie of het ziekenhuis. Die leren de mens een vaste, gestructureerde en geinternaliseerde handelswijze aan. Men stelt gedrag spontaan, zonder na te denken. Door dagschema’s, lesroosters, belsignalen, dossiers, normeringen, leeftijdsgebonden klasgroepen, testen en evaluaties is men steeds op de hoogte van wat de individuen waar doen.

Zo dringt de macht diep in de maatschappij, terwijl het niet onderdrukkend aanvoelt.

Deze ‘machtsmachine’ maakt deel uit van de 18de eeuwse disciplinering die met het kapitalisme opduikt.[6] Macht en kennis gaan samen. Experimenten kunnen opgezet worden in dit ‘laboratorium’. Centraal in de disciplinering staat de norm.[7] De disciplinering en de norm leiden tot het ontstaan van de menswetenschappen. Het objectiverings- en individualiseringsproces via de dataregistratie leidde in panoptica tot de geboorte van de pedagogie, de criminologie, de andragogie, de sociologie, de polemologie, de psychiatrie en psychologie. Het individu dat de wetenschappen beschrijven, meten en vergelijken, valt samen met het individu dat men normaliseert, controleert, corrigeert en dresseert. De moderne mens is resultaat en object van macht én wetenschap die zich hand in hand ontwikkelen. Wat Foucault benadrukt is dat macht en wetenschap verstrengeld zijn.

Nut van de gevangenis

Het netwerk van gevangenissen dat zich begin negentiende eeuw over Europa uitbreidt, is niet bedoeld om wetsovertreders te straffen (het officiële doel) maar om normen vast te leggen die misdadigers meten, beheersen en verbeteren (de disciplinering). Van meet af aan was het duidelijk dat de gevangenis de criminaliteit niet deed dalen. Welke doelen bereikte de gevangenis dan wel? Waarom bleef ze bestaan?

Foucault toont de voordelen van de delinquentie voor de heersende groepen:

  1. Delinquentie als niet-politiek gerichte misdadigheid was makkelijker te beheersen dan diffuus politiek verzet.
  2. Delinquentie motiveert de uitbreiding van de politie, een instituut dat in de negentiende eeuw plots opkomt.
  3. Delinquentie moraliseert het proletariaat.
  4. Delinquenten beheersen (de voor de burgerij lucratieve) prostitutie, drugs- en wapenhandel.
  5. Delinquenten dienen als verklikkers van de politieke activiteiten van de arbeidersbeweging.
  6. De gevangenis helpt bij het beheersen, kennen, meten van criminelen.

Het raadselachtige is dat de kritiek de gevangenis niet veranderde. Wetsovertreders worden niet door de gevangenis geëlimineerd, maar onderscheiden en gedistribueerd.