laatste wijziging: 01-11-2017

220 Sofistiek

De sofistiek is ontstaan in de tijd dat Griekenland een grote mogendheid werd. Men had  “deskundigen “nodig . De Sofisten boden aan om zulke mensen op te leiden:  ze zouden de mensen aretè bijbrengen. Letterlijk betekent dit woord deugd, maar voor de sofisten betekende het woord handigheid. In het middelpunt van deze onderwijsvorm stond dan ook de retorica de kunst om te spreken te schrijven en indruk te maken. Daarom is het principe van een sofisten gevaarlijk. het doel heiligt alle middelen. De wereld van de sofisten is een absoluut relativisme. Er bestaat geen waarheid en als er al een waarheid is dan zal men haar niet kunnen kennen. Protagoras drukte dit als volgt uit: alles is relatief subjectief en niets meer en niets minder dan wat iedereen er zelf van vindt. Er is geen objectieve werkelijkheid, er is geen eeuwig recht. “De mens is de maat van alle dingen.”

Plato onderkende dit gevaar van de sofisten: al zijn jeugd werken zijn tegen de sofisten gericht. Van zijn argumenten tegen hen is het geestigste wel dat van de leugenaar en de dief.  Wanneer het opgaat, dan is de leugenaar “beter” dan de man die de waarheid spreekt, want hij is die ander te slim af. Ook de dief is “beter” dan de man die het huis bewaakt. Hij kan namelijk meer, want hij overtroeft de bewaker. Waaruit blijkt: het kunnen is op zichzelf geen maatstaf.

Mijn eindconclusie: ik ben geen sofist.