laatste wijziging: 26-01-2019

735 1889 – 1976 Heidegger

BRONNEN:


TO DO:

Martin Heidegger was een Duitse filosoof. Zijn filosofisch hoofdwerk,  Zijn en Tijd, werd in 1927 uitgegeven. In dit metafysisch werk probeert Heidegger een antwoord te geven op de vraag hoe de mens in de alledaagsheid vrij zou kunnen zijn.  Heidegger was een leerling van Husserl, aan wie hij zijn hoofdwerk, Sein und Zeit, opdroeg. Onder de invloed van Nietzsche en Kierkegaard ontwikkelde hij de existentialistisch fenomenologie.

Heidegger prees Hitler ooit tijdens een lezing in de jaren dertig, iets waarvoor hij veel gekritiseerd werd en waar hij blijvend schade van ondervond. Er wordt algemeen aangenomen dat hij sympathiseerde met het nationaal – socialisme of er zelfs een aanhanger van was. Na de oorlog zei hij dat het om een massaal sociaal experiment ging dat drastisch misgelopen was. Zijn bijdrage aan de filosofie is gelukkig niet politiek georiënteerd en heeft, positief of negatief, enorme invloed gehad.

Volgens Heidegger waren filosofen met de verkeerde soort vragen bezig. Sinds Plato hebben filosofen zich afgevraagd wat er is en wat ze kunnen weten over wat er is. Volgens Heidegger liggen er te veel vooronderstellingen aan deze vragen ten grondslag. Bijvoorbeeld een serie dualismes, vooral de cartesiaanse tussen subject en externe wereld.

Net als Nietzsche verwerpt Heidegger het onderscheid/idee van een wereld die extern is aan de bewuste toeschouwer.  Heidegger richt zich niet op die dualismes, maar op de vraag “Wat is zijn?” waarmee hij bedoelt dat voor we ons kunnen afvragen wat voor eigenschappen objecten zouden kunnen bezitten, we eerst moeten onderzoeken, a priori, wat het betekent als iets “is”: Die vraag komt voort uit het meest fundamentele filosofische vraagstuk: “Waarom is er iets en niet niets?” Slechts weinig filosofen hebben die vraag ooit onder handen genomen en toch is een antwoord noodzakelijk voordat we de andere filosofische vragen kunnen beantwoorden. Voor Heidegger komt de vraag “wat is zijn?” neer op het onderzoeken wat voor soort wezen we zelf zijn. Hij gebruikt er de bewust vage term Dasein (“er-zijn”) voor. Dasein staat voor wat we het menselijke subject zouden noemen, maar Heidegger verwerpt het onderscheid subject – object. Dasein is voor hem een perspectief dat als centrum van handeling in de tijd functioneert. Het Dasein is een perspectief van waaruit handeling voortkomt.

In de fenomenologie van Heidegger begrijpt het Dasein objecten niet in de eerste plaats als materiële, bepaalde en onafhankelijke dingen die gemeten, geanalyseerd en geclassificeerd moeten worden. Het Dasein ziet de dingen primair als gereedschap: zijn ze bruikbaar, kan het er iets mee doen en zo ja, wat? En wat is de opvatting van het Dasein van zichzelf? Volgens Heidegger is de kennis van het eigen lot karakteristiek voor het Dasein als een zelfbewust fenomeen in de tijd. Het Dasein weet dat het eindig en sterflijk is. Dat roept angst op, zoals hij het noemt. Maar alleen in het volledige en compromisloze bewustzijn van onze eigen sterflijkheid kan het leven een doelbewuste betekenis krijgen.

Indien goed begrepen leidt zelfbewustzijn tot de “authenticiteit” van een leven gecreëerd uit het niets, in het aangezicht van de angst, door te refereren aan de eigen bewuste doelen. In de ogen van Heidegger komt de vraag waarom er iets is en niet niets neer op de keuze voor het zijn. Dasein kiest ervoor om iets te maken uit niets en dus zou er zonder Dasein niets zijn. Vanwege Heideggers duistere taalgebruik en het gebruik van vaak ongedefinieerde concepten is het niet duidelijk of hij bedoelt dat er zonder zelfbewustzijn niemand is om zich bewust te zijn van het bestaan van iets. Dat zou niet het standpunt van Heidegger moeten zijn, want dat zou betekenen dat zijn eerdere verwerping van het onderscheid `geest-wereld’ al die tijd voorondersteld werd. Niettemin is het niet duidelijk wat hij anders kan bedoelen.

 

“Alleen in volledig bewustzijn van onze eigen sterflijkheid kan het leven een doelbewuste betekenis hebben“

zijn en tijd

eindigheid (zie aantekeningen 1-2-16)

we zijn “historische” wezens

 

wat is de betekenis van (zie aantekeningen Lies)