laatste wijziging: 22-08-2018

630 1770 – 1831 Hegel

Bronnen:


Georg Wilhelm Friedrich Hegel was een Duits filosoof en wordt algemeen beschouwd als een van de centrale representanten van het Duits idealisme. Zijn belangrijkste werken zijn de vroege “Phanomenologie des Geistes” (Fenomenologie van de geest) en de rijpere “Grundlinien der Philosophic des Rechts. “  Samen met Aristoteles en Thomas van Aquino wordt Hegel een van de grootste systeemdenkers genoemd. Aristoteles fundeert de metafysica als theologie, d.w.z. de leer van de eerste, goddelijke gronden; Thomas van Aquino is als theoloog filosoof;

Hegel schrijft niet alleen ”theologische jeugdschriften”, maar zijn systematische filosofie laat zich in haar essentie als een soort “theologie” duiden, preciezer gezegd als geschied-theologie. Het begin daarvan is te vinden bij Joachim van Fiore (ca. 1135-1202), Joachim interpreteert de geschiedenis als een reeks van drie tijdperken die overeenstemmen met die van de christelijke triniteit: het rijk van de Vader, dat in het oude testament door de wet gerepresenteerd wordt; het rijk van de Zoon, dat door de kerk bestaat; en het rijk van de Geest, dat nog moet komen.

Hegel vat de dialectiek op als een wetmatigheid die aan de aard van het denken en de werkelijkheid zelf ten grondslag ligt:

CITAAT: Iedere these bevat in zich reeds haar antithese en beide worden in de synthese opgeheven.

Het Duitse woord ”aufheben” (opheffen) heeft de dubbele betekenis van ”bewaren” en “afschaffen, ongedaan maken” (bijv. een wet opheffen). Bovendien betekent ‘Aufheben‘ ook ‘optillen, verheffen‘, net zoals in het Nederlands. Iets wat zo ”opgeheven” is, behoudt de vroegere tegenstellingen en tilt ze omhoog, verzoent ze in een hogere eenheid.  Dialectiek toont tegenspraken (bijv. eindig — oneindig) als momenten van overgang of wording, in een geheel, waarvan het op dat moment hoogste niveau de beide voorafgaande achter zich gelaten heeft zonder hun eigen betekenis prijs te geven

CITAAT: “Dialectiek noemen we de hogere redelijke beweging, waarin absoluut gescheiden lijkende tegenstellingen, door zichzelf, door dat wat ze zijn, in elkaar overgaan.”

Ook de situaties en verschijnselen in de geschiedenis zijn voor Hegel niet toevallig, maar noodzakelijke fasen van een rijker organisme dat zich ontvouwt. De “begrepen”, d.w.z. de juist geïnterpreteerde geschiedenis vormt de herinnering van de geest.

Eerder werden door Fichte hiervoor de begrippen These, Antithese en Synthese gebruikt (die deze overigens weer van Kant had, zie bijvoorbeeld o.a. zijn Kritiek van de zuivere rede, B495), die later door de marxisten werden overgenomen. Dit dialectische systeem, waarbij de zogeheten “geest” de aard aller dingen is en middels het confronteren van these en antithese tot een nieuwe synthese komt, zou uiteindelijk moeten leiden naar het “Absolute Idee”, waarin alle individuele elementen van de geest opgaan en zichzelf overstijgen. Er bestaat geen echte waarheid, maar wel een waarheid die steeds dieper en rijper wordt. Toch zag Hegel in zijn beroemde boek Fenomenologie van de geest zijn eigen filosofie als de synthese van het werk van al zijn voorgangers.