laatste wijziging: 01-11-2017

500 1600 – 1820 De verlichting

Een klassieke definitie van de verlichting wordt gegeven door Emmanuel Kant: “Verlichting is de bevrijding van de mens uit zijn aan zichzelf verschuldigde onmondigheid. Onmondigheid is het onvermogen het verstand te gebruiken zonder de leiding van een ander.”

Hier wordt dus de rede gebruikt als een autonoom vermogen van het denkende individu. Deze nieuwe fundering van het denken wordt door twee richtingen verder uitgewerkt:

De scepsis ten aanzien van traditie en autoriteit leidt tot een kritische houding tegenover de religie: Het onderzoek door de rede tracht het bijgeloof op te sporen en door een rationele vroomheid te vervangen. Wat de Verlichtingsfilosoof na aan het hart ligt is tolerantie bij de religieuze gemeenschappen. Een typisch verschijnsel is het deïsme: God heeft de wereld perfect geschapen, en grijpt daarna niet meer in.  Het gebruik van wiskunde en onderzoekmethoden leidt tot een doorbraak in de natuurwetenschap. Het belangrijkste voorbeeld is Newton: Zijn mechanica (1687) is een omvattende kwantitatieve verklaring van de natuur, die strikt causaal en zonder onnodige hypothesen functioneert. In die periode wordt er een veelheid van wetenschappelijke ontdekkingen gedaan. De vooruitgang in de beheersing van de natuur fundeert in de Verlichting een vooruitgangsgeloof.  Maatschappelijk is dit tijdperk bepaald door de opkomst van de burgerij, gesteund door wetenschappelijke ontwikkelingen. Dit proces wordt begeleid door het liberalisme: als theorie van de economie eist het vrijheid van beroep en handel. Het devies van het liberalisme luidt: `Laissez faire, laissez passer.’ (Laat begaan, laat passeren.) Bovendien worden de rechten van het individu tegenover de staat en de medeburgers wijsgerig gefundeerd.  In Engeland ontstaan belangrijke wetsteksten, die deze vrijheid garanderen: bijv. het ‘Habeas-corpus’ (1679) en de ‘Declaration of Rights’ (1689). Belangrijke resultaten in de rechtsfilosofie zijn nieuwe formuleringen van het natuurrecht en de mensenrechten, bijv. `Virginia Bill of Rights’ (VS 1776):  “Alle mensen zijn van nature vrij… en bezitten… aangeboren rechten, namelijk het recht op leven en vrijheid, bovendien de mogelijkheid eigendom te verwerven en te behouden evenals geluk en zekerheid na te streven en te bereiken.” Voor de organisatie van de staat had het Verlichtingsdenken ingrijpende gevolgen. De filosofie formuleert belangrijke principes:

De realisering geschiedt op verschillende manieren. In Engeland wint de constitutionele monarchie veld (koninkrijk met democratische rechten, die door een soort grondwetsteksten gegarandeerd zijn). Op het continent ontstaat een ‘verlicht absolutisme’ volgens het principe: ‘Niets door het volk, alles voor het volk.’ In Frankrijk tracht de revolutie van 1789 de nieuwe ideeën over de staat en het recht van zijn burgers te verwerkelijken.