laatste wijziging: 19-10-2019

524 1685-1753 Berkeley

“Zijn is waargenomen worden” (esse est percipi)

De Ierse filosoof en bisschop van Cloyne George Berkeley staat bekend als de vader van het filosofisch idealisme. Hij wilde uitgaande van hun eigen aannamen aantonen dat het materialisme van Locke en Newton onhoudbaar is.

Berkeley bekijkt de causale theorie van perceptie van Locke en merkt, net als anderen, op dat die een logische kloof bevat tussen het subject en de realiteit.

Deze logische kloof, die filosofen vaak de “sluier van perceptie” noemen, ontstaat als volgt: volgens de causale theorie van perceptie hebben objecten in de externe wereld een causaal effect op onze zintuigen en leiden zo tot ideeën in de geest van de waarnemer.

Een gewone vaas begint zo een keten van causale gebeurtenissen, eerst op het netvlies van de waarnemer en vervolgens in de zenuwbanen van de waarnemer met als gevolg dat hij een `vaas’ ziet. Maar het zien van de vaas is eigenlijk een constructie in de geest, zoals blijkt uit het bestaan van hallucinaties en visuele beelden in dromen. Als de waarneming van de vaas een constructie – of idee, om de term van Berkeley te gebruiken – van de geest is, volgt daaruit dat we niet de echte oorzaak van het idee zien, de echte vaas, maar slechts het idee zelf.

19-10-2019 Als ik een vaas waarneem, kan een ander dat ook. Door middel van overleg kunnen we dan samen tot de conclusie komen dat we dezelfde vaas zien, weliswaar vanuit een andere gezichtspunt.

Het is daarmee niet meer dan een veronderstelling dat de oorzaak van de constructie echt lijkt op wat we waarnemen. Misschien worden de ideeën van vazen wel veroorzaakt door iets wat helemaal niet vaasachtig is. Maar omdat alle waarnemingen van de wereld in onze geest worden gevormd, kunnen we niet weten of de werkelijkheid echt op onze ideeën lijkt of niet.

Gedurende mijn hele leven is er steeds interactie tussen mijzelf en anderen over de werkelijkheid.

Berkeley komt met een serie argumenten waarin hij deze `sluier van perceptie’ gebruikt om tot de conclusie te komen dat we nooit iets waarnemen wat we `materie’ noemen, maar alleen ideeën; volgens hem is het onhoudbaar om te beweren dat er een materiële substantie bestaat die onze waarnemingen ondersteunt.

Locke en anderen hadden deze opvatting vermeden door een onderscheid te maken tussen primaire kwaliteiten als hardheid, uitgebreidheid en vorm en secundaire kwaliteiten als kleur, smaak en geur, waarbij ze stelden dat alleen secundaire kwaliteiten van de geest afhangen. Maar Berkeley lijkt aan te tonen dat er geen geldig onderscheid valt te maken tussen primaire en secundaire kwaliteiten in perceptie. Daarmee blijkt alles of te hangen van de geest.

Als ik mij in mijn vinger snij, doet dit zeer, en er komt bloed uit. Het “zeer doen” is een waarwording. Bloed is echter materie die ik waarneem.

Als iets geen idee is in iemands geest, bestaat het niet, vandaar Berkeleys beroemde uitspraak “zijn is waargenomen worden”.

Deze opvatting leidt natuurlijk onmiddellijk tot de vraag dat als er geen materieel substraat achter onze ideeën zit waarom de dingen dan blijven bestaan als er niemand is om ze waar te nemen. Als ik de slaapkamerdeur dichttrek, zou de slaapkamer volgens Berkeley niet langer bestaan als er niemand was om de kamer te blijven waarnemen. Het antwoord van Berkeley luidt dat onze percepties ideeën zijn die God voor ons produceert. God ziet alles, de hele tijd, de gesloten kamer bestaat dus omdat die in de geest van God wordt waargenomen.


Met de volgende limerickjes formuleerde Ronald Knox het bezwaar tegen Berkeley en diens antwoord:

Er was een jongeman die zei:

‘God vindt het zeker nogal zot

als hij merkt dat deze plataan

maar blijft bestaan

Terwijl er niemand kijkt naar die boom vol rot’

 

Antwoord:

 

Waarde Heer:

Uw verbazing is zot

Ik kijk naar die boom met rot

en daarom zal de plataan

steeds blijven bestaan

Waargenomen door Uw dienaar,

GOD