laatste wijziging: 01-11-2017

692 1842 – 1910 James

William James was een Amerikaanse filosoof en psycholoog. Hij was degene die de moderne Europese psychologie naar de Verenigde Staten bracht.

Hij is vooral beroemd om zijn “pragmatische” filosofie, die samengevat kan worden met het dictum :

“er kan nergens een verschil zijn dat niet ergens anders een verschil maakt”

Volgens James werd er in het empirisme te veel nadruk gelegd op de elementen en oorsprong van ervaring zonder dat er aandacht werd besteed aan hoe die elementen, of zintuiglijke gegevens, aan elkaar relateren en gebruikt worden om toekomstige ervaringen te voorspellen.

James stelt dat alle kennis pragmatisch is – met andere woorden iets is waar of juist in zoverre het een succesvolle toepassing in de wereld heeft. Filosofische vragen kunnen bovendien beslist worden door te kijken naar wat de verschillende antwoorden betekenen voor de levens van de mensen die de ene mening boven de andere verkiezen. Als twee concurrerende theorieën geen onmiddellijke praktische verschillen veroorzaken, kan de beste theorie alsnog gevonden worden door na te denken over de vraag of het aanvaarden van de ene of de andere theorie zou bijdragen aan succesvol leven.

Dit idee vormt de basis van de opvatting van James over religie, opgetekend in zijn twee beroemdste werken, “The Will to Believe” en “The Varieties of Religious Experience”. Volgens James vragen sommige onderwerpen om een standpunt en is een afwachtende houding niet mogelijk, hij noemt dit “dwingende” onderwerpen. Bij een dwingend onderwerp is een neutraal standpunt of een weigering te kiezen niet mogelijk. Er is geen keuze om bij een dwingend onderwerp iets waar of onwaar te noemen, zegt James. Het is “accepteer dit als waar of gaat heen”. Een tussenweg is niet mogelijk.

James denkt dat de keuze om in God te geloven een `dwingende’ kwestie is. Het kiezen voor agnosticisme of scepticisme staat in dat geval gelijk met anderen te vertellen: `toegeven aan onze angst om fout te zitten is wijzer dan toegeven aan jullie hoop dat het waar kan zijn: Dat is bedrog, zegt hij, en stelt de vraag: `wat voor bewijzen zijn er dat bedrog door hoop zo veel slechter is dan bedrog door angst?’ Het punt is dat een agnostische opvatting evenzeer een keuze is als geloven. Als een onderwerp dwingend is, moeten we ons volgens James vervolgens afvragen of het `zwaarwegend’ is of niet. Daarmee bedoelt hij of het een unieke, ingrijpende mogelijkheid is. Is het een beslissing die we maar een keer kunnen maken en die grote consequenties heeft? Volgens James is de kwestie van godsdienst zowel dwingend als zwaarwegend. In lijn met zijn pragmatisme waagt James zich niet aan rationalistische bewijzen voor het bestaan van God. Hij aanvaardt dat er geen directe empirische bewijzen zijn die de kwestie op de een of andere manier kunnen beslechten. Er zijn echter goede redenen, empirisch en pragmatisch, die ‘de wil om te geloven’ rechtvaardigen. James herhaalt eerst dat godsdienstig geloof zowel `dwingend’ als `zwaarwegend’ is – want als het waar is zitten er zeker zwaarwegende consequenties aan vast.

Om een beslissing te nemen moeten we in de geest van het pragmatisme en empirisme overwegen wat wel geloven of niet geloven voor gevolgen voor ons leven heeft. Een religieus leven heeft de positieve gevolgen van discipline, motivatie en karaktersterkte en daarom meent James dat geloven een pragmatisch effect heeft, ons leven verloopt beter dan als we niet geloven. James was een orthodoxe protestant, maar waarschijnlijk was hij zich er niet bewust van dat zijn redenering, indien deugdelijk, niet alleen op zijn eigen geloof, maar op alle vormen van religieus geloof van toepassing is. Sommige  filosofen hebben opgemerkt dat zijn redenering de term `religie’ veel breder maakt zodat allerlei opvattingen waarmee mensen hun leven organiseren en motiveren er onder zullen vallen. Naast traditionele en fundamentalistische ideologieën kunnen we dan ook wetenschap, sport, communisme, kapitalisme of hedonisme godsdiensten noemen. Misschien had James gelijk met zijn idee dat leven naar een geloof met doctrines kwaliteiten kan opleveren die we anders moeten missen, maar het lijkt te zwak om alle opvattingen die bij een religieus leven horen te rechtvaardigen.