laatste wijziging: 01-11-2017

726a Fenomenologie : Intentionaliteit

BRONNEN:

Kernbegrippen: Intentionaliteit

In de fenomenologie staat de notie van intentionaliteit centraal. Intentionaliteit verwijst naar het feit dat het bewustzijn altijd een bewustzijn van iets is. Intentionaliteit slaat dus op een steeds uitstaan naar de wereld: denken is altijd iets denken.

Dit principe van intentionaliteit vindt zijn oorsprong in de scholastiek en wordt in de hedendaagse filosofie herontdekt door Franz Brentano. Brentano definieerde intentionaliteit als intentionele inexistentie: een gerichtheid op een (mentaal) object of een ‘immanente objectiviteit’.

Belangrijk is dat Brentano met ‘object’ niet noodzakelijk een extern bestaand object bedoelde, maar het evengoed op ingebeelde objecten kan slaan. Men kan zich ook richten op ingebeelde eenhoorns of een fata morgana. Het belangrijkste is alleen dat elke ervaring altijd een inhoud heeft; ze is namelijk altijd gericht op iets.

   De illusie van de witte driehoek met de punt naar beneden

Husserl maakte verder het onderscheid tussen de echte inhoud van een intentionele handeling, noesis, en de ideële inhoud, noema. De namen van deze termen leidde Husserl af van het Griekse nous, dat geest betekent. De noesis is de psychische handeling zelf (of men het beoordeelt of aanschouwt, of men het haat of liefhebt, accepteert of weigert, enzovoort). Dit vindt altijd plaats in het bewustzijn van een subject. De noesis hangt daarnaast altijd samen met de noema. De noema slaat op de ideële betekenis die in de handeling vervat zit. Als A van B houdt is die liefde enerzijds de noesis (want de liefde van A voor B zit in het bewustzijn van A), maar liefde bestaat niet enkel in het bewustzijn van A. Het bestaat er ook buiten, als onafhankelijk begrip in de menselijke samenleving; dat is de noema liefde.