laatste wijziging: 06-01-2019

702 1900 – heden – Fysica

BRONNEN:

Met name Albert Einstein (1879-1955) leidde in het eerste kwart van deze eeuw een fundamentele verandering in het wereldbeeld van de fysica in.

De in 1905 geformuleerde speciale relativiteitstheorie berust op twee postulaten:

De equivalentie van traagheid en gravitatie is het fundament van de algemene relativiteitstheorie (1916), die in versnelde systemen moet gelden.

Einstein duidt de gravitatie als ruimtekromming door de massa. De wereld wordt als een eindige en onbegrensde ruimte gezien.

De “Kopenhaagse school” neemt aan dat een golffunctie alleen de waarschijnlijkheid van de aanwezigheid van een deeltje in een punt aangeeft, een tendens.

Het meetproces in de kwantumfysica werpt kennistheoretische problemen op. De wisselwerking tussen het waargenomen kwantumobject en het meetapparaat brengt een nieuw geheel voort dat op zijn beurt weer door een ander meetinstrument moet worden beschreven, enzovoort. Aan het eind staat de mens die van een resultaat kennis neemt en het met behulp van een niet-kwantummechanische beschrijving vaststelt.


De chaostheorie houdt zich bezig met onvoorspelbaar gedrag in systemen die aan deterministische wetten zijn onderworpen. Onder bepaalde voorwaarden kunnen dynamische systemen in een `chaotische’ toestand overgaan waarin haar gedrag principieel, dus niet vanwege gebrek aan kennis, niet meer voorspelbaar is. Voorbeeld zijn het klimaat, groei van dierpopulaties of het stromingsgedrag van vloeistoffen. De geringste verandering van de aanvangstoestand leidt in chaotische systemen tot een volledig verschillende ontwikkeling. Dit heeft bijvoorbeeld bij de weersvoorspelling tot gevolg dat alleen de vleugelslag van een vlinder in het Braziliaans oerwoud een wervelstorm in Noord-Amerika kan teweegbrengen. Een wiskundig model voor de overgang van orde in chaos is het zogenaamde “vijgenboom-scenario” : Bij een toenemende waarde r schommelt de x-waarde eerst tussen twee punten, dan tussen vier, enzovoort, totdat zij een ongeregeld punten-patroon vormt. Ook in het chaotisch domein worden zeker “eilanden van ordening” gevonden. Een voorbeeld van deze dynamiek is de grootte van een dierpopulatie afhankelijk van de voeding. Neemt de voedselhoeveelheid met een bepaalde toenemende mate toe, dan schommelt het bevolkingsaantal eerst periodiek tussen enkele waarden, om bij verdere verhoging uiteindelijk onvoorspelbaar te worden. Het gedrag van chaotische systemen laat zich meetkundig door fractale figuren voorstellen. De filigrane randen van deze maaksels zijn de grenzen van de overgang naar chaos. In dit bereik schommelt het systeem tussen bepaalde waarden. Het bestaat uit gelijkvormige figuren die bij toenemende vergroting telkens opnieuw opduiken. Het principe van de gelijkvormigheid wordt ook gevonden in het bouwplan van organismen.


De fysicus Thomas Kuhn ontwerpt in zijn boek “De structuur van wetenschappelijke revoluties” een nieuw begrip van de ontwikkeling van wetenschappen. Hij bekritiseert de wetenschapstheorie waarin de geschiedenis van de natuurwetenschap wordt beschouwd als een continue opeenstapeling van kennis die zich voltrekt dankzij steeds preciezere gegevens en omvattender theorieën. Daartegenover huldigt Kuhn de opvatting dat de wetenschappelijke ontwikkeling fasen doorloopt: In de voor-paradigmatische periode bestaat onder de onderzoekers geen consensus over de grondslagen van het vak, het onderzoek is dan ook weinig doelgericht.

In de rijpe (“normale”) fase behaalt een school een beslissende doorbraak. Een paradigma wordt maatgevend, waarbij de anderen zich aansluiten. Paradigma’s zijn methodologische begripssystemen van een gemeenschap van onderzoekers waarin de kaders van geaccepteerde methoden worden vastgelegd en over de erkenning van problemen en oplossingen wordt beslist. In deze fase duiken dan anomalieën op, die met het geldende paradigma niet kunnen worden opgelost en die gezamenlijk tot een crisis leiden. Het komt dan tot een wetenschappelijke revolutie en een nieuw paradigma treedt in de plaats van het oude.

Kenmerkend voor Kuhn’s visie is dat oude en nieuwe paradigma’s niet vergelijkbaar zijn; het nieuwe paradigma ontwikkelt zich niet geleidelijk uit het oude, tussen de twee doet zich een breuk voor. De overeenstemming verandert over wat überhaupt als probleem kan worden waargenomen, er ontstaan nieuwe begrippen en de wetenschappers leven in een “andere wereld” omdat hun perspectief is veranderd.