laatste wijziging: 31-10-2017

755c 1911 – 1960 John Austin

“Austin begint met een analyse van de verschillende dingen die we met woorden kunnen doen”

Hoogleraar moraalfilosofie in Oxford en prominente filosoof van de school van “gewone taal”. Zijn bekendste werken zijn Sense en Sensibilia en How to Do Things With Words.

Austin begint met een analyse van de dingen die we met woorden doen. Filosofen zijn lang bezig geweest met het feit dat we taal gebruiken om weer te geven hoe de wereld is, om te zeggen wat het geval is en wat niet; het begrip waarheid staat daarmee centraal in de taalfilosofie. Maar Austin wijst net als de latere Wittgenstein op de vele andere dingen die we met woorden doen.  We representeren niet alleen hoe de dingen zijn, we stellen ook vragen, geven bevelen, maken grapjes, doen beloften en voorstellen, geven advies, beledigen, overtuigen en intimideren en dat allemaal met woorden.

Austin maakt daarom een drievoudig onderscheid tussen verschillende soorten van “spraak handelingen”:

  1. Ten eerste hebben woorden een vaste, conventionele betekenis. De zin “de kat zit op de mat” verwijst naar een kat, een mat en een relatie tussen die twee, namelijk de een zit op de ander. Deze gewone betekenis is de “Wat gezegd wordt” van een bepaalde spraakhandeling, Austin geeft dat de technische benaming “een locutionaire handeling”.
  2. Ten tweede stelt men met bepaalde woorden een daad; als ik bijvoorbeeld “ik doe het” zeg, beloof ik iets, als ik “doe je het?” zeg, stel ik een vraag en als ik “doe het!” zeg, geef ik een bevel. Austin noemt die handelingen
  3. Ten derde kunnen we een handeling verrichten door iets te zeggen; door “ja ik wil” te zeggen trouw ik, door te zeggen “ik geef je een betere prijs dan de winkel aan de overkant”, kan ik een koper overhalen enzovoort. Austin noemt dat een “perlocutionaire handeling.


Deze verschillende functies van woorden sluiten elkaar niet noodzakelijkerwijs uit. Austin beseft dat veel uitingen alle drie de vormen kunnen bevatten. Als iemand zegt ‘het is koud’, is dat een locutionaire handeling die beschrijft hoe iemand zich voelt. Maar in het geval van een kamer met een open raam kunnen we de zin ook als illocutionaire handeling beschouwen – een verzoek om het raam te sluiten. En als de luisteraar reageert door het raam te sluiten is er tevens sprake van een perlocutionaire handeling. Door dit onderscheid te maken, vergroten en verdiepen we ons inzicht in de manier waarop taal werkt aanzienlijk en dat heeft belangrijke gevolgen voor de eisen die we aan een beteke-nistheorie moeten stellen.

Het is vooral interessant dat de locutionaire en illocutionaire handelingen die worden uitgevoerd afhangen van de conventie, de regels waarmee we de betekenis van woorden begrijpen. Perlocutionaire handelingen zijn echter causaal: als ze succesvol zijn, veroorzaken ze een gebeurtenis.

In zijn andere belangrijke werk, Sense and Sensibilia, een woordspel op de titel van een boek van Jane Austen, valt hij de sense-data-theorie van Ayer aan. Austins methode is vergelijkbaar met die van Gilbert Ryle, al maakt hij geen gebruik van het begrip “categoriefout”, maar hij past wel een analyse van het normale woordgebruik toe om aan te tonen hoe dat voorondersteld en gebruikt wordt in een filosofische context, terwijl dat niet legitiem is. De filosofen van de “gewone taal” hebben twee belangrijke prestaties geleverd.