laatste wijziging: 11-05-2018

545 1643-1727 Newton

BRONNEN:

Isaac  Newton was een wiskundige en natuurkundige die met zijn werk -dat tot op zekere hoogte filosofisch was – een impuls gaf aan veel filosofen van zijn en volgende generaties, onder wie Locke en Kant, die veel aan hem te danken hebben.

Newtons hoofdwerk, de “Philosphiae Naturalis Principia Mathematica” bevat zijn theorie van de zwaartekracht en de bewegingswetten. Daarmee werd hij de grondlegger van de klassieke mechanica. In zijn Opticks houdt hij zich vooral met de optica bezig, maar daarnaast bevat het boek speculaties over mechanica, religie en moraal.

Hij had een serie aanvaringen met Leibniz, aanvankelijk over wie van hen als eerste de differentiaalrekening had uitgevonden en later over de status van ruimte en tijd (zie onder).

Newtons grote inzicht was dat het universum functioneert volgens bepaalde wetmatige mechanische principes. Dat idee zou een diepgaande invloed hebben op John Locke, wiens denken beschouwd kan worden als een filosofische uitwerking van Newton’s natuurkundige principes. Locke wilde het menselijke begrip in analogie met de mechanica van Newton onderzoeken.

Daarom pleitte hij voor een causale theorie van perceptie en voor een onderscheid tussen primaire en secundaire kwaliteiten van objecten. Kant erkende dat alles in de wereld van de fenomenen zich moet houden aan de principes van Newton, maar hij zei ook dat die ordening voor een belangrijk deel wordt opgelegd door het psychologische apparaat van de geest.

Kant stond in zijn filosofie aan de kant van Newton in diens ruzie met Leibniz over de vraag of ruimte en tijd als absoluut moeten worden beschouwd of als niet meer dan relaties tussen objecten.

Dat pleit leek met gemak door de aanhangers van Newton gewonnen te worden tot Einstein met zijn relativiteitstheorie kwam (zie ook Democritus).

Newton stelde dat zijn methode empirisch en inductief was, niet rationalistisch en deductief, zodat hij graag Descartes bekritiseerde. Dankzij Newton begon het empirisme aan een periode van dominantie over de rationalistische filosofie. Maar Newton had niettemin veel aan het denken van Descartes te danken en waarschijnlijk was hij nooit aan zijn eigen speculatie begonnen zonder het werk van zijn rationalistische voorganger.

De grootste prestatie van Newton is ongetwijfeld zijn zwaartekrachttheorie, waarmee hij de bewegingen van alle planeten en de maan kon verklaren. Newton bewees dat alle planeten in het zonnestelsel voortdurend een versnelde beweging naar de zon maken. De versnelling van een lichaam naar de zon is omgekeerd evenredig met het kwadraat van de afstand tot de zon. Dat leidde tot Newtons wet van de zwaartekracht: `elk lichaam trekt elk ander lichaam aan met een kracht die evenredig is aan het product van hun massa en omgekeerd evenredig met het kwadraat van hun afstand: Met de algemene gravitatiewet kon Newton de bewegingen van alle planeten, het getij, de beweging van de maan en de kometen voorspellen.

Dat was een uitzonderlijke prestatie, die standhield tot Einstein met de relativiteitstheorie kwam. Maar ook toen bleef de mechanica van Newton nuttig – omdat er gemakkelijk mee te werken is wordt ze nog steeds gebruikt voor het berekenen van de bewegingen van zogeheten middelgrote objecten -alles wat kleiner dan het zonnestelsel is, maar groot genoeg om met het oog gezien te kunnen worden. Een grote en opmerkelijke prestatie in de geschiedenis van het menselijke denken.