laatste wijziging: 01-11-2017

400 1300 – 1650 De Renaissance

Renaissance betekent ‘wedergeboorte’. In deze periode (waarin het begin ongeveer ligt in 1300 en eindigt omstreeks 1650) vinden grote veranderingen op het gebied van kunst en het menselijk denken plaats. In dit tijdperk vinden een aantal ontdekkingen en bewegingen plaats die ervoor zorgen dat de denkbeelden van de middeleeuwen langzaam maar zeker onder druk komen te staan.

Globaal zijn op de volgende gebieden/aspecten veranderingen te zien:

  1. Het humanisme (door Francesco Petrarca 1304 – 1374 en Giovanni Boccaccio 1315 – 1375 gefundeerd) keert zich tegen de verstarde traditie van de scholastiek. Er vindt een wedergeboorte van de antieke geest plaats: de denkbeelden van de oudheid keren terug.
  2. De renaissancefilosofie:  de heropleving van de antieke filosofie.
  3. De handels en geld economie leidt tot sociale omwentelingen. De oorlogsvoering veranderd, waardoor de positie van de ridderstand ondergraven wordt.
  4. Staat en recht: de hiërarchische ordening van de standen en de leidende rol van de kerk als een gesloten geheel wordt opengebroken door een meer dynamische maatschappij.
  5. Door Maarten Luther wordt in 1517 de Reformatie op gang gebracht.
  6. Op basis van een nieuw wetenschapsbegrip en methodologisch bewustzijn wordt er een aanzet gegeven naar de moderne natuurkunde.