laatste wijziging: 01-11-2017

781e 1889 – 1976 Heidegger

Ook Martin Heidegger leverde een belangrijke bijdrage aan de hermeneutiek, speciaal in zijn magnum opus Sein und Zeit (1927). Heidegger knoopt aan bij Dilthey, maar meer dan enkel de vraag naar een wetenschappelijke methode wil Heidegger de vraag vooropstellen naar de bepaling van het verstaan als wijze waarop de mens is. Heidegger formuleert een ontologische radicalisering van de hermeneutiek: bestaan is verstaan, verstaan is een van de meest fundamentele kenmerken van de menselijke existentie, de existentiefilosofie. De mens wordt gekenmerkt door een besef van zijn bestaan en van het bestaan van de dingen buiten hem. Hij duidt de menselijke zijnswijze aan als een ‘er-zijn’, Dasein. De fenomenologie streeft naar exacte beschrijving, los van interpretatie, en laat zich wel verbinden met een interpreterende wetenschap als de hermeneutiek.

De wetenschap houdt zich uitsluitend bezig met het onderzoeken van de zijnden en ontnemen de mens daardoor het zicht op de vraag naar het Zijn zelf (zijnsvergetenheid). Heidegger wijst daarom de wetenschap af, en richt zich tot de poëzie (Hölderlin, Stefan George).