laatste wijziging: 24-08-2018

831a 1909 1990 Isaiah Berlin

Bronnen:


Isaiah Berlin was een Brits liberaal filosoof, politicoloog en deed onderzoek naar ideeëngeschiedenis. Berlin geldt als een van de belangrijkste politieke filosofen van de twintigste eeuw.

In zijn lezing Two Concepts of Liberty (1958) maakt hij het bekende onderscheid tussen positieve en negatieve vrijheid. Positief en negatief moeten worden begrepen in de zin van het aanwezig of afwezig zijn van iets en het gaat hier dus niet om een normatief oordeel.

Onder negatieve vrijheid verstaat Berlin het vrij zijn van externe invloeden. Men is vrij van onderdrukking of is geen slaaf van anderen. Deze vrijheid is volgens Berlin het centrale gegeven binnen het liberalisme: vrijheid gaat niet om mijn wens om door een deur te lopen, maar om de vraag of die deur open is.

Daartegenover staat dan weer het concept van positieve vrijheid dat refereert aan de vrijheid om bepaalde dingen te doen in de zin van “autonomie”: men stelt de wet voor zichzelf. Het is deze vrijheid die meer aansluit bij de discussie van de vrije wil en men vindt deze opvatting onder anderen terug bij Jean-Jacques Rousseau. Deze vrijheid verbindt Berlin echter met antiliberale posities die een gevaar kunnen vormen voor het liberalisme en zelf leiden tot totalitaire visies.

Voornamelijk zag Berlin een gevaar in het feit dat men op basis van dit idee van vrijheid een onderscheid kon maken tussen het rationele zelf en de onredelijke verlangens, of tussen vals en echt bewustzijn. Dat zou op zijn beurt kunnen resulteren in één groep die de ander wil domineren. Het plaatst zich in dit verband ook tegen het communisme dat hij in dit kamp plaatste.

Berlin heeft in zijn werk dan ook veel aandacht geschonken aan mogelijke gevaren voor en van de vrijheid. Hij hield zich ook bezig met het bestuderen van de klassieke tegenstanders van het liberale gedachtegoed zoals Joseph de Maistre. Deze legde vooral de nadruk op de erfzonde en slechte natuur van de mens zelf, en zag la Terreur als niets meer dan het logisch gevolg van de Franse Revolutie. Hoewel de Maistre en Berlin op de meeste punten radicaal tegenover elkaar staan, prijst Berlin hem toch als profeet van de gevaren voor en van de vrijheid. Zelf had hij dan ook oog voor de particuliere culturele bepaaldheid van mensen, en stond net als de Maistre sceptisch tegenover de idee van “de mens” op zich.

Men zou zijn eigen visie kunnen omschrijven als “liberaal nationalisme” en daarbij komt hij dicht bij bepaalde standpunten van Michael Walzer. Berlin was immers zelf ook zionist. Berlin geeft Johann Gottfried von Herder dan ook gelijk wanneer hij zegt dat het juiste leven van mensen erin bestaat in hun eigen, authentieke verschillende culturen te leven. Andere culturen imiteren is immers iets onnatuurlijks en artificieel. Het was bij Berlin hier wel niet te doen om de superioriteit van bepaalde culturen over andere aan te tonen, of om een soort teleologisch proces in de geschiedenis te zoeken – twee ideeën die hij niet accepteerde – maar om het behoud van de culturele diversiteit. Een verder belangrijk figuur dat invloed heeft gehad op Berlin was de Italiaanse filosoof Giambattista Vico.

Moreel pluralisme

Berlin verdedigde in zijn werk ook een moreel pluralisme. Hoewel men dit vaak verward met moreel relativisme, was Berlin geen relativist. Het was hem in de ethiek vooral om het bekritiseren van het “moreel monisme” te doen: de stelling dat alle ethische vragen één enkel juist antwoord hebben, en dat al deze antwoorden dan ook nog eens van één enkel coherent moreel systeem af te leiden zijn. Enerzijds had Berlin problemen met deze visie omdat hij het als voedingsbodem zag voor het totalitarisme van de 20e eeuw, maar hij wees er anderzijds ook op dat als men empirisch de morele conflicten van mensen gaat bestuderen, men wel moet inzien dat het hier niet om een soort morele verwarring gaat, maar om een botsing van verschillende waarden. Op dit pluralisme is veel kritiek gekomen, onder anderen van Ronald Dworkin en John N. Gray.

Dat hij zo’n hoogste allesomvattende morele waarheid ontkende, wil niet zeggen dat hij relativist of scepticus was omtrent de ethiek. Hij erkende net het bestaan van een hele reeks fundamentele morele waarden, die allemaal ook een objectiviteitsgraad hebben. De waarden zijn echter niet-reduceerbaar, onverzoenbaar en steeds in conflict met elkaar. Zo erkende hij het bestaan van bepaalde waarden die men niet mag afwegen tegen anderen, zoals menselijke waardigheid en minimale vrijheid. Ook stelde hij dat menselijke communicatie en begrip maar enkel voortkomen uit gedeelde ethische waarden, en niet van een gedeelde wereld. Dit laat echter de vraag open of Berlin hiermee wilde betogen dat er wel degelijk een universele menselijke opvatting van ethiek is, maar dat deze maar tot een bepaald niveau gaat, en dat men daarboven in moreel pluralisme vervalt.

Deze variëteit van morele normen bleef ook niet beperkt tot louter de menselijke individuen, maar kon men ook terugvinden in het vergelijken van verschillende culturen of periodes van de geschiedenis. Zo is er volgens Berlin sprake van een geheel andere morele code als men de Heidense Oudheid en het Christendom vergelijkt.