laatste wijziging: 01-11-2017

693 1859 – 1952 Dewey

John Dewey heeft als geen ander gepoogd om het pragmatisme in de pedagogiek en politiek te introduceren. In zijn pragmatisme vervangt Dewey de definitie van waarheid als “overeenkomend met werkelijkheid” door waarheid als “succesvolle regels voor handelen”. Hij ging verder dan zijn voorgangers door zijn pragmatisme te ontwikkelen tot een instrumentele theorie van zowel logica als ethiek waarin het begrip “gerechtvaardigde aanvaarding” de functie van het begrip waarheid vervult, zodat hij de metafysische bagage van dat begrip niet mee hoeft te zeulen.

In navolging van Peirce meent Dewey dat kennis een toestand van het menselijk organisme is die bestaat uit het kiezen voor opvattingen, die we weer kunnen begrijpen als gedrag dat in de praktijk succesvol is gebleken. Als dat gedrag echter wordt verstoord door nieuwe of onverwachte ervaringen, moet het organisme overgaan tot redeneren of “Intellectie”.

Dewey beschreef 5 stappen in het redenatieproces. Als de normale patronen van handelen van het organisme verstoord worden, zal het toch doorgaan met handelen om de situatie meester te worden.

  1. Omdat zijn principe van actie (opvatting) onsuccesvol is gebleken, moet hij een proces van “intellectie” beginnen.
  2. Het tweede stadium bestaat uit het vaststellen van de significante elementen van de situatie zodat die als een oplosbaar probleem kan worden geformuleerd.
  3. De derde stap bestaat uit het opstellen van hypothesen, het creatieve gebruik van de verbeelding om mogelijke antwoorden te vinden.
  4. De vierde stap is het gebruik van de rede om de diverse hypothesen te ordenen en te beoordelen. Dat betekent het bekijken tot welke ervaringen elke hypothese zal leiden.
  5. Ten slotte is `testen’ of experimenteren het proces waarmee hypothesen geëlimineerd worden als ze in het domein van de ervaring worden uitgeprobeerd.

Het eindresultaat van dit proces is een succesvolle oplossing van het probleem door het aannemen van een hypothese die werkt.

Dit leidde tot de beroemde opmerking van Dewey “de waarheid is dat wat werkt”. We zijn alleen gerechtvaardigd een hypothese aan te nemen als die werkt, elke claim van “overeenkomend met de waarheid” is in de ogen van Dewey een metafysische claim, die niets toevoegt aan wat we al weten over een hypothese of wat we ermee kunnen doen.


Dewey probeerde deze instrumentele benadering uit te breiden van de kennistheorie naar ethiek, onderwijs en sociale theorie. Samenlevingen worden net als individuen gekarakteriseerd door vaste patronen van handelen. Als dergelijke patronen omver worden geworpen, moeten ze eveneens via de 5 genoemde stappen hernieuwd worden. Dewey ziet het ethisch “goede” als “een gezamenlijke ordelijke oplossing in actie” van conflicterende spanningen en impulsen die voortkomen uit morele conflicten. Het goede is net als het ware dat wat werkt. Het instrumentalisme van Dewey heeft bepaalde affiniteiten met het existentialistische werk van Heidegger, een verband dat door de moderne filosoof Richard Rorty diepgravend is geanalyseerd. Zowel Dewey als Heidegger verwerpt de heersende filosofische nadruk op het subject als geïsoleerde toeschouwer in een externe wereld ten gunste van het ingebed zijn in een omgeving die gemanipuleerd, aangepast en gecontroleerd moet worden. Het organisme is niets meer dan “de organisatie van een materieel systeem in ruimte – tijd” met eigenschappen en capaciteiten (psychologisch, sociaal, ethisch enzovoort) waarvan het “ontstaan, ontwikkelen en verdwijnen” volledig wordt “gedetermineerd door veranderingen in dergelijke organisaties”.


Het werk van Dewey valt duidelijk binnen de wetenschappelijke paradigma’s van de moderne tijd en is een poging om de filosofische implicaties van dat raamwerk uit te werken.