laatste wijziging: 31-10-2017

760 1883 – 0000 : Marxisme

Het marxisme is de sociaal-theoretische en politiek-filosofische grondslag voor talloze moderne sociale ideeën, scholen en denkrichtingen, gebaseerd op de ideeën en denkbeelden van Karl Marx en Friedrich Engels. Beperkt tot het politiek-ideologische vlak, vormt het marxisme de basis voor het moderne socialisme en communisme.

Deze ideeën en denkbeelden stoelden op drie grote ideologische stromingen van de 19e eeuw:

Uit deze stromingen distilleerden Marx en Engels een modern “wetenschappelijk socialisme.”

Volgens Marx’ opvatting van de menselijke geschiedenis verloopt deze in stadia. De stadia worden in de eerste plaats gekenmerkt door het gangbare economische systeem (de onderbouw), de onderbouw is dus eigenlijk het ‘gegeven’. In de tweede plaats door opvattingen, ideeën, cultuur e.d. (de bovenbouw), de bovenbouw is het gecreëerde en is er om de onderbouw in stand te houden.

Verschillende samenlevingen doorlopen de stadia in verschillende tempo’s, maar wel in min of meer dezelfde volgorde. Doorheen elk stadium veroorzaakt het economisch systeem spanningen tussen de verschillende maatschappelijke klassen, hetgeen leidt tot klassenstrijd en uiteindelijk tot revolutie.

In de tijd van Marx, de 19e eeuw, was het gangbare economische systeem het industrieel kapitalisme, met als ideologie het klassiek liberalisme. Dit was ontstaan na de industriële revolutie (een economische verandering) en de Franse Revolutie van 1789 (een ideologische verandering). De industriële revolutie had een nieuwe klassenmaatschappij geschapen, waar de heersende klasse niet langer de adel was, maar de burgerij (bourgeoisie), de oude middenklasse, die de productiemiddelen (fabrieken) in bezit had. Daartegenover stond het proletariaat, de klasse van bezitloze arbeiders, die (bij gebrek aan productiemiddelen) gedwongen waren hun arbeid te verkopen om in leven te blijven, en zo door de bourgeoisie werden uitgebuit. (De plaats van de boer in dit stelsel is jarenlang een strijdpunt geweest binnen het marxisme, de zogenaamde Agrarfrage.)

De tegenstellingen binnen het kapitalisme zouden dit systeem uiteindelijk onhoudbaar maken. De uitgebuite arbeidersklasse moest volgens Marx in opstand komen tegen de kapitaalbezitters. Deze opstand zou het einde inluiden van het kapitalisme en de liberale democratie, die plaats zouden maken voor een socialistische samenleving. In de socialistische periode zou de staat worden omgevormd tot een dictatuur van het proletariaat, waarin de (politieke) rollen van de beide klassen werden omgedraaid. Uiteindelijk zou dit leiden tot nog een ander maatschappelijk stadium, het communisme.

Merk op dat de woorden socialisme en communisme al bestonden vóór de theorievorming van Marx en Engels. De specifieke betekenis die aan deze termen gegeven wordt binnen het marxisme is niet de enige mogelijke betekenis.

Binnen het marxisme zijn verschillende stromingen aan te duiden, waaronder het marxisme-leninisme, het trotskisme, het stalinisme, Juche, het maoïsme en het neomarxisme. Deze onderscheiden zich op (soms subtiele) ideologische punten.

Het marxisme heeft een grote invloed gehad op de zich ontwikkelende wereldwijde arbeidersbeweging. Marx keek met een zekere minachting neer op het voeren van loonstrijd als doel op zich zelf, omdat hij van oordeel was dat dit de aandacht zou kunnen afleiden van de uiteindelijke Grote Revolutie. Hij was echter pragmatisch genoeg (bijvoorbeeld in het boekje “Loon, prijs en winst”) om vakbondsactiviteiten aan te bevelen als middel om de arbeiders tot organisatie te bewegen en ook om aan te sporen tot strijd voor het algemeen kiesrecht als middel om politieke macht te ontwikkelen.

Marx’ theorieën zijn een stimulans geweest voor de opkomende arbeidersbeweging, maar over de vraag hoe groot zijn bijdrage geweest is aan de hervormingen binnen het kapitalisme, die in de meeste economisch ontwikkelde landen tot een beter levenspeil voor de loonarbeiders hebben geleid, en tot meer politieke invloed en rechten (onder andere sociale zekerheid), kan op uiteenlopende wijze worden geoordeeld. Het is duidelijk dat Marx’ maximalistische idee van een Grote Proletarische Revolutie de arbeidersbeweging ook wel vaak in de weg heeft gezeten, doordat het geleid heeft tot diepgaande twisten tussen sociaaldemocraten en vakbondsactivisten die eigenlijk wel tevreden waren met hervormingen binnen het “kapitalistisch systeem” (en die door hun tegenstanders smadelijk “revisionisten” werden genoemd) en hun maximalistische tegenstanders, die tevreden waren met niets minder dan de volledige omverwerping van de “burgerlijke samenleving”.

Marxisme in de praktijk: socialistische staten

In Rusland heeft Lenin de theorieën van Marx gebruikt als grondslag voor zijn eigen revolutionaire ideeën, wat via de Oktoberrevolutie van 1917 leidde tot het ontstaan van de Sovjet-Unie. Daarmee werd de Sovjet-Unie de eerste socialistische staat (socialistisch in de betekenis die Marx eraan gegeven had). Later werden ook de Chinese revolutie van 1949, de Cubaanse Revolutie en verscheidene revoluties in Zuid-Amerika gepleegd in naam van het marxisme.


In de Sovjet-Unie werd het een dogma dat de Leninistische interpretatie van de leer van Marx de enige juiste was. Marx had het idee dat de revolutie het eerst zou uitbreken in enkele van de hoog ontwikkelde industrielanden, Engeland, Frankrijk, Duitsland of de Verenigde Staten. Over het algemeen had hij geen hoge dunk van het revolutionaire potentieel in Rusland, al heeft hij in zijn latere jaren wel belangstelling aan de dag gelegd voor revolutionaire stromingen in het tsarenrijk. Hij verwachtte echter dat voor een echt voldragen socialisme een internationale revolutie nodig zou zijn, die ten minste de belangrijkste kapitalistische centra zou omvatten.

Ook gaf Marx soms de gedachte te kennen dat de revolutie misschien ook op niet-gewelddadige wijze zou kunnen plaatsvinden, bijvoorbeeld in Engeland, waar een groot deel van de arbeiders tegen het einde van de 19e eeuw al het kiesrecht had. Daar zou het niet uitgesloten zijn dat de zaak van het proletariaat via de stembus kon triomferen. Marx was in zijn ideeën vaak minder rechtlijnig dan veel van zijn volgelingen. Beroemd is zijn uitspraak “Ik ben in geen geval een marxist”.

Hoewel er nooit marxistische landen zijn geweest, in de werkelijke betekenis van het woord, werden wel enkele pogingen ondernomen een communistische staat op te bouwen. In de praktijk werden deze ‘proletarische revoluties’ al snel overgenomen door een nieuwe groep machthebbers (Stalin, Mao, Castro, Pol Pot etc. en hun medewerkers), die hun wil met dictatoriale middelen aan het volk oplegden. De Pools-joodse socialistische leidster Rosa Luxemburg had Lenin al gewaarschuwd dat zijn “dictatuur van het proletariaat” gemakkelijk kon ontaarden in een “dictatuur over het proletariaat”. In sommige gevallen was het resultaat niet meer dan een met een socialistisch sausje overgoten gewone dictatuur, met een bloedig onderdrukkend machtsapparaat om de dictator en diens kliek in het zadel te houden.

Van het “afsterven van de staat” kwam in de socialistische landen ook niet veel terecht. De staat had eerder de neiging om uit te groeien tot een bureaucratie die vrijwel elk maatschappelijk initiatief onderdrukt.

Anderzijds hebben de door het marxisme geïnspireerde revoluties in sommige opzichten wel een positieve rol gespeeld voor de volkeren die haar steunden. Zo heeft het marxisme het soms mogelijk gemaakt situaties van stagnatie te doorbreken in landen waar de politieke cultuur heel erg verziekt was geraakt. Een groot probleem bleek wel om het aanvankelijke enthousiasme van de revolutionaire voorhoede te handhaven, de situatie waarin “het geloof (soms) bergen kon verzetten”. Het gebrek aan economische prikkels kon dan niet meer worden gecompenseerd, waarna er een situatie van stagnatie en corruptie intrad. Het bekendste voorbeeld hiervan is wellicht Cuba. Aanvankelijk was de revolutionaire machtswisseling van Castro over het corrupte Batista-regime een groot succes en ook het buitenland zag dit meestal als een verbetering (met uitzondering van de VS). Voortvarend werden alle bedrijven genationaliseerd en hun winsten gebruikt voor gratis onderwijs en gezondheidszorg voor de verpauperde bevolking. Hiermee werd Castro buitengewoon populair in binnen- en buitenland. Gratis onderwijs en gezondheidszorg bestaan nog steeds op Cuba. De levensverwachting op Cuba is te vergelijken met die van de westerse wereld.[1] Maar tegelijkertijd wenste Castro ook geen kritiek te horen van anderen. Toen er verschillende onfrisse zaken aan het licht kwamen waarbij zijn directe medewerkers betrokken waren, rees er toch kritiek. Deze kritiek werd in de kiem gesmoord door dissidenten als contrarevolutionairen op te sluiten. Vele van hen waren nochtans medestrijders van Castro geweest tijdens de eerste dagen van de revolutie. Hiermee werd weer het gezegde bewaarheid dat “de revolutie haar eigen kinderen opvreet”. Bovendien zijn vele Cubanen het land ontvlucht, vooral naar “aartsvijand” de VS. De Cubaanse gemeenschap in de VS telt tegenwoordig circa 1,8 miljoen personen, die grotendeels bestaat uit vluchtelingen sinds 1959 en hun nakomelingen.

Op kleinere schaal blijkt dat een communistische gemeenschap wel degelijk democratisch en efficiënt kan zijn, zoals het Spaanse dorpje Marinaleda.

Wetenschap of heilsleer?   Marx noemde zijn 19e-eeuwse (veelal Franse) socialistische voorgangers smadelijk “utopische socialisten” en pretendeerde dat zijn eigen leer “wetenschappelijk” zou zijn. Niet iedereen is hiervan in dezelfde mate overtuigd. Karl Popper stelde dat hoewel Marx’ theorieën in zijn eigen tijd wellicht een wetenschappelijk karakter hadden, het twintigste-eeuwse marxisme een pseudowetenschap is, aangezien theorieën zoals het historisch materialisme niet falsifieerbaar zijn (iets wat Popper over praktisch iedere niet-natuurwetenschappelijke theorie zei). Andere sceptici zien het marxisme als een irrationele heilsleer, een soort “Ersatz-religie”.

In principe had Marx een optimistisch mensbeeld en hij meende dat met de juiste materiële voorwaarden en de juiste opvoeding van het proletariaat vanzelf de ‘utopia’ of ‘heilstaat’ zou ontstaan. Marx was van oordeel dat de menselijke geest heel kneedbaar was en dat onder de juiste maatschappelijke verhoudingen een “nieuwe mens” zou ontstaan die vrij was van egoïstische slechte eigenschappen. Uitbuiting, onderdrukking en oorlog zouden dan tot het verleden behoren. De staat, die volgens Marx een onderdrukkingsinstrument van de heersende klasse vormde, zou vervolgens geleidelijk aan kunnen afsterven.

Huidige betekenis

Het marxisme leidt, vooral sinds het uiteenvallen van het Oostblok in de jaren 1989-1991, op politiek vlak een kwijnend bestaan. Het marxisme-leninisme geldt nog steeds als officiële ideologie van Cuba.

Verschillende vormen van marxisme hebben gediend als de inspiratiebron voor vele, maar vooral kleine, partijen en bewegingen. In Nederland zijn dit onder andere de Internationale Socialisten, de NCPN, Offensief en de SAP. Ook binnen de SP vindt men her en der marxisten, maar als officiële partijideologie heeft het marxisme daar afgedaan. In België is dit onder andere Vonk en de PVDA.

Marxistische wetenschappers

Sommigen wijzen overigens op het marxisme als levende denkstroming. Frankrijk kent sinds het midden van de jaren 90 alweer een marxistisch academisch discours.[2] Originele marxistische gedachten worden geuit door mensen als Michael Hardt, de filosofen Antonio Negri,[3] en Slavoj Žižek, de geograaf David Harvey, Fredric Jameson en verschillende wereld-systeemtheoretici zoals Immanuel Wallerstein.[4] In België gaat om wetenschappers als Eric Corijn, Erik Swyngedouw en Chris Kesteloot.

De ideeën van Antonio Gramsci vinden weerklank in de analyse van media en internationale betrekkingen, bij zowel marxistische als liberale theoretici.