laatste wijziging: 01-11-2017

215 Parmenides ca 515 v Chr – 440 v Chr

Parmenides van Elea was een Griekse filosoof die tot de presocraten wordt gerekend: hij stelde waarheid en weten tegenover mening en voorstelling.

Volgens Parmenides kom je alleen via de rede echt iets te weten. Zo probeert hij, als één van de eerste rationalisten in de westerse filosofie, met een zuiver logisch-deductieve benadering uitspraken te doen over datgene wat is. De wetten van logica zijn voor hem een “goddelijk” gegeven en kunnen zelf niet meer gefundeerd worden.

Het uitgangspunt van Parmenides is dat de rede leert dat je alleen een Zijn (Grieks: “eon“) kunt denken. Tegenover het Zijnde staat niets, dus ook niet het denken. "Denken en Zijn is één en hetzelfde." Parmenides maakt dus onderscheid tussen onderzoek naar wat is en naar wat niet is. Dat laatste, stelt hij, is onmogelijk. Het Zijn is ruimtelijk; er is dus geen lege ruimte mogelijk, en bijgevolg ook geen beweging, want als een voorwerp zich ergens heen zou bewegen zou daar eerst lege ruimte (een niet-zijn) moeten zijn. Ook worden is uitgesloten: dat wat worden gaat, is tevoren nog niet.

Om aan iets te denken wat niet bestaat [ bijvoorbeeld “een eenhoorn” ] moet men aan iets denken: er moet een bepaald idee in de geest aanwezig zijn, waarschijnlijk het idee van een eenhoorn. Het denken aan een eenhoorn betekent dat de eenhoorn (of het idee van een eenhoorn) in de geest bestaat en daarom kunnen we niet waarachtig zeggen dat eenhoorns absoluut niet bestaan.

Deze redenering draait voornamelijk om twee complexe kwesties:

  1. Wat wordt er hier precies bedoeld met “bestaan”? Wat is het verschil tussen bestaan in de wereld en bestaan in de geest? Dat is het begin van een controverse die in de filosofie steeds weer op zal duiken, met name in het ontologische argument van Anselmus 1500 jaar later.
  2. Wat is het verband tussen gedachten, woorden en dingen? Die discussie begint ook bij Parmenides en heeft bijna alle belangrijke denkers sindsdien beziggehouden en is nog terug te vinden in de belangrijke werken van de 20ste eeuw van bijvoorbeeld Russell, Wittgenstein en Quine.

Omdat Parmenides meende dat denken aan iets dat iets een vorm van bestaan geeft, is het onmogelijk te denken aan iets wat helemaal “niet” is. En dus kan men alleen denken aan dat wat is. Dan volgt het tweede deel van de deductieve redenering van Parmenides, het eerste voorbeeld dat we kennen van formele deductie in de geschiedenis van het westerse denken. Want denken aan iets dat is impliceert het bestaan van iets wat niet is. Als iets groen is, is het niet rood, als iets een mens is, is het niet een hond, een huis is geen wagen, enzovoort. Maar omdat Parmenides met zijn eerdere redenering heeft aangetoond dat claims van niet bestaan onmogelijk zijn, lijkt het erop dat we ook geen claims van wel bestaan kunnen maken. X onderscheiden van Y betekent beweren dat X niet Y is en Parmenides stelt nu juist dat dat onmogelijk is. Logisch gezien kunnen we dus geen onderscheid maken tussen de verschillende dingen in de wereld. Het enig wat we kunnen zeggen, concludeert Parmenides, is dat alles is en dus moet de ware aard van de werkelijkheid – dat wat is – een ondeelbare, homogene, enkele entiteit zijn.

Met een vergelijkbare redenering probeert Parmenides aan te tonen dat ook verandering onmogelijk is. Als men aan iets wat in de toekomst zal bestaan kan denken, dan moet het nu al in de geest bestaan. Als men zich iets uit het verleden kan herinneren, dan moet het in de geest aanwezig zijn op het moment van denken. En dus, zegt Parmenides, zijn ontstaan en verdwijnen een illusie: alles is een, ondeelbaar, onveranderlijk en eeuwig.

Voor de moderne lezer is het duidelijk dat de redenering van Parmenides niet deugt, maar het zou tot de opkomst van de moderne filosofische logica eind negentiende, begin twintigste eeuw duren voordat negatieve existentiële claims duidelijk begrepen werden. Maar afgezien van het historische belang van de eerste overgeleverde poging tot logische deductie, later geperfectioneerd in het werk van Aristoteles, is Parmenides belangrijk omdat hij wees op de moeilijkheden en de logische complicaties die inherent verbonden zijn met het idee van bestaan en met de relatie tussen taal, denken en realiteit.

Parmenides heeft zich niet beperkt tot deze ontologie. Zo heeft hij bijvoorbeeld ook een theorie over de kosmos ontwikkeld, waarbij hij wellicht de eerste is geweest die heeft gesteld dat de aarde rond is. Wellicht heeft Parmenides zijn ontologie niet als de enige weg willen neerzetten, maar vooral willen aangeven hoe problematisch de verhouding is tussen de werkelijkheid en het denken. Parmenides is voor latere tijden belangrijk, niet vanwege de onmogelijkheid van de verandering, maar wel vanwege de idee dat de substantie eeuwig en onveranderlijk is: het ding is datgene wat hetzelfde blijft onder wisselende omstandigheden. Dit zou, om te beginnen met de ideeënleer van Plato, een basisidee worden voor filosofie, psychologie, natuurwetenschap en theologie.