laatste wijziging: 01-11-2017

780b 1904 – 1976 Gehlen

De antropologie van Arnold Gehlen steunt op de resultaten van de empirische wetenschappen en gaat van de mens – dier – vergelijking uit.

Anders dan het dier, dat precies aan zijn omgeving is aangepast en altijd door instinct gestuurd wordt, is de mens biologisch een onvolmaakt wezen. Op grond van zijn onaangepastheid en minder sterke instinct wordt hij in zijn bestaan voortdurend bedreigd. Dit stemt anderzijds echter overeen met zijn openheid naar de wereld waardoor hij het vermogen heeft om te leren. Dankzij zijn reflexief bewustzijn kan de mens de mogelijkheden van zijn bestaan opnieuw vormgeven, door een kunstmatige omgeving, de cultuur, te scheppen. Op grond van zijn gebrekkige instinctmatige uitrusting en openheid naar de wereld ondergaat de mens een voortdurende overvloed aan indrukken en ziet zich daarmee geplaatst tegenover mogelijkheden om te handelen en de wereld te interpreteren, die hij zonder hulp niet aan kan. Veel menselijke eigenschappen en instellingen zijn daarom uit hun verlichtingsfunctie te verklaren, daar ze ordening en identiteit mogelijk maken: daartoe behoren de maatschappelijke instituties of de innerlijke vermogens zoals taal, denken, fantasie.