laatste wijziging: 01-11-2017

780a 1892 – 1985 Plessner

Helmuth Plessner ontwikkelt in zijn werk “De niveaus van het organische en de mens” een op de resultaten van de biologie steunende antropologie.

Hij doet dat aan de hand van een rangschikking van de mens in een trapsgewijze opbouw van het levende. Al het levende kenmerkt zich door zijn positionaliteit, d.w.z. het plaatst datgene wat het bevat tegenover de buiten hem bestaande omgeving waarop het betrokken is en waarvan het reactie ontvangt. Bij de plant is de organisatievorm open, d.w.z. ze integreert haar levenscondities in directe afhankelijkheid van de omgeving. De gesloten vorm van de dieren daarentegen centreert het organisme sterker op zichzelf door de ontwikkeling van organen, zelfbeweeglijkheid, scheiding van het sensorische en het motorische, en het daarmee verbonden centraal orgaan (hersenen). Zijn positionaliteit is centrisch omdat het dier niet uit zijn levenscentrum kan treden. De mens kenmerkt zich door zijn excentrische positie, omdat de mens zich krachtens zijn reflexiviteit tot zichzelf kan verhouden. Er is een drietal aspecten te onderscheiden in de wijze waarop de mens zichzelf begrijpt: als een tastbaar lichaam, als zelf (ziel) in het lichaam en als ik vanwaar uit de mens een excentrische positie kan innemen. Op grond van de distantie die de mens tot zichzelf heeft, is zijn leven een taak, die hij zelf moet realiseren. De mens moet eerst uit zichzelf scheppen wat hij is en is daarom van nature op cultivering gericht en aangewezen. Natuur en cultuur, zintuiglijkheid en geestelijkheid zijn dus bij de mens voortdurend bemiddeld.


TO DO: Biologie versus filosofie uitwerken